Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat een meisje vermag (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat een meisje vermag
Afbeelding van Wat een meisje vermagToon afbeelding van titelpagina van Wat een meisje vermag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat een meisje vermag

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

IX.
Wat Willem in plaets van zyne liefde stellen wou.

Eenige dagen waren sedert het bal van Tivoli reeds verloopen.

Willem was sinds den noodlottigen avond, waerop het hem toegeschenen had dat Nella zyne liefde versmaedde, neêrslagtig en ziekelyk; hy verliet zelden zyne kamer, enkel by zeer schoon weder deed hy eene wandeling in den hof, en meende verzachting te vinden by het lieflyke aenschouwen der weelige planten en gewassen; maer wat hy ook al aenwendde om zich op te beuren, wat hy ook al verzinnen mogte om rust te vinden, alles was en bleef vruchteloos.

Van dag tot dag werd hy bleeker en magerder; elken dag was zyne ademhaling benauwder, stond op stond verergerde zyne kwael.

Ontmoediging, teleurstelling, verzwakking der morele kracht kan het gansche leven des menschen vergallen.

De jongeling kon zyne ziel aen niets meer boeijen; zelfs niet aen het schoone, dat voorheen zyn geheel bestaen

[pagina 76]
[p. 76]

overheerschte; alles kwam hem walgelyk, kwam hem afschuwelyk voor; de draed van hoop, die hem voorheen in zyne onschuldige eenvoud, elken opkomenden dag lachend te gemoet liet zien, lag nu verbroken.

De hoop des twyfels zelve had hy nu verloren. Hy hield voor vast dat zy hem wel degelyk, op kalmen en beraden toon, had verklaerd dat er geene liefdebetrekkingen tusschen haer en hem konden bestaen! en dan nog, ware hare ziel zoo als de zyne gestemd geweest, hadde er wezenlyk sympathie tusschen beiden bestaen, die ontvlamming, die versmelting van geneigdheden hadde zich by haer, zoo als by hem, plotseling en zonder wederhoudenheid moeten veropenbaren!

Doch, kon zy zyne liefde niet beantwoorden, kon zy hem niet door wedermin den gelukkigsten der menschen maken, was dit wel hare schuld?... Mogt hy haer wel zyn lyden toeschryven?... en haer?... o neen, hy zou haer evenwel redden, hy zou haer in hare ellende ter hulpe komen! Dit zou hem gerust stellen! dit zou hem zyne kalmte weêrgeven!...

Hy besloot dus de noodige inlichtingen nopens de verlatene familie in te winnen om de vrouw, welke hy nu nog in weêrwil zyner overtuiging, beminde, op aerde gelukkiger te maken.

Zoo dacht Willem terwyl hy op zyne kamer voor het vensterraem zat en onbepaeldelyk zyne blikken over den hof liet dwalen.

Een knecht klopte aen de kamerdeur, trad binnen en sprak:

- Mynheer Willem, de waschvrouw, welke gy heden morgend verlangdet te spreken, is daer beneden; wat hoef ik haer te zeggen?

- Zy trede binnen, Anthoon, antwoordde Willem. De knecht ging heen.

[pagina 77]
[p. 77]

Eene vrouw van ongeveer veertig jaren bood zich by Willem aen.

- Mynheer, sprak zy eenigzins verlegen, gy hebt my laten roepen, het is welligt omdat het waschgoed van verleden week er niet zoo rein als naer gewoonte uitzag, maer verschoon my, mynheer, ik kon het niet helpen, het slecht weder.....

- Neen, Marianna, onderbrak haer Willem op vriendelyken toon, daerom is het niet dat ik verlang u te spreken. Zet u, het is over andere zaken dat ik u eenige inlichtingen vragen wil.

Marianna, waerin de lezer reeds de vrouw erkent, die de meisjens Goents aen het werk hielp, voelde als een pak van haer hart by de verklaring van Willem: de verlegene waschvrouw had gevreesd's jongelings pratyk te verliezen omdat zy den laetsten keer zyne ondervesten niet zoo sneeuwwit had gewasschen als op andere keeren.

- Marianna, vervolgde nu Willem, toen de vrouw plaets had genomen, gy hebt vroeger nog in het voorgebergte Schaerbeek gewoond, gy moet daer vele menschen kennen?

- Ja wel, mynheer, snapte nu de waschvrouw op ligteren toon, ja, wel, ik ken daer geheele gebuerten.

- Gy zoudet my eenen dienst kunnen bewyzen zoo gy eenige inlichtingen wildet nemen nopens een huisgezin dat in de H..straet op een bovenkamertjen verblyft.

- Die straet, de H..straet ken ik op myn duimken, mynheer, betuigde Marianna, ik heb daer zelfs van myne goede kennissen woonen.

- Zoo, hervatte Willem, er moet daer eene familie huisvesten, bestaende uit een ouden vader en twee gezusters.

[pagina 78]
[p. 78]

- Zoudet gy de familie Goents bedoelen, mynheer? vroeg de waschvrouw, eenigzins verwonderd over het toeval dat Willem die arme lieden mogte kennen.

- Hoe die menschen heeten, vervolgde Willem, is my volkomen onbekend, en ik hoef het ook niet te weten. Tracht my inlichtingen te geven over hunnen toestand, over hunne onderlinge betrekkingen; weet my te zeggen wat zy vroeger deden en wat zy in het vervolg hopen te doen.

- Ho, mynheer! uitte zich nu Marianna vry los, als het welzeker de familie Goents is, welke gy bedoelt, zoo kan ik u dadelyk al de gevraegde inlichtingen geven. De vader is een oude gebrekkelyke man; de jongste dochter Amalie is een lief blond meisjen; de oudste, Nella, is eene zwarte met fieren oogopslag, die nooit vermoeid of nooit verlegen is..... maer, voegde er de waschvrouw op verzoetenden toon by, een braef en deugdzaem kind, en vooral eene knappe waschvrouw. Zouden het wel die menschen zyn, naer welke gy vraegt, mynheer? besloot Marianna haer bescheid.

- Ongetwyfeld zyn het die menschen, antwoordde Willem, maer weet gy niets meer van hen, wat waren zy vroeger?

- Wel, mynheer, hernam de waschvrouw, nu een goed jaer geleden zyn die lieden uit Vlaenderen hier doodarm aengekomen; zy kenden my van als ik nog op hun dorp woonde, zy hebben my hier opgezocht, en ik heb, zoo goed als ik kon, de meisjens hier wat werk bezorgd; zy winnen nu stillekens het dagelyksch broodjen; de daghuren zyn klein, maer zy helpen zich nu toch voort.

- En te voren, in Vlaenderen, zyn die menschen niet altoos zoo diep ellendig geweest? vroeg Willem met de hoogste belangstelling.

[pagina 79]
[p. 79]

- Ho, neen, mynheer, verklaerde verder de waschvrouw, vader Goents was vroeger een begoede koopman in lynwaed.

En Marianna vertelde nu aen Willem tot de minste omstandigheden van het noodlottig verval der familie Goents; de wonderen, welke de kinderen, en voornamelyk Nella, hadden aen den dag gelegd om tegen de ellende te worstelen... De waschvrouw zette hare uitleggingen met vuer voort, tot zy eindelyk in hare rede steken bleef en niet verder spreken dorst, daer zy bemerkte dat Willem te diep door haer ongekunsteld maer naïef verhael getroffen, eenen zakdoek voor zyne oogen hield.

- Marianna, ik bedank u voor uwe inlichtingen, sprak na eene poos de diep bewogene jongeling; maer, vervolgde hy, gy moet my vast beloven aen die menschen nooit te zullen zeggen dat ik naer hen vernomen heb; verstaet gy, Marianna, zy mogen dat volstrekt niet weten!

Terwyl Willem die laetste woorden met nadruk uitsprak, stopte hy de waschvrouw iets in de hand, en Marianna vertrok, wel verzekerende dat haer geen woordjen ontsnappen zou.

Willem plaetste zich voor zyne schryftafel, nam eenen briefomslag, sloot daer eene banknoot van duizend franken in, schreef het adres; ‘Aen mejuffer Nella Goents, H..straet, voorstad Schaerbeek, en ging vervolgens naer het postbureel.

Eene uitdrukking van innig genoegen glom op 's jongelings aengezicht. Een onwêerstaenbaer gevoel van zelfsvoldoening welde in zyn hart op!

Die edele ziele schepte lucht in de weldadigheid, terwyl haer de min verstikte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken