Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat een meisje vermag (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat een meisje vermag
Afbeelding van Wat een meisje vermagToon afbeelding van titelpagina van Wat een meisje vermag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat een meisje vermag

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

VIII.
Het ideale der liefde.

Op den avond toen Nella met verontwaerdiging gezegd had dat Willem haer beleedigde met haer te beminnen en haer uit hare ellende te willen helpen, was de goedhartige, de opregte jongeling als verpletterd en bewusteloos voor de deur der arme wooning lang blyven staen.

Willem was een dier menschen, welke, met eene gevoelige ziel begaefd, het stoffelyke door het zedelyke onderdrukken. Zich schoone beelden voor den geest spiegelen, troostende vooruitzichten koesteren en zoo met ideale genietingen zyne ziel streelen, dit was zyn hoogst geluk.

Aen vrouwenliefde had hy wel gedacht, ja meermaels gedacht. De liefde der vrouw scheen hem de kracht te zyn waerdoor den mannenmoed hoeft geschraegd te worden; het kwam hem voor dat de vrouw op aerde geplaetst is om door hare zachtere geaerdheid, door hare fynere gewaerwordingen den man in zyne teugellooze driften te temperen, om door hare liefde het bestaen des mans te

[pagina 71]
[p. 71]

verzedelyken, te veredelen. Zoo was de heilige zending, welke hy in zyne dichterlyke verbeelding der vrouwe op aerde toeschreef, en by het bedenken dier engelachtige zending was zyn geest steeds in het ruime, in het beeldryke gebleven, tot dan toe had niet eene vrouw aen de inspraek van zyn hart kunnen beantwoorden. Een ideäel beeld was honderdmael voor zynen geest verschenen; telkens dat hy aen de toekomst, aen bestaen, aen aerdsch genieten dacht, verscheen die beeldenis voor hem; de oogen zyns geestens bewonderden hare overschoone vormen; hy bespeurde hare zachtmoedige trekken; hy hoorde hare verrukkelyke woorden; hy voelde zyne ziel met de ziel dier ideale vrouw versmelten!

En evenwel had Willem tot dan toe nooit eene vrouw met liefde bejegend; zyn geest die zoo menigmael in het idealische beschouwen der vrouw het zaligste genot had gevonden, had zich nogthans nooit ernstig in wezenlykheid op eene aerdsche vrouw kunnen vestigen.

Hoe kwam zulks?

Mejuffer de Wallin, die men hem tot echtgenoote beschikte, was nogthans jong en schoon, hulpsch en ryk. Zóó schitterend was de party dat Willem, die een knappe jongman mogt genoemd worden en eene schoone fortuin bezat, welke hy zuiver de zyne noemen kon, voor de oogen der wereld aen Mejuffer de Wallin eenen goeden slag zoude gedaen hebben.

Waerom dan liet die jongeling, welke zoo gansch tot beminnen gestemd scheen, en eene zoo schitterende rol door zyne betrekkingen, door zyn talent, door zyn vermogen in de wereld spelen kon, waerom, vragen wy ons af, liet Willem zich door de bekoorlykheden der pracht en fortuin niet medeslepen?

Omdat Willem met zyne verfynde ziel, met zyne dich-

[pagina 72]
[p. 72]

terlyke gemoedsgesteldheid sinds lange in zyne droomeryen dit beeld had ontwaerd, waerop, als op een algemeen straelpunt, al de uitvloeisels van zyn hart brandend te samen liepen, en omdat hy rusteloos moest voortdroomen, rusteloos zyne hoop op de toekomst moest ideäliseren tot dat eens zyne stoffelyke oogen het beeld zouden aenstaren dat zoo menigmael de oogen zyns geestes bekoord had.

Op de wandeling langs henen de murmelende beek der Vallée de Josaphat, in de bleekmeerschen van Schaerbeek, had dit wezenlyke beeld nu zyne oogen getroffen! Hy had het ideale thans in aerdsche vormen gezien! De wezenlykheid was voor zynen geest verschenen!... Hy had Nella, de schoone jonge vrouw, onder de eenvoudige kleeding van een nederig waschmeisjen ontmoet!...

Op dit oogenblik was hy te zeer door de hevigheid zyner aendoeningen verpletterd geweest, om zich zelven rekenschap over zynen toestand te kunnen geven; alles was verwarring in hem... Eerst lang nadien, kon hy de toenadering der omstandigheden in zynen geest maken; na zynen vriend Alfried verlaten te hebben, was het kalmer in zyne ziel geworden, en van dan af ook was het hem eene vast beslotene zaek dat het voorwerp zyner droomen, dat hy het bekoorlyke meisjen weêr opzoeken zou, dat hy haer zou spreken!... dat hy haer zou bewonderen!... dat hy haer zou beminnen!... Met één woord, van dit oogenblik af, was het ideale eene wezenlykheid geworden, en zyn bestaen scheen hem voor immer aen die wezenlykheid verbonden te zyn!...

En nu, nu hy voor die wezenlykheid stond, nu hy die wezenlykheid bewonderde, nu hy die verrukkelyke vrouw met al de vurigheid des harten beminde! nu verstootte zy hem!... nu achtte zy zich beleedigd door zyne liefde! nu versmaedde zy zyne hulp!...

[pagina 73]
[p. 73]

De hoogere bestemming... de inspraek zyner ziel was dan eene logen!... En het was nogthans zy, zy de ideale vrouw, met welke zyne ziel zoo dikwyls het heil der geesten-sympathie had gesmaekt!... En nu, nu dacht zy niet zoo als hy! nu waren hare gevoelens niet eenstemmig met de zyne!... nu was alleen het uiterlyke waer!...

‘O, Cahos van verwarring, stamelde Willem, toen hy na eene lange pynlyke verslagenheid voor Nellas wooning weêr tot zich zelven kwam, hoe zeer had ik my bedrogen!...’

En de jongeling slenterde, als zwymeldronken naer zyne wooning; hy legde zich afgemat en moedeloos te bed en gaf vryen loop aen den stroom van woelige denkbeelden die zynen geest bestormden.

Wat er binst den volgenden nacht, die slapeloos en langzaem voor Willem verstreek, in den geest des jongelings omging, zullen de zulken, die, als hy, eene verfynde, eene dichterlyke ziel hebben, beter kunnen bevroeden dan eene pen het zou kunnen schetsen.

Maer zou het meisjen, dat het voorwerp zyner zoo levendige begeestering was, dan wel inderdaed ongevoelig voor zyne liefde gebleven zyn? Zou hare ziel onbekwaem wezen de gevoelens der zyne te begrypen? Was Nella dan enkel het uiterlyke beeld zyner ideale vrouw, bezat zy slechts de vormen en niet de ziel van het wezen dat met hem in de eeuwige bestemming vereenzelvigd scheen?

Neen. Nella bezat ook de ziel, de reine ziel die Willems ziel in de eeuwige geestenverwantschap bekoord had; Nella was ook met het verfynde gevoel begaefd dat Willems hart streelde; Nella was wel wezenlyk de vrouw, die in 's jongelings verbeelding zoo klaer, zoo duidelyk afgeschilderd stond!

[pagina 74]
[p. 74]

Maer Nella had een' ouden vader; Nella had eene jongere zuster; Nella was door het noodlot reeds zoo pynlyk beproefd geworden; Nella had van hare vroegste jeugd af by ondervinding moeten leeren dat er toch zoo vele ondeugd, zoo veel laeghartigheid in de wereld bestaet, dat er toch zoo vele booze menschen gevonden worden!...

Wat al zwoegen, wat al opofferingen had het haer reeds gekost om haren vader, om hare zuster voor gebrek, voor honger en koude, voor schande vry te houden!... Hoe menigen nacht had zy reeds slapeloos aen dien arbeid doorgebragt! Wat overvloedige tranen had zy reeds geweend toen zy aen de toekomst dacht!... Hoe levendig stond haer nog hunnen toestand op het Dorp voor oogen! hoe pynlyk zag zy nog haren broeder sterven!... Hoe grievend brak haer nog het hart toen zy aen hare brave, zalige moeder dacht!...

En hoe kon zulk een meisjen het hart tot liefde stemmen? Hoe kon Nella geloof aen Willems min hechten? Hoe kon zy vertrouwen stellen in een jongman dien zy niet kende?...

Willems trekken waren haer nogthans, van de eerste mael dat zy hem in de weide had ontmoet, levendig voor den geest gebleven; Willem had nu by de tweede ontmoeting op haer eenen indruk gemaekt, dien zy nog nimmer by den aenblik eens mans had gevoeld.

Maer hare pligt! hare kinderlyke zending!...

By dit besef trachtte zy den jongeling te vergeten, en zich geheel en al aen de liefde voor haren gryzen vader toe te wyden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken