Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeder Lysbeth (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeder Lysbeth
Afbeelding van Moeder LysbethToon afbeelding van titelpagina van Moeder Lysbeth

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.49 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeder Lysbeth

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

XIII. Het tooverding.

Op de noordzyde van het dorp, aen den voet eens heuvels, die met uitgestrekte boschlanden omringd was, stond eene armoedige hut; zy was uit boomtakken saemgetimmerd, met riet doorvlochten en van buiten met eene ruwe laeg kleem bestreken.

Dit ellendige verblyf, verre van alle andere huizen afgezonderd, was de wooning van moeder Lysbeth, de oude bedelaresse.

Sints hare jeugd huisvestte zy daer, en het was ook daer dat Tone, de peerdeknecht van Jambers, tot zyne achttien jaren door haer opgebragt werd.

De deur bestond uit twee oude vermolmde planken, die niet zoo als de gewoone deuren op yzeren spillen draeiden, of aen leenen hingen, maer die met twee lederen schoenzolen aen eenen styl vasthielden. Een bodemlooze boterpot diende tot boveneinde der schoorsteenpyp, en een put in den grond, met eenige ruwe zavelsteenen omzet, maekte den vuerhaerd uit.

[pagina 66]
[p. 66]

In den eenen hoek lag een hoop lompen op eenen bundel strooi; dit was de nachtelyke rustplaets der oude. In den overstaenden hoek stond eene oude ton; die diende tot eetschappraei aen de zonderlinge bedelaresse. Een viervoetlange tronk was in zitbank herschapen en het onderste eens boomstams maekte eene gerieflyke tafel. Van huisraed was de oude Lysbeth al niet veel beter voorzien dan Diogenes; al het keukengerief dat men by haer ontwaerde was het noodige tot bereiden van koffy, en onder in de ton stond eene brandewynflesch.

Lysbeth zat by een vuer van sprokkelhout, dat zy kosteloos uit den bosch kapte, zich te warmen. Zy morde binnen 's monds:

- Zal die domkop dan van avond niet komen? Ik doe alles voor zyn geluk... en hy schynt als een bloodaerd terug te wyken!... Maer, om het even - zoo prevelde zy voort - ik zal my toch wreken! God verhoede het dat dit kettersjong het meisjen hebben zou!... en, voegde zy er geheimzinnig by, ik moet voor Tone toch iets doen; zyne moeder, God wil hare ziel hebben! was toch een goed mensch, zy heeft my nog wat achtergelaten... zy had het, wel is waer, gestolen, maer het was van den afgod, die haer verleid had, en, zoo is dit geld toch zuiver genoeg voor my...

Zy stond regt, stak eene spie voor de deur en schudde haren rokzak uit op den boomstam, die haer tot tafel verstrekte; zy telde een dertigtal oordjens; de kroon van vrouw Jambers had zy in eenen ouden lap gewonden.

- Stoppen wy dit in den spaerpot! mompelde zy met voldoening....

En zy ligtte onder haer strooileger eenen zwaren steen op; vervolgens haelde zy uit eene holte eene aerden kan op, welke zy op hare bloktafel plaetste; en, met de hand

[pagina 67]
[p. 67]

in den pot roerende, deed zy eene menigte geldstukken herhaelde malen tegen elkander rammelen.

De grynslach, welke die handeling begeleidde, ware niet te ontleden.

Eene helsche voldoening, waer eene duivelsche begeerlykheid doorstraelde, en waerop eene bedreigende tint lag, teekende zich op Lysbeths oud verrimpeld aengezicht; vervolgens streelde zy haren schat, even als eene leeuwin, die hare jongen streelt en den jager schynt uit te dagen.

Zy boog de kan naer het vuer, wierp eenen blik op het geld en stopte den spaerpot weêr onder hare legerstede, terwyl zy zegde:

- Een goede dag.... eene kroon.... dertig oordjens.... en zy wreef zich de handen, terwyi zy zich weder by het vuer plaetste.

Op dit oogenblik hoorde zy iemand op den voetwegel.

Lysbeth sprong naer de deur, trok de spie af, en plaetste zich in hare vorige houding.

Tone trad binnen.

- Ha! gromde de oude, zyt gy daer! 't is nu wel tyd; gy kruipt naer uw geluk, gelyk eene slek naer hare dood!... Moest gy my missen... maer, dit verhoede God!.. want gy zyt maer een bloodaerd! een zonderhart!....

- Wel, moeder Lysbeth, ik heb my gespoed zooveel als ik kon, zei de jongman, terwyl hy met het averegtsche van zyne hand over zyn voorhoofd wreef, als om te doen gelooven dat hy zweette.

- Ha, nu, wel, hernam Lysbeth, terwyl zy iets uit haren zak haelde. Ziehier, zoo vervolgde zy, ziehier den schat! het tooverding dat u tot eenen ryken pachter moet maken en u de jonge schoone lot vrouw moet beschikken.

Dit zeggende toonde zy eene streng fyn blond hair.

- Ziel gy het? vroeg zy den gapenden Tone, dit is

[pagina 68]
[p. 68]

toch van het lieve meisjen; aen dit pand zoudt gy nooit geraekt zyn, want gy zyt te bloode, te harteloos!.... maer.... ik zal u leeren!....

Tone bezag den hairvlecht met eene dwaze uitdrukking van genoegen en wreef er eens zyne ruwe hand over zeggende:

- Oh! wat is dat zacht, en hy grynsde als of hy lachen wilde.

- Hebt gy de noot in tweëen gedaen? vroeg Lysbeth.

- Ja, ja, zie, antwoordde Tone, en hy haelde de doorgezaegde noot uit zynen vestzak.

- Nu, geef hier, gebood de oude.

Zy nam de twee halve noten, griffelde er met den punt van een mes eenige geheimzinnige teekens op, bond vervolgens de noot weêr toe met den vlecht van het zachte blonde hair, en wond er kruiswyze eenen band van Tones rossen paerdenborstel over, dan maekte zy nog eenige tooverteekens over de noot en sprak:

- Kom! volg my!...

En zy geleidde Tone tot verre in het bosch, tot by den tronk eens weeligen eikenbooms.

- Daer, sprak zy, klim daer op, en hang dit krachtvolle tooverding aen eenen tak, boven in de kruin. De liefde van het meisjen zal voor u aengroeijen naermate de tak zich ontwikkelen zal.

Tone klauterde op den boom en maekte de noot in diervoegevast, dat men ze van beneden niet bemerken kon.

- Goed zoo, sprak de oude na die domme verrigting, ga nu weêrom naer de hoeve en laet geene gelegenheid voorbygaen om uwe liefde voor het meisjen te laten blyken... Vooral, wees niet bloode!... hoort gy! die niets waegt, heeft niets!.. Ga!

Tone stapte het bosch door, en Lysbeth lag korts nadien op haren strooizak onder hare vodden te slapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken