| |
| |
| |
XXI
Het is mislukt. Verschillende malen is hij er opnieuw aan begonnen, altijd met de hoop dat het eenmaal zou moeten slagen, omdat de gedachte hem duidelijk voor de geest staat. Maar een verhaal is geen gedachte; het is wat de hand schrijft op het moment dat de gedachte zijn greep verliest. Hij heeft een structuur ontworpen die het boek zou kunnen schragen, maar alleen zolang het nog als idee bestaat. Zodra het in beweging komt, bewijst zijn stellage hem geen enkele dienst meer. Hij weet allang dat het zo is dat het telkens opnieuw zo is geweest, maar er is geen andere mogelijkheid om het te proberen.
Hij herinnert zich, eigenlijk al minder helder maar toch nog voldoende, de dag waarop hij een bezoek bracht aan het kasteel van Saumur. Hij maakte al sinds een week een reis langs de Loire, in feite door het gebied van Touraine, maar omdat hij nooit systematisch de kastelen langs de Loire had bezocht, had hij besloten dit erbij te nemen. Weliswaar is het ene kasteel het andere niet, maar de verschillen zijn toch niet groot genoeg om te blijven boeien. Hij had er tenslotte nog één degelijk willen bezoeken, Saumur. Waarom Saumur en niet Chinon of Azay-le-Rideau of Blois of Chambord? Hij herlas op dat ogenblik Balzac, die in deze streek veel geschreven had vooral op Saché en die in Eugénie Grandet op indrukwekkende wijze Saumur herschiep,
| |
| |
een stad die hij toch wilde zien.
Het was een regenachtige dag in april. Dat is exact; hij weet het, want hij heeft er een aantekening van gemaakt in zijn zakboekje. De aantekening is niet gedateerd, maar zij is gemaakt in het kasteel zelf, terwijl hij daar rondliep tussen de andere bezoekers, een kleine groep van misschien vijftien mensen, achter de gids aan, een gezette ronde Fransman met een roodopgelopen gezicht en een schuin naar voren geschoven Baskische muts op. Het was een bezoek onder verplicht geleide, zonder mogelijkheid halverwege te ontsnappen en het duurde zeker twee uur; er werd hun niets bespaard, geen datum uit de geschiedenis, geen donjon, geen waterput, geen stukje porcelein, geen schilderij, hoe onbeduidend ook.
Maar terwijl hij daar liep, half verveeld, half in slaap gewiegd door de stem van de gids, en tegelijk dromend, rezen er allerlei beelden in hem op, beelden uit zijn jeugd bijvoorbeeld. Als hij uit een der vensters keek en in de verte beneden de rivier zag stromen, dacht hij aan de rivier waarop hij in de vakanties veel geroeid had in het dorp bij zijn familie, waar hij logeerde en waar hij voor het eerst van zijn leven verliefd was geworden op een meisje dat heel jong, een paar jaar later al, zou sterven, maar dat wist hij toen nog niet. Andere beelden nog, ook uit zijn jeugd; dat kwam, omdat hij tussen de bezoekers een klein jongetje zag meelopen aan de hand van zijn moeder, en hij zag zich zelf ineens weer, nog voor hij naar school ging, in de tuin, spelend met een buurjongen van wie de ouders, herinnerde hij zich, later waren gescheiden. Er was niet veel over gesproken thuis, althans niet in zijn tegenwoordigheid, maar er is iets troeblerends in die
| |
| |
herinnering, want het beeld van die vrouw, de moeder van zijn buurjongen, is in al die jaren blijven bovendrijven, niet erg duidelijk. Hij zou haar niet kunnen uittekenen, beschrijven, maar toch onderscheidt hij in zijn geheugen vaag haar trekken en het heeft, op dit moment, iets erotisch. Het kan niet anders of het moet ook toen, hoe onbewust ook, diezelfde indruk al hebben gemaakt op het kind dat hij was, want hij heeft haar nooit meer gezien en hoe zou hij anders, al is het dan nog zo vaag, haar trekken hebben bewaard...? Was het daardoor geweest, door het onverhoedse opdoemen van dat beeld, dat de associatie was ontstaan met iets heel anders: zijn eerste erotische ervaringen en de seksualiteit? Het moest haast wel, want er was niets anders in dit kasteel, dat in staat zou zijn erotische gevoelens wakker te roepen.
Er viel hem eensklaps een gedachte in, die hem zo fascineerde, dat hij haar onmiddellijk wilde optekenen in een zakboekje. Hij schreef - omdat hij voortdurend Frans hoorde waarschijnlijk - het volgende:
‘Visite d'un château. Explications par le guide. Deux jeunes femmes’*). ‘Faïence signée par la Veuve Untel.’ Le visiteur s'en va par les couloirs avec les j.f. Parfois on entend dans le lointain la résonance de la voix du guide. Ce qu'il dit se mêle secrètement à ce qui se passe entre le visiteur et les deux jeunes femmes. Perpétuelles coincidences de l'histoire de l'art et de l'historique du château avec la réalité secrète dans les autres salles. Des rapports de toutes sortes, parallèles, chiffres, etc.’
Het sterretje verwijst naar een later toegevoegde notitie op dezelfde bladzijde onderaan: ‘Deux types de femmes avec qui il
| |
| |
s'éloigne alternativement. L'une, intellectuelle, belle, quelque peu frustrée, l'autre également belle mais sensuelle, très excitante. Jeux d'échange pendant que la visite continue. Le visiteur parle aux femmes comme s'il les connaissait de longue date, comme s'il avait passé un certain épisode de sa vie avec elles.’
Het heeft een hele tijd zo in zijn boekje gestaan. Van tijd tot tijd kwam hij het tegen en dacht hij er aan, dat die plotselinge inval voor een roman of een novelle toch geen slecht idee was. Maar pas vele maanden later was hij er aan begonnen. Hij heeft de aantekeningen nog van die eerste opzet, niet eens zo heel verschillend trouwens van zijn notities in het Frans, iets uitvoeriger en gedetailleerder. Hij heeft ze pas nog overgelezen om te zien of er niet iets in stond, dat hem toch weer verder kon helpen. Er staat:
‘Een man van vijftig bezoekt op een regenachtige dag in april een kasteel aan de Loire, le Château de Saumur. Het is een bezoek onder geleide. Er zijn een dertigtal mensen, onder wie een jongetje. Zij moeten in een voorzaal wachten op de nog komende bezoekers. De man, Hugo, staart intussen naar buiten en hij ziet zichzelf als jongeman die zonder bezit, arm, de wereld tegemoet gaat, wandelend over een witte weg buiten. Hij is vrij. Hij gaat dorstig een herberg binnen. Daar bevindt zich een meisje, dat hem op het eerste gezicht in vuur en vlam zet. - De gids begint zijn uiteenzettingen over de geschiedenis van het kasteel. Daarna begint de rondleiding, waarbij onder andere een paar vitrines met zeldzaam porcelein worden bezichtigd. Weerspiegeld in een der vitrines ziet de man twee vrouwengezichten van een bijzondere schoonheid, maar zeer verschillend: de ene heeft iets zuivers,
| |
| |
volstrekts, strengs, de ander iets zeer sensueels. Hij herkent in deze vrouwen, van wie hij de ene Silvia noemt, de andere Lara, twee tendenties in zichzelf. Of zij zijn de belichaming van twee “dromen” van leven: de droom van de volstrekte zuiverheid en “entier”-heid, de andere droom van ongeremde passie, even volstrekt en als zodanig eigenlijk even “zuiver”. - In de geest van de man ontstaat een dialoog met de beide vrouwen (die misschien vriendinnen zijn van elkaar, maar elk hun eigen bestaan leiden). De dialoog wordt afwisselend met een van de twee vrouwen gevoerd en in die dialogen herleeft Hugo zijn leven. Hij beleeft de avonturen die nooit zijn gebeurd, maar die mogelijk zouden zijn geweest als een van de dromen (beide? afwisselend?) in vervulling was gegaan. Maar elk van de avonturen blijkt onverwezenlijkbaar door de inwerking van de tegenovergestelde tendentie. Dat voert hem dan terug naar de werkelijkheid, zoals die in feite is geweest.’
Op een ander blaadje staan nog wat verdere notities en zelfs een indeling in hoofdstukken. Die verdere notities suggereren nog de mogelijkheid te beginnen met de jeugd van Hugo en zijn verliefdheid op Lara, die jong, mooi, nog een meisje is. Haar vader verzet zich tegen hun liefde en Lara verlaat het huis, Hugo heeft grote moeite haar te onderhouden, al meent hij alles voor haar over te hebben, maar de werkelijkheid bezoedelt de verbeelding. Hun liefde is van korte duur, niet daardoor, maar omdat Lara verongelukt. H. probeert tevergeefs haar te redden: het volstrekte is niet in vervulling gegaan. - Gids. - In volgend stadium ontmoet H. die aanvankelijk ontroostbaar is, Silvia, de zinnelijke. Zij wil hem troosten, op andere gedachten brengen;
| |
| |
hij wil getroost worden, zonder de behoefte nog aan het absolute, integendeel, hij heeft ermee afgedaan en koestert er een soort rancune tegen. H. en Silvia leven zich uit. Vices. Perversions. Dégoût. Ook deze verhouding wordt geen realiteit. - Gids. - In volgend stadium...
Hier houden ook de notities op. Hij heeft er niet veel aan gehad. Het symbolisme is te evident en te nadrukkelijk om het verhaal niet ongeloofwaardig en onaanvaardbaar te maken. Hij heeft niettemin een aantal bladzijden geschreven; er was een zekere sfeer, meent hij, maar hij kon er niet aan doorgaan. De tijd ontbrak hem; de rust ook, dacht hij, en hij liet het weer liggen, tot kortgeleden, toen hij aan de kleine oude stad had gedacht die hij al kende van vroeger. Als hij daar een paar weken, een paar maanden desnoods, weg uit de routine van elke dag, zou kunnen gaan werken, zou het wel lukken.
Maar het lukt niet. Hij heeft wel geschreven - de bladen liggen voor hem op tafel - hij heeft het anders geprobeerd, getracht de al te nadrukkelijke symboliek eruit weg te werken, er een realiteit aan te geven waardoor de symboliek minder schuilt in de allegorie dan in de weerspiegeling van een exact geobserveerde en zo objectief mogelijk gereproduceerde werkelijkheid, maar het lukt niet. Hij weet wel wat hij eigenlijk zou willen, maar het is de vraag of de middelen van de literatuur daar toereikend genoeg voor zijn.
Hij zou een roman willen schrijven, waarin zijn onderwerp voortdurend wordt gerelativeerd en ook zelf geobjectiveerd door een doorlopende ondervraging van zichzelf over wat hij bezig is te doen. Het zou eigenlijk een boek moeten zijn met verscheidene di- | |
| |
mensies. De lezer zou deel moeten hebben aan de willekeur van de keuze, die hij telkens bij elke scène weer moet maken en juist die willekeur zou de paradoxale bevestiging zijn van het toeval en van de onvermijdelijkheid tegelijkertijd. Hij zou de schrijver moeten zien schrijven en moeten horen denken en de roman zou dan ook niet een roman zijn, maar een poging tot een roman, het verslag van het schrijven van een roman, een document in zekere zin. Maar het totaal van dat document zou tenslotte weer de roman zijn die hij zich had voorgesteld. De weergave van die werkelijkheid zou per slot van rekening de symboliek van het boek zijn.
Maar het kan niet slagen, omdat schrijven altijd een duur veronderstelt en nooit een gelijktijdigheid kan suggereren, welke stijlmiddelen en trukjes daarvoor ook worden gebruikt. Hij kan niet beschrijven en denken tegelijk; hij kan zijn personage zich niet iets laten herinneren en hem op hetzelfde moment dingen laten zien (die hij dan niet zou kunnen beschrijven op hetzelfde ogenblik) waardoor zijn herinnering vervaagt of overgaat in iets heel anders, dat misschien een toekomst zou kunnen zijn. De tijd, het gebruik van de tijd, blijft een onoverkomelijke hinderpaal in de literatuur. ‘Wat dat betreft hebben de filmers het gemakkelijker’, denkt hij afgunstig. Zij kunnen iemand laten kijken zonder te moeten zeggen dat hij kijkt en zij kunnen hem iets laten zien zonder het te moeten beschrijven, maar zo, dat de associatieve gedachte bij de toeschouwer gewekt wordt op hetzelfde moment als bij het personage en als de associaties bij de toeschouwers anders zijn of menigvuldiger dan in de film is bedoeld, is dat alleen maar een voordeel, en nog wel een voordeel
| |
| |
dat ten gunste van de film uitvalt. Want dáárvoor is de associatie gewekt en de film geeft dus meer dan hij bedoelde te geven. Dat laatste kan misschien bij een roman ook: het volstaat het denken bij de lezer op gang te helpen en hem vrijheid genoeg te geven om zijn gedachten te laten evolueren van het thema zelf. Dat is trouwens wat hij gehoopt heeft te kunnen bereiken. Hij beseft nu dat hij heeft gefaald. En hij beseft het door de komst van Elisabeth.
Kort voor hij haar zag op het oude marktplein heeft de gedachte van Hugo aan Silvia hem ertoe gebracht een evocatie te geven van wat hij heeft gevoeld, als een beschrijving van een gecamoefleerde realiteit, iets dat in de realiteit kan voorkomen maar verborgen blijft, omdat hij bij de aanraking met het licht verdwijnt, als een foto-opname: het beeld is er niet meer en de realiteit is er alleen gewéést; zij kan niet meer worden waargemaakt, niet meer worden waargenomen. Zij bestaat nog enkel in de herinnering en zij is wel mededeelbaar, maar slechts zoals men met een blinde kan spreken over kleuren: men stelt er zich iets bij voor, maar de ervaring is wezenlijk anders, heeft niet met zien te maken, maar met tasten of ruiken.
De ontmoeting met Elisabeth heeft hem dat plotseling duidelijk gemaakt: de onmogelijkheid van elke poging om aan een realiteit opnieuw gestalte te geven. Want de ontmoeting met Elisabeth is niet alleen hun erotische versmelting, het unieke van hun sexuele ervaring. Het is veel gecompliceerder en hij zou op dit moment niet eens een volledige opsomming kunnen geven van de componenten ervan.
Er is het feit dat zij Duitse was en dat hij nooit met een Duitse
| |
| |
de liefde heeft gepleegd, maar daar doorheen speelt de krant waarin hij over Camiri lezend geconfronteerd is met de onmenselijkheid van sommige Duitsers, die eigenlijk weer niets te maken heeft met Duitsers, maar met zijn overtuiging, dat aan elke moraal een basis ontbreekt, dat er geen goed en geen kwaad bestaat, alleen instinct en dat de rede dat instinct wel richten kan, maar dat omgekeerd de rede er ook door gericht kan wórden en dat er niets is, letterlijk niets, dat het één rechtvaardigt boven het ander. Heeft Elisabeth het begrepen, toen zij zei: ‘ik zou zijn dochter kunnen zijn?’... Want het kan. In een roman had hij Elisabeth geboren kunnen laten worden uit het sperma van Gröpke; namen zeggen immers niets meer in een wereld waarin alles kan worden vervalst. En zijn eigen sperma en dat van Camiri zouden elkaar ontmoet hebben in hetzelfde lichaam. Hij weet dat hij dit óók heeft gezocht, in een drang zich te verenigen met wat hem als object voor ogen schemert. Want het sperma van Gröpke is verbonden met de massale vernietiging, en hijzelf is daaraan gebonden omdat hij niets heeft gedaan om het te weerhouden... En hij weet dat hij het niet zou hebben kunnen beletten, maar zijn schuldbesef bestaat niettemin, terecht of ten onrechte. Hij kon het niet delgen in de schoot van Elisabeth, maar hij kon zich vernederen aan haar voeten en die vernedering was een geheime bevrediging. Voor niemand heeft het enige waarde, enige betekenis zelfs... Maar dat is het juist, dat niéts betekenis heeft en dat elke poging om iets te schrijven dat een betekenis wil suggereren zóver beneden de waarheid blijft, dat die poging niet alleen een onmogelijkheid wordt, maar een vervalsing. Hoe kan hij duidelijk maken, dat
| |
| |
Elisabeth, de concentratiekampen, zijn afzijdigheid in de oorlogsjaren, met elkaar te maken hebben? En dat niet alleen. Er heeft nog veel meer mee te maken: zijn innerlijke tegenstrijdigheden, zijn behoefte aan het volstrekte, ongeschondene, onkwetsbare en zijn behoefte aan zelfvernedering, zelfvernietiging, die hem dwingt te schenden en te kwetsen tot in datgene toe, wat hem het meest lief is, juist dáár; en zijn geloof aan de onverlosbaarheid van de wereld, aan de noodzaak van de chaos, en tegelijk zijn afwijzing daarvan; zijn hartstocht voor de natuur en zijn afschuw van de natuur... Er is een verband met alles wat de waanzin van de natuur voortbrengt, de perversiteit, de drift, de wanhoop en daarover heen het grote medelijden dat zélf wanhoop is, maar een wanhoop die de wanhoop verteert zoals het vuur het vuur.
Nee, hij zal het boek dat hij ontwierp niet schrijven, omdat het niet geschreven worden kan. Hij zal wel schrijven, want hij kan niet anders, maar het zal nooit méér zijn dan brokstukken van verbeeldingen, brokstukken van visioenen, ruïnes van dromen, resten van angst en wanhoop. En soms, als de genade, het toeval, hem een glimp gunt van Lara, Silvia, Elisabeth, een glimlach die vervluchtigt: een capriccio.
Torri del Benaco, 1-13 juni 1969.
|
|