Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat een meisje vermag (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat een meisje vermag
Afbeelding van Wat een meisje vermagToon afbeelding van titelpagina van Wat een meisje vermag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat een meisje vermag

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

X.
Alfried en Willem.
Hoe zy verschillig de liefde verstaen.

Willem had zyne boodschap op het postbureel, uit bescheidenheid, zelf verrigt en toen hy weêr te huis kwam, berigtte hem Anthoon, de knecht, dat mynheer Alfried in den hof op hem wachtte.

Dit bezoek scheen de trekken van tevredenheid, van zelfsvoldoening, die op Willems aengezicht ten gevolge zyner goede daed praelden, op eens te doen verdwynen; hy begaf zich evenwel dadelyk by Alfried.

Alfried was de schoolkamaraed van Willem geweest; zy hadden te samen hunne studiën in eene vreemde stad gedaen, en sinds dien waren de twee jongelingen in onafgebrokene betrekkingen gebleven. Zy waren nogthans in eene geheele tegenoverstelling van charakter.

Op den jeugdigsten leeftyd brengt het verschil van zien en gevoelen zelden eene scheiding te weeg, hoogstens bytyd een kinderkrakeel; dan weêr in andere gevalien schynt het verschil van gemoed te dienen om

[pagina 81]
[p. 81]

de vriendschapsbanden tusschen de jongere knapen nog nauwer toe te halen. Zoo was het met Alfried en Willem gegaen. Maer sinds nu de mannelyke jaren gekomen waren, sinds hunne daden eenen regtstreekschen invloed op de samenleving hebben moesten, sinds de rede hun dagelyks rekenschap vroeg over hetgene zy goed en slecht deden, kwamen er van die oogenblikken voor, deden er zich van die voorvallen op, waerby Willem het zich schaemde de vriend van Alfried te wezen.

Meer dan eens had Willem ernstige poogingen aengewend om Alfried tot eene zachtere, tot eene gemoedelykere, met één woord, tot een zedelykere levenswyze over te halen; doch te vergeefs had de vriendschap hem daertoe aengespoord.

Alfried bleef zich immer in Willems vriendschap vereeren, schoon hy wel bemerkte dat Willem hem sinds eenigen tyd koeler behandelde en hem weinig scheen te zoeken; maer Willem had rytuig en peerd ten zynen persoonlyken beschikke en dit kwam Alfried meermalen goed te pas om plaiziertochtjens te maken; en immers Willem deed hem geen last aen, Willem keurde wel soms zyne daden af, maer verdroeg dan toch weêr, uit oude vriendschap, wat er aenstootelyksin Alfrieds gedrag kon voorkomen.

Het was dan, zoo niet met tegenzin, dan toch met onverschilligheid dat Willem Alfrieds bezoek ontving.

Alfried neuriede een liedjen. wandelde pad op pad neêr, trok al de schoonste bloemen af om ze tot eenen ruiker te verzamelen, en spotte met den ouden hovenier die hem dorst doen aenmerken dat het niet goed is zoo maer de bloemen, onverschillig dewelke, af te rukken en de planten te schenden.

Toen hy Willem in den hof treden zag, liep hy hem luidruchtig te gemoet en riep met volle stem:

[pagina 82]
[p. 82]

- Ha, ziedaer de hermyt!....

En Willem de hand drukkende, vervolgde Alfried:

- Maer hoe komt het, beste Willem, wy zien u niet meer, wat doet gy met uwen tyd? de sterrekunde bestudeeren?

- Gy zyt alweêr aen 't spotten, Alfried, nam Willem koel het woord op, ik ben eenigzins ongesteld geweest en ziedaer de reden waerom gy my in lang niet gezien hebt.

- Gy hebt er veel by verloren, vriend, juichte Alfried op zynen gewoonen lossen toon voort, sinds wy elkander de laetste mael zagen heb ik eene brillante conquête gedaen! Ik geve voor geene halve fortuin het genoegen dat ik er reeds by gesmaekt heb! Zondag aenstaende gaet zy weêr meê naer Tivoli.

- Zoo, zoo, antwoordde Willem terwyl hy voortstapte en op Alfrieds woorden geene acht scheen te slaen, zoo, gy gaet naer Tivoli.

- Willem, ge moet toch bekennen dat ik een gelukkige duivel ben!... Erinnert gy u nog onze ontmoeting - in de vallée de Josaphat?...

Die vraeg trof Willem en hy zag nu met belangstelling op.

- Welnu, ging de losbol voort, de vlaemsche blonde meid, de betooverende schoone, welke my dan door die zwarte, met hare vurige oogen, ontrukt werd, die heb ik nu weêr gevonden.

- Gy hebt die weêrgevonden! vroeg Willem met zichtbare ontroering.

- Zeker, vriend, zeker, antwoordde Alfried, ik heb ze onlangs by toeval in Tivoli ontmoet.

- In Tivoli!... herhaelde Willem als werktuigelyk, want Alfrieds veropenbaring had hem ten hoogsten ontroerd.

[pagina 83]
[p. 83]

Alfried hernam:

- O Willem, het is een engel van schoonheid, van lieftalligheid!... en thans schrikt zy van my niet meer af, zy is los en zwierig.... dezen avond nog moet ik haer zien.... Verstaet ge, vriend, vervolgde de wulpschaerd op heimelyken toon, - zy wendt voor eene boodschap naer het waschhuis of naer den kruidenierswinkel te doen, zy vergeet met opzet het een of ander en zoo komt zy des avonds uit, en zoo zien wy elkander!... maer het schynt, vervolgde nog de verleider op den zelfden toon, zonder te bemerken dat Willem buitengewoon aengedaen was, het schynt dat die zwarte eene drommelsche heks is, zy zou hare zuster op eenen rampzaligen zolder willen doen verkerkeren, hare zuster, een zoo lief kind, eene zoo poezelige engelin!....

- En wat zyt gy willens met dit meisjen te doen? vroeg Willem op eenen toon, die Alfried hadde moeten verbazen en die hem in schaterlachen deed uitbarsten.

Willem aenstaerde den gevoelloozen jongman met diepe verontwaerdiging, en Alfried sprak:

- Wat ik willens ben met dit meisjen te doen, vriend Willem, wel ik zal dit meisjen beminnen, wy zullen elkander beminnen... gy, gy puritein, zoudt er uw geweten meê bezwaerd gevoelen een zoo bevallig meisjen om de liefde alleen te beminnen, maer ik, ik geloof dat beminnen eene deugd is!...

- Gy zult dan dit meisjen ongelukkig maken!... hernam Willem, en ditmael lag er iets in 's jongelings stem dat den aengesproken in weêrwil zyner gevoelloosheid het harte trof.

- Ongelukkig maken? toch niet, toch niet, sprak Alfried, wy zullen elkander immers niet ongelukkig maken met malkander te beminnen...

[pagina 84]
[p. 84]

- En gy zyt niet voornemens met dit meisjen te trouwen? vroeg Willem verder.

- Met haer trouwen! met haer trouwen! schertste Alfried nu weêr losser, maer, vriend, ik geloof dat gy gek wordt... met haer trouwen! herhaelde nogmaels de onbeschaemde, dat ware al te dom voor een man als ik ben.

- Uw eenig inzicht is dan dit meisjen te verleiden! donderde hem nu Willem op vry barschen toon toe.

- Ik zal haer betalen, antwoordde de eerlooze op yskouden toon, ik zal haer uit hare ellende helpen, zy is wel veel te schoon om haer jong leven op een zolderken te slyten; ik heb derhalve reeds naer een beter verblyf voor haer uitgezien, en dezen avond.... voegde hy er met onverschilligheid by.

- Welnu, sprak Willem met ernstigen klem, terwyl hy Alfried krampachtig by den arm greep, welnu, dit zult gy niet! ik verbied het u!...

Alfried zag eens verwonderd op... maer barst weêr in lachen los; hy meende dat de verontwaerdiging zyns vriends, als naer gewoonte, uit een gevoel van ‘overdrevene eerbaerheid’ zooals hy dit noemde, voortvloeide, en wilde nog voortschertsen, toen Willem hem zegde:

- Alfried, ik stel er onze vriendschap voor in de weegschael, gy zult dit meisjen ongedeerd laten! - of hier nimmer den voet over den drempel meer zetten!...

Alfried, nu ziende dat Willem het ernstig meende, antwoordde met kalmte:

- Het is te laet; ik heb gezworen dat zy de myne zou wezen en zy zal de myne zyn! vaerwel...

En de ziellooze jongeling, die uit zyne modderige ellende niet eens zyne eigene vernedering inzag, trap-

[pagina 85]
[p. 85]

pelde, voor eenen geilen drift, de vriendschap eener brave, eener regtschapene ziel onder de voeten!

Hy vluchtte de deugd en snelde met rasse schreden naer den poel, waerin hy zich verstikken moest!...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken