Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeder Lysbeth (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeder Lysbeth
Afbeelding van Moeder LysbethToon afbeelding van titelpagina van Moeder Lysbeth

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.49 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeder Lysbeth

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

X. Het zieke meisjen.

Even als, na eene geweldige stormvlaeg in de heete zomerdagen, de bloemen in den tuin met neêrhangenden hoofde schynen te treuren en het te voren zoo frische loover er slens en geknakt uitziet, zoo ook zag er op de hoeve Jambers alles treurig en afgetrokken uit.

De pachter liep, als uitzinnig rond; nergens kon de man ruste vinden; dan weêr stond hy op den boomgaerd uren lang strak voor zich ten gronde te staren; dan weêr scheen eene inwendige stem hem tot zich zelven te roepen en dan stapte hy, met tranen in de oogen voort, terwyl hy stamelde: ‘Myn kind!... myn ongelukkig kind!...’

De pachterse zat in de slaepkamer by de sponde van hare dochter, die koortsig en bywylen raeskallend op het bed uitgestrekt lag.

Die menschen waren nu zeer diep ongelukkig, ja, werden door angst en grievende smart gefolterd, en niet eens kwamen zy op de gedachte om de oorzaek hunner

[pagina 50]
[p. 50]

schrikkelyke rampen door de rede te peilen!... Niet eens vroegen zy zich af of hun lyden wel van God, van de regtvaerdige, van de liefderyke Algoedheid zou komen!... Niet eens bedachten zy dat daer wel kwade menschelyke bemoeijingen konden onder schuilen!... Neen, dit dachten zy niet!... Zy hadden eens als waerheid opgevat dat hunne betrekkingen met den pachter van de Meerhoeve oorzaek hunner rampen waren en nu bestond er voor hen geene andere reden hunner tormenten, dan het ontworpen huwelyk tusschen hunne dochter en den zoon eens mans, dien zy tot dan toe geacht en bemind hadden, maer die nu in hunne oogen, sinds de onheilsvoorspelling, een brandstapel der hel was geworden.

Waertoe de wanbegrippen, die door het fanatismus de grondbeginsels der liefderyke leer des Heilands vervangen, het zwakke menschdom leiden kunnen, en wat al onheilen zy op de samenleving halen, is onberekenbaer. Het kwaed dat door het bygeloof op de wereld gesticht werd, is te verschrikkelyk om bedacht te worden! Van afschrik moet men terugdeinzen als men een bygeloovig hart peilt en ziet waertoe het bekwaem is! In de ziel, waer bygeloof huist, blyft geene plaets voor reine gevoelens meer over; daer is alles wanbegrip, daer loopt alles op een punt te samen, daer is alles doodsch en plomp fanatismus!... De rede is tot den laegsten graed verlamd; het begrip van regtvaerdigheid, van menschelykheid, van goddelyk gevoel is in dommen haet, in afschnwelyken nyd verkeerd!... De bygeloovige mensch spreekt in zyn gebed tot den Albestuerder van broederlykheid, van christenliefde, en om diezelfde broederlykheid zou hy zyne broeders onmeêdoogenlyk vermoorden! Om die zelfde christenliefde dooft hy alle gevoel van christendeugd in zyn hart uit en verloochent hy de edele

[pagina 51]
[p. 51]

bestemming, waertoe hy door den Almogenden Schepper geroepen was!... Geloof is zaligende liefde - fanatismus is doodende haet!......

Het meisjen was, na eenen hevigen aenval van koorts en raeskalling, in eenen zwaren slaep gevallen en scheen nu tamelyk gerust.

De moeder zat immer met haren roozenkrans in de hand voor de herstelling van haer kind te bidden.

Pachter Jambers trad sprakeloos met het hoofd op de borst de slaepkamer binnen en beschouwde zyn kind, dat daer, bleek als een lyk, voor hem op het bed lag.

- Johannes, sprak hem de pachterse halfluid aen, wy zullen moeten de plegtige gelofte doen nooit meer met booze menschen in aenraking te komen, zoo kunnen wy ons nog met God verzoenen...

- Het is waer, vrouw, wy hebben wel zeker misdadig gehandeld met ons kind in huwelyk te willen doen treden met Karel van de Meerhoeve. De zegen Gods kan by die menschen toch niet meer huizen; de pachter heeft die schoone hoeve byna voor niets gekocht van lieden, die ze geroofd hadden en dit kan hem nu toch niet regtveerdig toebehooren; en wat meer is de pachter is een diep geleerd man, die alles te lezen en uittecyferen weet en men zegt dat hy....

- Nu Johannes, onderbrak de vrouw, wy zullen hier by het ziekbed onzer dochter beloven nooit meer met zulke goddelooze lieden in betrekking te komen, er zelfs niet meer van te spreken of ze te vernoemen.

- Ja, vrouw, dat zullen we, stemde Jambers toe.

En de beide eenvoudige zielen bereidden zich om den Algoeden door eene ydele bezweering te tergen, toen hunne aendacht op hunne dochter werd getrokken door de hevige bewegingen, welke zy maekte.

[pagina 52]
[p. 52]

Het zieke meisjen kwam tot haer zelven en de weinige rust, welke zy genoten had, was voldoende geweest om hare krachten eenigzins te herstellen.

Zy zag hare ouders eenige stonden met verbaesheid aen, wreef zich de oogen, scheen hare herinneringen in te roepen en vroeg dan:

- Zou Karel nu nooit meer ten onzent komen?

- Houd u gerust, myn kind, suste de moeder, en, vervolgde zy, om godswil, spreekt dien naem nooit meer uit.

- Zou myn huwelyk dan in de aenstaende lente geene plaets hebben? vroeg het meisjen op denzelfden toon.

- Uw huwelyk! uw huwelyk met Karel! gilden te gelyk de vader en de moeder, dit huwelyk zou de vermaledyding des Heeren over ons trekken!....

Het meisjen sparde hare verglaesde oogen wyd open, rigtte zich op hare huik en smeekte met bevende stemme:

- Ho! ik zou Karel dan niet meer zien! ik zou hem niet meer mogen beminnen! o, myn God, laet my dan sterven!....

En zy viel met eenen yslyken gil op haren hoofdpeluw neder.

Een nieuwe aenval van koorts overviel haer.

De ouders stonden by dit voor hen zoo hartscheurende tooneel, en wisten geenen raed voor hun rampzalig lot!

Hun ziek kind lag daer in doodsgevaer!.... zy vroeg nog naer Karel!.... dit moest de wrekende hand nog geweldiger wapenen!.... het geheele dorp zou hun ongeluk kennen!... wat zou de pachter van de Meerhoeve over hen denken!

Die en andere wanhopige denkbeelden vlogen hun te gelyk door den geest, zonder dat zy nogthans naer den minsten maetregel uitzagen om zich te redden!....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken