Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

32

De Sint Maarten luidde, het was dus nog vroeg genoeg, want ze woonden nu zowat in de kerk. Maar moeder was graag vroeg, ze hoorde het orgel zo graag. Ja, moeder was al klaar. Hans nog niet; hij dàcht van wel, maar hij merkte in de gang, dat hij zijn schone zakdoek boven had laten liggen. Gelukkig maar dat hij 't merkte, want hij was verkouden. Toen hij weer beneden was, stonden ze allemaal op hem te wachten. Maar toen moest vader weer terug, die had z'n portemonnaie binnen op tafel laten liggen. Vader kreeg er een kleur van, want hij had op Hans gefoeterd en hij begreep wel, wat moeder en tante nu van hem dachten. ‘Nou vraag ik je,’ zei moeder lachend, en tante Mien beweerde dat ze allemaal eender waren. Flauw hoor, vond Hans. Moeder zag er mooi en deftig uit. Ze had een donkergroen mantelpak aan en een lichtgroen bloesje met een puntje en haar hoed was ook groen. 't Was een nieuwerwetse hoed, heel klein, je moest er echt aan wennen. Moeder was net een vrouw die op

[pagina 139]
[p. 139]

moeder leek. Hij had een jonge moeder en dat is heel wat waard.

In de kerk was het koud. Moeder, tante en Ans gingen naar de stoelen; vader, Jan en hij mochten van 'n meneer in een luifelbank komen zitten. Je zat daar fijn, luifelbanken waren net kamertjes. Moest je er 's avonds zitten! Elke bank had een eigen lamp! Maar 's morgens zat het er ook jofel en het tochtte er niet óók. Het orgel speelde, het leek wel of de vergulde engeltjes meebliezen. Wat mooi was zo'n kerk. Eerst had je de zware pilaren en daar rustten de spitsbogen op en daarboven waren de smalle, kleine ramen, die tot aan het hoge houten gewelf doorliepen. Achter de pilaren waren de grote ramen. Er viel een beetje zon doorheen en kijk, in de hoogte ook: er lagen bleke kleurvlekken op de muur aan de overkant. Dat was een zonnetje dat ging water halen. Waar ook: die uitdrukking moest hij nog altijd in zijn schrift schrijven: hij had al een heleboel van die gezegdes verzameld. O, daar kwam de voorlezer. Hij begon de wet te lezen en het bijbelgedeelte. De dominee kwam met de ouderlingen. Wat zou zo'n dominee nu bidden als hij op de trap stond? Zou hij dat niet thuis kunnen doen? Hij hield zijn hand aan zijn voorhoofd. Het stond opschepperig. Ze kregen nieuwe buren, net zo iets als een dominee: een godsdienstonderwijzer. Hij was getrouwd en had vijf kinderen. Zou die ook wel es hier mogen preken? Hij heette Cabauw. Een mooie naam. Jan had hem gezien. 't Was net een vis, had Jan gezegd.

Onder 't gebed begonnen Hans' gedachten weer naar zijn eigen rampzaligheid af te dwalen. De dominee bad lang over de zonden der gemeente en Hans kon daar inkomen, de dominee wist nog lang niet alles. De morgenblijdschap vloeide uit Hans weg. De preek was óók naar, 't ging in hoofdzaak over de hel en over de toorn Gods. Over de Here Jezus ook wel, maar die was vooral op aarde gekomen om tot een val voor velen te worden. Zo

[pagina 140]
[p. 140]

begreep Hans het. De blijde boodschap had een heel donkere kant. Dat je nu maar nooit kon begrijpen wat die dominees precies bedoelden, dat ze het nu altijd zo ingewikkeld moesten maken. 't Wàs natuurlijk ingewikkeld.

Duidelijk hoorde hij buiten het blazen op de bazuin. Hans verstijfde van schrik, maar het volgende ogenblik wist hij, dat het een boot op de rivier was geweest: de wind was west. En toch zou het zo gekund hebben. Je zat op school en daar begon het, je was net in een som... Gods liefde is niet onze liefde; zij ontbloeit ook in 't rechtvaardig oordeel over de verdoemden, want Hij kan niet anders dan Zichzelf liefhebben. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen...

Vader zat ernstig te kijken, hij was vol aandacht. Jan zat rustig achterin zijn psalmboekje te lezen. Even keek Hans naar de man vóór hem: de man zat te slapen. Hoe konden ze allemaal zo doen! Hij kon wel schreeuwen van ellende. Had God de mensen dan niet lief! Had hij dat dan altijd verkeerd begrepen? Hoe kon God naderhand gelukkig zijn, terwijl Hij wist, dat er een hel vol jammerende mensen was? Eeuwig, er kwam geen eind aan. Hij zou er ook bij zijn.

 

Ze waren thuis. Hans trok zijn jas uit. O, hoe gezellig zou 't nu kunnen wezen. Zondags woonden ze in de voorkamer, die tegenwoordig vaders werkkamer was. 't Was er heel anders dan achter. Je had er de boekenkast en het bureau en op de kast stond de globe en er hingen etsen en ook een paar reclame-platen, affiches, die vader mooi vond. Je kreeg koffie met cake en alles was feestelijk. Hans voelde er wel iets van, maar het ware geluksgevoel was toch weg. Vroeger had hij nog een kans gehad, nu niet meer. O, gingen die gedachten nu maar es een uurtje weg. Eén uur zoals vroeger zijn. Hij wilde plotseling naar de achterkamer, omdat hij daar dan verder van

[pagina 141]
[p. 141]

het vervloekte boek af was. Hij werd misselijk van de gedachte aan het boek. Dat zulke boeken gedrukt konden worden! Zou de schrijver niet wanhopig zijn geweest toen hij het schreef? Bunyan was toch een echte gelovige geweest, iemand die veel van God hield. Kon hij het boek maar verbranden, kon hij het maar in stukken trekken. Niet dat het wat gaf. Stel je voor dat Jan het las! Jan! Stel je voor dat al vaders en moeders kinderen door het boek verloren gingen!

Vader ging in de leunstoel naast het raam zitten. Moeder kwam binnen, ze had haar nieuwe hoed nog op. Voorzichtig deed ze haar manteltje uit, maar ze bracht het niet weg. Ze was zenuwachtig.

‘Henk, nu moet je niet boos worden, maar ik ga niet meer naar die Scharing toe, ik wil jullie en mezelf niet door die man laten vergiftigen. Is dat nu een manier van preken? 't Lijkt wel een verhandeling over de hel. Is dat nu evangelie? Wat hebben de mensen daar nu aan gehad? Als ik denk aan de tobbers die op aarde zijn, word ik er koud van.’

Vader schrok een beetje. Hans keek naar moeder. Toen ze weer verder ging, had ze kleurtjes op haar wangen. ‘Als ik niet beter wist, zou ik moeten geloven, dat God welbehagen had aan 't verloren gaan van de mensen. 't Is toch treurig, dat onze godsdienst... Is dat nu van Christus getuigen?’

‘Gré, zeg zulke dingen in elk geval niet waar kinderen bij zijn.’

‘Ja, dat doe ik wèl, juist wel. Ze mogen best weten, hoe moeder er over denkt Ze hebben het toch zeker ook gehoord? 't Is vergif, dat zeg ik je. Ik heb het in het... in het gesticht anders leren zien en dat heeft me beter gemaakt en nu wil ik m'n kinderen in elk geval daarvan laten meedelen.’

Vader zei, dat Gods rede hard om te horen was, maar het maakte geen indruk op Hans. Hij keek naar moeder.

[pagina 142]
[p. 142]

O, wat moest moeder veel van de Here Jezus houden; ze zou anders nooit zo tegen vader in durven gaan. En ze deed het om haar kinderen, om hem ook. Zou het kunnen, dat ze het beter wist dan die dominee? Ging het dan niet allereerst om de uitverkiezing?

Ook moeder gaf vader geen antwoord. Huilend bijna en met het groene manteltje tegen zich aangedrukt, zei ze: ‘We leven zo weinig in Christus. 't Lijkt soms wel of onze godsdienst niets met Hem te maken heeft.’

Tante Mien kwam binnen. ‘Pas op je jasje, Gré. Henk, je vrouw wordt jong opnieuw. Zouden jullie eerst maar niet es koffiedrinken?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken