Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat een meisje vermag (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat een meisje vermag
Afbeelding van Wat een meisje vermagToon afbeelding van titelpagina van Wat een meisje vermag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat een meisje vermag

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 107]
[p. 107]

XIII.
Mynheer Alfried en de gevolgen zyner eerloosheid.

Het voorval op het feest by Mynheer van Schoer had een, reeds vroeger ontworpen plan, by Alfried tot een vast besluit gemaekt.

De jongman had gedurende de laetste jaren veel meer verteerd dan zyne goederen opbragten; van dien kant was er hem geene geruststelling meer mogelyk.

Tot dan toe was zyn schandelyk gedrag, in de deftige kringen waer hy verkeerde, nog een geheim gebleven, maer voortaen moest er van wege alle deftige lieden een welverdiende blaem op hem vallen.

Ja, hy was er reeds vroeger op bedacht geweest om naer Parys te vertrekken en daer zynen rol, tot de volkomene maetschappelyke schande, voort te spelen. Van nu afaen was zyn besluit onwederroepelyk; nog dien zelfden nacht maekte hy zyn reisgoed gereed, schreef eenige brieven aen zyne vrienden, verwittigde zynen agent om hem de rest zyner bezittingen over te maken en vertrok des anderdaegs morgends; zonder zelfs een-

[pagina 108]
[p. 108]

mael aen de rampzalige Amalie, die het slagtoffer zyner eerlooze verleiding was, te denken.

Het ongelukkige meisjen zat, in een der voorgeborgten op een eng kamertjen, voor het venster haren minnaer af te wachten.

Hare trekken verrieden angst en berouw; zy was bleek en neêrslagtig.

Terwyl haer minnaer by haer was, haer van liefde en geluk sprak, haer valsche hoop op de toekomst inboezemde, dan vergat zy voor eenige oogenblikken hare smarten, dan verdween voor eenige stonden het beeld haers ouden vaders van voor haren geest, dan dacht zy aen hare zuster en aen het arm huisjen in de H..straet niet, met één woord, dan vond zy middel om hare misdaed voor een luttel tyds met een floers van ydel en bedriegelyk genot te bedekken.

Reeds lang zat Amalie met ongeduld te wachten; daegs te voren was Alfried niet gekomen, en nu was het alreeds later dan zyn gewoon uer, waerschynlyk zou hy zich heden weêr niet vertoonen.

Zou hy haer niet meer beminnen!... Zou zyne liefde, na zoo korte stonden genot, reeds verzwakken!... Zou hy haer verlaten!... Helaes! wat zou er van haer geworden!...

Zoo dacht, zoo weende het rampzalige meisjen, toen de meesteresse van den huize op het kamertjen trad, en zich in dezer voege tot de bedroefde rigtte:

- Mejuffer, mynheer uw minnaer zal waerschynlyk het beloop der huer uwer kamer by u gelaten hebben; hy moest my gisteren, volgens afspraek, betalen en hy is niet gekomen; heden onlwaer ik hem niet; zoudet gy wel zoo vriendelyk wezen my de acht dagen huergeld te voldoen, mejuffer?

[pagina 109]
[p. 109]

- Mevrouw, stamelde het verslagene meisjen, mynheer Alfried zal wel zeker heden komen; hy heeft geen geld hier gelaten, maer hy heeft my vast beloofd...

- Gy zult wel begrypen, lief meisjen, onderbrak nu de huisvrouw, op wier aengezicht hebzucht en ondeugd te lezen stonden, dat ik my in dit geval met woorden en beloften toch niet betalen kan.

- Ho, mevrouw, ik bid u, hernam de ongelukkige, heb een weinig geduld, ik ben zeker dat mynheer Alfried komen en u voldoen zal; hy is een ryk heer.

- Zoo, zoo! schertste de vrouw, ik geloof dat gy al te goed zyt zulks voor waerheid aen te nemen; ‘hy zal zeker komen,’ dat heeft hy nog aen andere gezegd, en hy is nogthans ‘niet’ gekomen; en als hy inderdaed een ryk heer ware, zoo hadde hy my, onlangs nog, geene twee maenden naer myn geld laten wachten.

- Hoe! stotterde nu Amalie angstig, zou hy?.... - De ongelukkige had verstaen dat Alfried daer nog meisjens opgehouden, en vervolgens verlaten had.

- Hoor, meisjen, verklaerde nu de vrouw verder, wy zullen dadelyk weten wat er van is, ik heb naer mynheer Alfrieds wooning gezonden om inlichtingen; wy zyn immers oude kennissen, en als hy niet willens is nog langer voor u te betalen, zoo zal hy het wel regtuit zeggen.

Amalie was als verpletterd by het hooren dier woorden.

Op dit oogenblik kwam de meid binnen en sprak:

- Madame, men heeft my bericht dat mynheer Alfried sinds gisteren morgend naer Parys is vertrokken, zonder met iemand af te rekenen.

Amalie voelde hare krachten bezwyken; bewusteloos staerde zy de vrouw aen, terwyl deze hernam:

- Gy hoort, meisjen, hoe de zaken staen, gy zult my betalen en dan maer dadelyk van hier wegkomen.

[pagina 110]
[p. 110]

De rampzalige hoorde nauwelyks wat men haer zegde; doch de vrouw schudde haer uit hare bedwelming en liet haer verstaen dat er oogenblikkelyk aen de vereffening der schuld moest gedacht worden.

De ongelukkige weende en kermde, maer hoe uitkomst vinden!..? Eindelyk viel zy voor de huisvrouw op de knieën en bad om hulp en redding.

Die vrouw moest aen zulke tooneelen min of meer gewoon zyn, want de hertscheurende woorden des meisjens schenen haer in geenen deele te ontroeren. Zy sprak op norschen toon voort:

- Wat gy hier schuldig staet, kunt gy met het kleed, dat gy daeraen hebt, omtrent betalen; trek uwe oude vodden weêrom aen, en kuisch u dan van hier maer weg.

Terwyl zy dit voorstel maekte, had zy reeds hand aen werk geslagen om het nieuwe zyden kleed, dat Alfried voor Amalie gekocht had, uit te rukken.

Amalie was zoodanig aengedaen dat zy de vrouw zonder eenigen tegenstand begaen liet. Zy trok hare oude kleeding van nederig waschmeisjen weêr aen, verliet het huis, waer zy eenen zoo noodlottigen voet had ingezet, begaf zich, overladen van schande, onder den blauwen hemel, zonder te weten waer zy eenen steen vinden zou om haer hoofd op te laten rusten!...

Zy doolde lang, zeer lang rond, bewusteloos waerof zy hare stappen heenrigtte. Haer hoofd gloeide! Het scheen haer by poozen toe dat hare zinnen verwarden!.. Toen zy aen haren ouden vader en aen hare brave zuster dacht, kwam het haer voor dat alles om haer heen omtuimelde! Zy rukte zich de haren uit het hoofd, en vlood voort! voort! immer voort! als hadde eene onverbiddelyke hand haer aengestuwd, en als riepe eene helsche stem haer na: Vlied! vlied!... draeg uwe schande verre van het gapende graf uws gryzen vaders!...

[pagina 111]
[p. 111]

Het sloeg middernacht op de torenklokken. Amalie deed zich vruchteloos geweld aen om nog verder te dompelen; zy zeeg in een afgelegen straetjen der stad op een plankier neder.....

 

Daegs na het feest by mynheer van Schoer had Willem van 's morgends vroeg zyn paerd laten inspannen en besloot al de policiebureelen te bezoeken om inlichtingen jegens Amalie in te winnen. Na lang te vergeefs gezocht te hebben werd er hem in het voorgeborgte M..... bericht dat aldaer ergens een meisjen moest verblyven, dat wel het voorwerp zyner opzoekingen zou kunnen wezen; met behulp des policiebeambten kwam men weldra op het regte spoor.

Hoe gelukkig waende zich Willem! hy zou het meisjen weêr naer zyne familie brengen! hy zou by die gelegenheid met Nella, met haren vader kunnen spreken! en hy zou het gansche gezin uit de ellende helpen! - Nog acht dagen en hy werd meerderjarig; hy zou over zyne fortuin kunnen beschikken, en zyn vader zou zich niet langer tegen zyn huwelyk met Nella mogen verzetten!...

Met dit hoopvolle vooruitzicht kwam de jongman voor de aengeduide wooning en op de vraeg of daer zoo en zoo geen meisjen huisvestte, kreeg hy ten antwoorde!

- ‘Zy is over eene halve uer van hier vertrokken; haer minnaer is naer Parys gereisd en wy konden het meisjen, zonder vergelding, niet langer hier houden.’

Willem wilde met alle geweld van de huisvrouw weten, waerof het meisjen heen gegaen was; maer te vergeefs drong hy er op aen, men wist hem geene inlichtingen te geven.

Waer zou hy Amalie nu opzoeken! hoe zou hy nu gelegenheid vinden by den ouden vader te komen! hoe

[pagina 112]
[p. 112]

zou hy nu Nella van de opregtheid zyner liefde overtuigen!..... - Hy zag er geene uitkomst aen.

- O noodlot! gy zyt een onverbiddelyke tyran! morde de jongeling, terwyl by in zyn rytuig stapte en moedeloos naer zyne wooning terug reed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken