Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeder Lysbeth (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeder Lysbeth
Afbeelding van Moeder LysbethToon afbeelding van titelpagina van Moeder Lysbeth

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.49 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeder Lysbeth

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

III. Het beenderen kruis.

Tone zag door de spleet der deur Lysbeth naer de huizinge sluipen, en als eene nare schim by het twyfelachtige licht der maen voortglyden, maer wat zy daer aen de voordeur doen wilde, kon hy zich niet voorstellen.

Korts nadien legde de jongman zich te bed, en begon na te denken over alles wat Lysbeth hem gezegd had; hy deed zynen geest, die aen 't denken weinig gewoon was, het grootste geweld aen, om te doorgronden hoe of Lysbeth het aenleggen zou om een reeds besloten huwelyk te verhinderen en hem tot echtgenoot van het schoone Netjen te maken. En, hoe hy ook dacht en herdacht, kon hem de mogelykheid van goedgelukken in eene dergelyke onderneming niet klaer voor den geest komen.

Hy zag evenwel in het verschiet, 't verlokkende beeld der fortuin! eene bekoorlyke vrouw! eene ryke pachthoeve! - En hy vroeg zich zelven af: Wie zou het niet wagen!...

[pagina 19]
[p. 19]

Tone was, in den vollen zin des woords, een onbeschaefd, een onopgevoed mensch. Tot het bereiken van den mannelyken ouderdom was hy by moeder Lysbeth gebleven, had met haer van hoeve tot hoeve gebedeld, en zyn hart was nooit door zedelykeu invloed aengeroerd geworden. De levenswyze zyner jeugd had hem de gewoonte van twee duidelyk afgeteekende hoedanigheden gegeven: eene volkomene gevoelloosheid van opregten eerbied of menschelyk opzicht, en eene schynheilige, of eerder onbegrepene, onderwerping, die geen ander doel had dan het krygen. Zoo streelde Tone zyne meesters om geerne gezien te worden, om voordeelen te genieten; even als een hond streelt om eten te krygen.

Pligtbesef zou men te vergeefs in dit onverzedelykt hart gezocht hebben.

Tone sliep van dien ganschen nacht niet gerust. Zyn aengehitste geest dobberde van het eene onderwerp op het andere, en schoon niets hem helder voorkwame, was het hem evenwel eene beslotene zaek dat hy alles aenwenden, alles wagen zou wat moeder Lysbeth hem voorschryven kon, om zich het lieve Netjen, met haer schoon bezit, toe te eigenen.

Dat Lysbeth willens was booze plannen uit te voeren, daer was hy zeker van; maer in zyne vast genomen besluiten week hy daer niet voor terug. Immers welke kiemen van deugd konden zich in dit ruw hart tegen de trillende kracht der hebzucht verzetten! welk gevoel van regtschapenheid kon zegevieren op eene ziel, waerin alle kwade neigingen zich van jongs af vry ontwikkeld hadden?

Vóór de morgend aenbrak, stond hy van zyne slaepstede op, voederde zyne peerden, kuischte zyne stallen op en bemerkte met verwondering dat er binnen in huis eene buitengewoone bedryvigheid gaende was.

[pagina 20]
[p. 20]

Toen de meiden, des morgends al vroeg, opgestaen waren om de koeijen te melken, hadden zy hy het openen der voordeur de menschenbeenderen kruiswyze op het plankier vinden liggen, en, in hare overgroote aendoening, hadden zy seffens het geheele huisgezin gewekt om het schrikkelyke voorval kenbaer te maken.

Ziedaer waerom de baes, de bazin, Netje en de meiden zoo druk om en weêr liepen en er zoo verslagen uitzagen, toen Tone op het voorhof werkte.

Het dient geweten dat een kruis van menschen-beenderen, voor eene huisdeur gevonden, destyds als een onbetwyfelbaer voorteeken van nakende, en schrikkelyke rampen door de vlaendersche buitenlieden aenzien werd. Zy beweerden, met bygeloovige openhartigheid, dat, in zulke gevallen, de Alwyze eenen eeuwigen geest afzendt om dit kruis te leggen en de menschen tot boetveerdigheid aen te wakkeren.

Dien ten gevolge moet het ons geenzins verwonderen dat dit voorval het geheele huisgezin in rep en roer bragt.

Pachter Jambers voelde zich niet beter dan iemand anders in staet om by zulke gelegenheid gerust te blyven; de man was gansch verslagen toen hy het kruis voor zyne deur liggen zag.

De bazin was nog veel heviger aengedaen; de arme vrouw kermde en weende overluid, terwyl zy hunnen ondergang onfaelhaer naby zag.

Netjen, die veel minder dan hare ouders de beduidenis van dit geheimzinnige teeken verstond, weende met hare moeder, zonder nogthans te beseffen wat invloed zulk noodlottig voorval op hare toekomst hebben moest.

Tone had intusschen van de melkmeiden vernomen wat er gebeurd was, en toen hy naer de keuken ging om het vroegstuk te nemen lagen de beenderen nog op het plan-

[pagina 21]
[p. 21]

kier. Niemand vermeet het zich die aen te raken. Maer Tone begreep nu waerom Lysbeth langs henen den muer weggeslopen was.

- Baes, wil ik die noodlottige beenderen van kant helpen en ze te avond naer het gewyde kerkhof brengen? vroeg Tone zynen meester dienstwillig af.

- Ho, Tone! sprak de onstelde man, zoudet gy durven, jongen!

- Ja toch, baes; hernam Tone, ik zal eerst een goed gebed zeggen en dan zal het toch zoo erg niet vergaen.

- Goed, brave jongen, streelde de meester, delf nu die noodlottige beenderen in den grond en breng ze te avond naer het kerkhof; dit zal ons met God verzoenen.

Tone nam eene spade, dolf de beenderen in den grond, en als hy weêr in de keuken kwam, zaten de bazin en Netjen nog om het hardst te weenen en te snikken.

- Tone, sprak de meesteresse met weemoedige stem, gy zyt een goede jongen, gy zult met ons bidden om de wrekende hand des Heeren van ons af te wenden....

- Ja wel, bazin, antwoordde Tone schynheilig, wy zullen vuriglyk bidden; maer getroost u, bazin, het zal toch immers zoo slecht niet gaen, gy zyt brave lieden, en ik weet niet waerom...

- Niet waer, jongen, viel de flauwhertige vrouw hem snikkend in de rede, op de twaelf jaren dat gy ten onzent woont, hebt gy nooit gezien dat wy onze christelyke pligten verzuimen, of iemand eenigerwyze nadeel zoeken toe te brengen; wy gaen als goede christenen ter kerke, wy deelen den armen van onze vruchten mede en wy bidden voor onze naesten gelyk voor ons eigen zelven!

- God zal u sparen, bazin, troostte haer de huichelaer, en hy voegde er geheimzinnig by: misschien is dit maer eene waerschuwing voor een kwaed dat gy in het vervolg zoudet kunnen begaen...

[pagina 22]
[p. 22]

- Zoudt gy denken, jongen?... zou het wel zoo.....? maer welk kwaed zouden wy willens zyn te begaen... ik kan maer niet veronderstellen.... De vrouw dacht na, begreep niet hoe het zou mogelyk wezen dat de Algoede de menschen tot kwaed zou aenspooren, of voorop waer schuwingen voor onbedrevenkwaed zou overzenden, toen haer eensklaps eene gedachte scheen te treffen en zy als verpletterd uitriep:

- Myn God! o ja!.... en de eenvoudige moeder weende smartelyk.

De knecht troostte haer nog, zeggende:

- Wy zullen bidden en smeeken, bazin, om het kwaed af te keeren en God zal medelyden hebben; hoop maer, bazin, hoop maer, God is zoo goed....

En de schelm ging de keuken uit, terwyl hy eenen onuitlegbaren blik op het lieve Netjen wierp, die in eene biddende houding voor het Christusbeeld zat; hare in tranen polzende oogen waren hemelwaerts gerigt, hare tengere blanke handjens lagen op hare hygende borst gevouwen, en hare roode lippen beefden van aendoening.

Intusschen was het volop licht geworden; de daglooners kwamen naer de hoeve; de baes gaf zyne bevelen; iedereen bemerkte dat er iets huitengewoons voorgevallen was, doch niemand wist er den onderband van te raden. De pachter had aen Tone en aen de meiden bevolen er geen woord van te spreken, en zyne vrouw en dochter getroost met de hoop dat alles nog zoo slecht niet zou afloopen, en dat men intusschen vast op de regtveerdigheid des Allerhoogsten betrouwen zou.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken