Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Journaal. Deel 1, boek 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Journaal. Deel 1, boek 1
Afbeelding van Journaal. Deel 1, boek 1Toon afbeelding van titelpagina van Journaal. Deel 1, boek 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.77 MB)

ebook (3.41 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Journaal. Deel 1, boek 1

(1862)–Anthony Duyck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Van de belegeringe van Zutphen.

Sijne Extie bevel gegeven hebbende aen alle oversten ende capiteynen van Crijsvolcke, omme hem met heur onderhebbende soldaeten te laeten vinden tegens den xxiiijen may 1591 Ga naar voetnoot1 ontrent de stadt Rhenen, inde landen van Utrecht, vuytbesondert tvolck dat vuyt Vrieslant ende vande Veluwe commen soude, wien loopplaets gegeven was ontrent Hattem op Veluwe, is den xxijen may vuyten Haege naer Utrecht vertoogen, ende den xxiiijen van Utrecht naer Rhenen, alwaer ten selven daege arriveerden opden avont xix vendelen voetknechten ende viijen vaen ruyteren vuyte quartieren van Brabant, Heusden, Warmen etc. Voorts was bevel gegeven aen den Colonnel Francois Vere Ga naar voetnoot2, ende den Graeve van Valckesteyn Ga naar voetnoot3, omme mette ruyteren ende knechten van tquartier Zutphen ende Overyssel de stadt te berennen tusschen den xxiijen ende xxiiijen des nachts, twelck bij hemluyden gedaen werdende is den selven nacht tfort, gelegen over twaeter tegens de stadt over met een ruse militaire inne genomen bij negen soldaeten, de vijff gecleet in vrouwe cleederen ende de vier in boere cleederen brengende in tselve fort salaede ende andere eetwaeren te coope, ende alles in

[pagina 7]
[p. 7]

tfort sijnde, hebben hem daer van lichtelijck meester gemaeckt, overmits daer niet dan xiij mannen inne waeren, daer aff sij eenen, die de schiltwacht hielt, doot geslaegen hebbende, hebben de andere xij gevangen genomen.

[Den xxven may]

Den xxven may Sijne Extie gedaen marcheren hebbende meest alle het volck de Veluwe over naer Zutphen, is selffs met sijn treyn naer Arnhem gevaeren, ende aldaer middachmael gedaen, voorts ten selven daege ontrent Zutphen gecommen, daer oick dien nacht arriveerde tvoors. volck soe te paerde als te voet, mitsgaeders tregement van Graeve Willem van Nassau Ga naar voetnoot1, met x vendelen knechten, van den Oversten Groenevelt Ga naar voetnoot2 met negen vendelen knechten, ende van den Oversten Dorp Ga naar voetnoot3 met vijff vendelen knechten.

[Den xxvjen]

Den xxvjen passeerde men met twee ponten verscheyden ruyteren vande westsijde opde oostsijde vande IJsele die aladvenant sij over quaemen de stadt vande lantsijde met d’ anderen diese herent hadden naerder beslooten. Ten selven daege werde de brugge begonnen te slaen, een halff quartier mijls boven de stadt, met pleyten tot dien eynde bestelt, dwelcke soe naerstich op gemaeckt werde datse den xxvijen voor negen vuyren al gemaeckt was, in vougen dat ten selven daege passeerde alle het voet volck, die de stad terstont naerder ende naerder beslooten, ende bleeff Sijne Extie leggen opde oostsijde vande brugge ende de suytsijde vande stadt met sijn guarde een vendel knechten vanden gouverneur vanden Briele Ga naar voetnoot4 ende het regement van Graeff Philps van Nassau Ga naar voetnoot5, met vj vendelen voetknechten. In tselve quartier laegen noch seven vaen ruyteren,

[pagina 8]
[p. 8]

te weeten de vaen van Sijn Extie, Voisin Ga naar voetnoot1, Pauls Bacx, Marcelis Bacx Ga naar voetnoot2, Chinsky Ga naar voetnoot3, Etmont Ga naar voetnoot4 ende Lepini Ga naar voetnoot5. Tusschen Syne Extie ende de stadt lach Sijn G. Graeff Willem van Nassau met tVriesche regement van de voors. x vendelen. Tusschen tVriesche regement ende de maladerie, genaempt Magdalene, opde suytoostsijde van de stadt lach den Oversten Dorp met vijff vendelen knechten. Opde oostsijde vande stadt aen de voors. maladerie, ten wedersijde van de Berckel lach tregement vande Engelschen met xiiijen vendelen voetknechten, van Brederoode Ga naar voetnoot6 met vij vendelen knechten, ende van Groenevelt met ix vendelen knechten, hebbende bij hemluyden x vaen ruyteren, te weeten den Graeve van Valcke-

[pagina 9]
[p. 9]

steyn, Sleyer Ga naar voetnoot1, Baelen Ga naar voetnoot2, Barchon Ga naar voetnoot3, Dubois Ga naar voetnoot4, Putlis Ga naar voetnoot5, Sidney, Vere,

[pagina 10]
[p. 10]

Parker ende Pauli Ga naar voetnoot1. Over de berckel opde noortoostsijde van de stadt lach tregement van Balfour Ga naar voetnoot2 met x vendelen voetknechten, aen de noortsijde vande stadt naer d’ijsele toe was tquartier gemaeckt voor den Ga naar voetnoot3 Graeve van Solms met het Zeeusche regement van viijen vendelen voetknechten, die doen noch niet gearriveert en was. Opde westsijde vande brugge lach den drost van tSallant Ga naar voetnoot4 met vier vendelen voetknechten te weeten tvendel van Sijn Extie in Overijssel, hopman Wijmbergen, Coen van Steenwijck ende Camphuys.

[Den xxviijen]

Den xxviijen werden opde suytsijde vande stadt de loopgraeven bij schoenen daege gegraeven soe dicht onder de stadt, dat men van daer met musquetten de defensien vande walle vande stadt beletten conde, sonder dat die vande stadt daer tegens grooten weer met schieten deeden, als niet dan twee schooten met een valckonet schietende, ende eenige met musquetten, sonder oick vande onsen meer als vier ofte vijff te treffen, daer onder was den lieutenant vanden Captn. Assuerus van tvriesche regement. Doch ten selven daege opden achternoen den Grave van Valcke-

[pagina 11]
[p. 11]

steyn aengeseyt sijnde, dat eenige vande stadt opde noortoostsijde vuytgevallen waeren, ende dat den Colonnel Vere daer henen gegaen was omme tegens hemluyden te schermutsen, is hij te paerde geseeten, ende den grooten wech naer de stadt toe gereeden, niet weetende dat Vere ter sijden aff in tvelt was, ende siende aldaer een soldaet vande stadt die hem wat verre bloot gegeven hadde is in volle carrriere daer naer geloopen, ende denselven soe naer gecommen ende innegeloopen, dat hij twee ofte driemael metter hant naer hem greep, ende sulcx commende in seeckere embuscade treften vijff musquettiers gelijcken op hem aff, nochtans sonder hem te raecken, waerover hij den anderen bijden arm greep, meynende hem gevanckelijcken wech te leyden, doch seecker musquettier aldaer mede sijnde, schoot hem in twederkeeren door thooft, soe dat hij terstont doot vanden paerde viel, ende is daechs daer naer vervoert naer Arnhem omme aldaer begraeven te werden.

[Den xxixen]

Den xxixen was Sijne Extie besich met de bedden te doen maecken, daarmen het geschut planten soude. Ende werden doen des morgens geschooten den captn. Graevesteyn Ga naar voetnoot1, onder tvries regement, die inde loopgraeven te paerde sittende, hem te seer bloot gaff, van welcke schoote hij ten selven daege starff.

Ten selven daegen trocken de soldaeten van Sijne Extie in vollen tochtoorde, naer de loopgraeven ende de bedden toe daermen het geschut planten soude, sonder dat die vande stadt oick hem daer tegens met schieten ofte andersins sonderlinge setten, ende en quaemen die vande stadt dien dach niet vuyt omme te schermutseren, als sij te vooren gedaen hadden. Des nachts tusschen den xxixen ende xxxen werde het geschut inde batterien gebracht ende in tsuyden vande stadt tegens de laeste cortine naer twesten toe werden geplant ses heelen ende vier halve canons, in tsuytwesten tegens den houck, ende om te flanqueren de selve cortine, werden geplant drie heele ende drie halve canons, opde middelwaert vande riviere, gelegen ten suytwesten vande stadt, werden noch geplant drie heele ende seven halve canons, omme te beschieten de westcortine naer de suythoucke toe, ende oick omme te flanqueren opde suytcortine, aen welcke twee cortinen de stadt een hooge muyr hadde, ende hadde de suytcortine een buyten leggende nieuwe op geworpen walle van tamelijcke defensie, dien t’affwerpen vande muyre niet letten en kon-

[pagina 12]
[p. 12]

de, soe die van binnen geresolveert hadden geweest te vechten. Ten selven nachte namp den Colonnel Vere inne de molewerff gelegen opde noortwest sijde vande stadt tusschen de stadt ende d’IJsele vast aen tbolwerck vande waeterpoort vande stadt, in welck innemen ontrent ses Engelschen geschooten werde, ende werde aende selve moelewerff mede geplant twee halve canons (28 in als) omme opde waeterpoort ende tvoorsz bolwerck te schieten, ende oick te flancqueren de west cortine vande stadt, daer mede geraempt was bresche te schieten, ende de stadt alderswackxt was, als aldaer niet hebbende dan alleen een oude muyr.

[Den xxxen may]

Den xxxen may vrouch begonst men mette voorsz achtentwintich stucken te schieten, ende werden geschooten drie voleen, waernaer Zijn Eztie een trompetter sondt om de stadt op te eyschen, den welcken voor antwoort gegeven werde, datmen een halff vuyre soude ophouden van schieten, ende sij souden hem antwoort geven. t Halff vuyre werde vertrocken tot een vuyre, daerover Sijn Extie nochmael sont off sij den Heere van Dort wilden hooren spreecken, antwoorden die van binnen, dat men noch een weynich vertoeven soude. Eyntelijcken hebben den trompet voor antwoort geseyt, dat Sijne Extie twee capiteynen inde stadt senden soude, sij wilden weder twee vuyt senden, omme met Sijne Extie te spreecken, twelcken achtervolgende in de stadt gegaen sijn, den ritmr Risoires Ga naar voetnoot1 ende den captn Lennep, ende is vuijt gecommen Deckma met een Fourneau captn van voetknechten, seggende dat sij de stadt wel wilden stellen in handen van Sijn Extie, mits dat men heml. vergunde tijt van ses daegen, omme Verdougo hier van te verwittigen. Soe sij ontset kregen soude het accoort off sijn, soe niet souden sij vuyt trekken, gelijck sij daer inne gecommen waeren: twelck Sijn Extie geheel affsloech, ende naer veel propoosten sontse weder naerde stadt, hen gevende noch een vuyre van beraet, om daer t’eynde hem bescheyt te seggen, off sij de stadt terstont wilden geven in sijne handen dan niet, daer bij vougende dat de sleutelen daer stonden (meynende het geschut) om mede inde stad te commen. Eyntelijcken naer dat tvuyre wel tot twee vuyren verlengt was, sijn dselve twee gecommitteerden weder gecommen, ende hebben met Sijn Extie gehandelt, dat de stadt van dien daege hem soude overgelevert werden, ende dat de soldaeten souden vuyt trecken met vliegende vendel, slaende

[pagina 13]
[p. 13]

trom, bernende lonten ende met pack ende sack, sonder anders gerechercheert te werden, ende sijn de gecommitteerden voorts inde tente van Sijn Extie gegaen haer middachmael eeten. Onder anderen was noch gestipuleert dat den Gouverneur genaempt Louckema, ende de capiteynen souden mogen blijven noch drie daegen inde stadt omme heure saecken te beter te bestellen ende haer goederen packen Ga naar voetnoot1. Welck accoort alsoe gemaeckt is door een sonderlinge schrick die van binnen was ende twijffel vande stadt niet te mogen houden, gecauseert bijde weynichte van tvolck, als egeen ses hondert mannen soe te paerde als te voet ten vollen sterck sijnde, mitsgaeders oick gebreck van cruyt omme twelcke sij haer geschut niet en konden gebruycken, alles soe sij seyden. Dan is te vermoeden, dat sijluyden groote rovers opde Veluwe ende tlant van Utrecht geweest sijnde, niet anders gesocht en hebben dan haeren buyt te salveren. Nietemin hoe dattet is, hebben de gecommitteerden weder in stadt commende ons volck innegelaeten, ende sij sijn alles vuytgetrocken vuytgesondert Deckema, ende de huysvrouwe van Louckema, sonder dat de walle aen de suytcortine eenichsins beschaedicht was, ofte oick de muyre aldaer ofte aende westsijde doorgeschooten was. Ende de stadt over sijnde, werde daerinne bevonden een halve canon, een drieling van een canon, ende ses valckonnelten, met noch seven tonnen bospolvers. Vuyte stadt sijn vanden viant getrocken omtrent tsestich carabiner ruyteren sonder vaen, ontrent vierhondert tseventich voetknechten, ende veel soldaetenvrouwen, met noch twee paepen, ende drie monicken alles in twaerlijck gecleet Ga naar voetnoot2, ende en is dien dach niemant inde stadt gecommen, dan alleen tvendel vande garde van Sijn Extie, omme sulcx de pilgagie te verhinderen, niet tegenstaende de soldaeten vande burgers in heur accoort in t’alderminste niet vermaent en hadden. Doch Sijne Extie weetende hoeseer de stadt bedurven, ende de burgers verarmt waeren, en heeft hemluyden niet voorder willen laeten bederven, ende was de stadt inder waerheit soe verdestrueert, datmen niet seggen en conde dit is noch een heel huys, Sijne Extie ten selven daege inde stadt commende, en heeft oick aldaer egeen alteratie van kercksmijten Ga naar voetnoot3 ofte anders gehengt gedaen te werden,

[pagina 14]
[p. 14]

seggende dat op alles metter tijt ordre soude gestelt werden. Geduyrende de handelinge van t’appoincteren is in tleger gecommen den Graeve van Solms met 8 vendelen knechten.

[Den lesten may]

Den lesten may des smorgens sijn d’vuyt gecommenen van Zutphen voor Deventer gecommen, meynende daer inne te commen. Dan en hebben die van Deventer sulcx niet gehengt, maer ter contrarie vuyt gesonden gecommitteerden, die ontrent ije vande beste soldaeten (vuyt Zutphen gecommen) vuyten hoop genomen hebben, ende die inde stadt gelaeten, omme daer mede heure 14 vendelen die heel swack waeren te verstercken, laetende de reste loopen soe meenigen man soe meenigen wech, sonder oick yemant van alle de hopluyden inne te laeten, dan alleen Louckema.

Ten selven daege heeft Sijne Extie weder alle tgeschut doen tscheepe brengen, ende sijn leger op trecken naer Deventer. Te weeten den Graeve van Solms mettet Zeusche regement ende den Oversten Dorp met vier vendelen ende den Drost van Tsallant oick met vier vendelen, over de westsijde van d’IJsele, ende Sijne Extie mettet voorder volck d’óostsijde van d’IJsele, laetende binnen Zutphen, den captn Duvenvoorde met sijn compagnie ende met tytel als provisonel gouverneur, met noch de compagnien van Wijnbergen, Luyt van Bunschooten, ende den jongen Brienen van tregement van Groenevelt.

De viant vernemende de compste van Sijne Extie heeft verlaeten thuys van Nieubeeck Ga naar voetnoot1 daer hy langen tijt, omme te beter te struyckroven gelegen hadde. Ende dit is tgeene gepasseert is inde belegeringe van Zutphen.

voetnoot1
Bij alle in dit werk voorkomende data is, wanneer het tegenovergestelde niet uitdrukkelijk wordt aangegeven, de nieuwe stijl gebruikt.
voetnoot2
Sir Francis Vere, de opperbevelhebber over het Engelsche hulpkorps.
voetnoot3
Johan Philips Graaf van Valckesteyn, Heer tot Oversteyn en Bruck, was Overste-Luitenant van den Graaf van Nieuwenaar, van wien hij commissie had ontvangen den 10den Maart 1589, ouden stijl. (Commissieboek van den Raad van State, van 1588-1591, ingevoegd tusschen bl. 70 en 71.) - Na den dood van den Graaf van Nieuwenaar kreeg hij voorloopig commissie om te kommandeeren over het krijgsvolk in het kwartier van Zutphen, terwijl hem tevens de kompagnie van den overleden Graaf gegeven werd. (ld., bl. 99.) - Zie over zijne begrafenis en zijne nagelaten schulden de Ingekomen brieven van de St. Gen. van 1 Julij 1591 en 31 Julij 1591. (Rijks Arch.)

voetnoot1
Willem Lodewijk, Graaf van Nassau, Stadhouder van Friesland.
voetnoot2
Floris van Groenevelt was den 29sten December 1590 aangesteld tot Overste ter repartitie van Utrecht; hij was een zwager van Heraugière, die met zijne zuster Maria van Groenevelt gehuwd was.
voetnoot3
De hier bedoelde is Willem van Dorp, die, even als verscheiden andere leden van zjn beroemd geslacht, tot de beste krijgsbevelhebbers van dien tijd gerekend kan worden. Hij behoorde tot de verbonden edelen, nam deel aan de inneming van Brielle, verliet later de krijgsdienst en werd Baljuw van Delfland en Schout van Delft. In 1589 vinden wij hem echter weder op een staat van het krijgsvolk vermeld. Hij werd den 3den Julij 1592 voor Steenwijk doodelijk gekwetst en stierf twee dagen later.

voetnoot4
De toenmalige Gouverneur van den Briel, eene van de pandsteden, die aan Elisabetb bij het tractaat van 1585 waren ingeruimd, was Milord Borris.
voetnoot5
Philips van Nassau, de broeder van Graaf Willem Lodewijk. Hij was de derde zoon van Jan XI (de Oude) en Elisabeth Gravin van Leuchtenberg, en den 1sten December 1566 te Dillenburg geboren. In 1587 was hij tot Gouverneur van Gorkum benoemd. Hij stierf den 2den September 1595 ten gevolge van eene wond, die hij in het ruitergevecht aan de Lippe bekomen had. Zie aangaande zijn karakter Duyck’s Journael, II Boek, den 2den September 1595.
voetnoot1
Deze vaan ruiters was eigenlijk die van den Prins van Espinoy, die haar niet in persoon aanvoerde, maar het bevel daarover opgedragen had aan Pierre de Voisin. Na het overlijden van den Prins van Espinoy werd de vaan den 21sten September 1594 aan den tienjarigen Frederik Hendrik gegeven; Voisin was in het vorige jaar gestorven. (Commissieboek van den Raad van State, van 1591-1599, bl. 90 verso.)
voetnoot2
De beste en volledigste berigten aangaande deze beide broeders, de beroemdste ruiter-kapiteinen, die de Staten ooit in hunne dienst gehad hebben, worden gevonden in eene mededeeling van den Kolonel van Emden, opgenomen in de Kronyk van het Historische Genootschap te Utrecht J859, bl. 173 en volgg. Nadere opgaven omtrent het geslacht Bacx vindt men in dezelfde Kronyk 1860, bl. 220 en volgg.
voetnoot3
Burchart van Kinsky of Chynsky was Ritmeester over eene vaan van 200 ruiters. (Staet van het Crijchsvolck tegenwoordich in dienste van de Vereenichde Provintiën wesende, van 1587; - id., van 1588 en 1589. - Rijks Archief, M. S.) - Hij stierf den 8sten September 1595 tengevolge van de wonden, die hij zes dagen te voren in het noodlottige ruitergevecht aan de Lippe bekomen had. Zijne vaan werd drie maanden later aan Wessel van Boetselaer gegeven. (Commissieboek van den Raad van State, 1591-99, bl. 114.)
voetnoot4
Sir William Edmund was een soldaat van fortuin, van Schotsche afkomst. Den lOden Junij 1589 werd hem het oprigten eener kompagnie van 60 lanciers opgedragen. (Cummissieboek van den Raad van State, van 1588-1591, bl. 85 verso.) Hij was bij nagenoeg alle krijgsondernemingen tegenwoordig; den 11den Junij 1599 volgde hij Murray op als Kolonel van de Schotsche hulptroepen (ld., van 1591-1599, bl. 214), behoorde in 1602 tot de verdedigers van Ostende, en sneuvelde in 1606 bij het verdedigen van Rijnberk.
voetnoot5
Philippe de Lespine voerde sedert 1586 het bevel over eene kompagnie harquebusiers. (Commissieboek van Leicester, bl. 6.) In Januarij 1593 stierf hy aan de gevolgen eener wond, hem door een neef van Potlis, vermoedelijk in een tweegevecht, toegebragt.
voetnoot6
Floris van Brederode, Heer van Cloetingen, zoon van Reinoud IV, den twee en twintigsten heer van Brederode en van Maria van Doorne, komt reeds voor op een ‘Staet int corte van het voetvolck ende peertvolck’ van den 19den Augustus 1579, als bevelhebber over een vendel. In 1586 de krijgsdienst verlaten hebbende (Commissieboek van Leicester, bl. 81), maakte hij in 1588 deel uit van het gezantschap naar Cbristiaan IV van Denemarken. In het volgende jaar werd hij weder bij het leger aangesteld in den rang van Overste-Colonnel. (Zie hiervoren de Inleiding, bl. LI.) Hij stierf in 1599 te Heusden, als Gouverneur van die vesting en van de onderhoorige forten.
voetnoot1
Hardtman Sleyer werd in Maart 1590 Ritmeester over de vaan Duitsche ruiters van wijlen Christoffel Wulff. (Commissieboek van den Raad van State van 1588-1591, bl. 111.) Reeds in November 1591 werd hij gecasseerd en ging tot de Spanjaarden over, die hem later ook uit hunne dienst ontsloegen.) Zie ook over hem den brief van Fr. Schwartz aan Oldenbarnevelt van den 26sten Junij, bij Bor, XXX, bl. 700.)
voetnoot2
Godard van Balen, de oude vos, zoo als van Reyd hem noemt, was een der beste Ritmeesters van het Staatsche leger. Op den ‘Staet van tcrijchsvolck’ van 1585 komt hij reeds als Ritmeester voor; sedert 24 Augustus 1588 voerde hij eene vaan Duitsche ruiters aan. (Commissieboek van den Raad van State, van 1588-1591, bl. 27.) Den 12den Mei 1597 werd hij op zijn verzoek uit de dienst ontslagen en zijne vaan aan Godert van Batenburg gegeven. (Commissieboek id., van 1591-1599, bl. 143.) Binnen de twee jaren evenwel (24 April 1599) werd hem opgedragen eene kompagnie van honderd curassiers te ligten en aan te voeren. (Id., bl. 207.) Met deze ruiters redde hij in het volgende jaar het geschut bij Nieuwpoort.
voetnoot3
Guillaume de Preit, gezegd Barchon, Seigneur de Noumany, was een van de trouwste aanhangers van Willem van Oranje. Bij den togt over de Maas had hij het bevel over het geschut des Prinsen, en in 1571 werd hij door dezen aangesteld tot zijnen Gouverneur en Algemeenen Stedehouder in het prinsdom Oranje. (La Pise, Tableau de l’histoire des Princes et Principauté d’Orange, pag. 384.) Later kwam hy weder hier te lande terug, en werd hem in 1586 door Leicester opgedragen, ‘pour en absence du conte de Meurs, Gouverneur de la ville, villes et pays de Utrecht, commander aux gens de guerre y estans en garnison de quelque nation ils soyent angloise ou aultre. (Commissieboek van Leic., pag. 108.) In 1595 presideerde hy, blijkens den Staat van Oorlog, ‘de saken van Justicia in den crijchsrade int leger’, en den 4den Augustus van het volgende jaar stierf hij, na als Vice-Maréchal de Camp met een korps kavalerie een inval gedaan te hebben in Brabant, op welken togt hij 22 dorpen verbrandde. Daaronder was ook het dorp Fleurus, waar de toren, op welke de inwoners gevlugt waren, in brand werd gestoken. Eene vrouw wierp zich met haar kind van boven neêr, ‘et l’horreur de tel spectacle’, zegt La Pise (pag. 644) ‘frapa tellement l’esprit de Barchon, qu’il luy fut present jusques à sa mort survenue tost après’. Duyck zegt ook, dat hij ‘tsedert den laesten tocht bij hem in Waesbrabant beleyt, ende dat de menschen te Fleru also van den toorn sprongen, met een gestadige frenesie over ’t afspringen van een vrouwe gequelt was.’ (Journael, III Boek, 4 Augustus 1596.)
voetnoot4
Werner van den Houte, gezegd Dubois, Heer van Est, een waardige krijgsmakker van de Bacxen, wordt reeds in 1575 vermeld. In 1589 werd hem het bevel over eene kompagnie lanciers gegeven. Hij woonde de meeste gevechten van zijnen tijd bij, en werd in 1607 in den Tielerwaard door vijandelijke stroopers, aan welke hij zich niet wilde overgeven, doodgeschoten.
De sententie van zijn moordenaar Geurt Geurtsz is te vinden in ‘Notitie van ’t geene Inden Crijchsrade der Vereenichde Nederlanden Remarcquabels gepasseert is zedert den Jaere 1597’, bl. 39. (Eigendom van het Friesche genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. - Zie het 32ste verslag, bl. 376, No. 31.)
voetnoot5
Otto Gans Vrijheer van Potlits werd in Maart 1590 bevelhebber over de vaan ruiters van den overleden Maarten Schenk, dien hij een half jaar vroeger (21 Augustus 1589) ook als superintendent over de forteres van ’s Gravenweert (de Schenkenschans) was opgevolgd.
Hij stierf aan zijne wonden den 24sten October 1593, binnen Groningen, waar hij in krijgsgevangenschap was. Twee dagen later werd hij te Leeuwarden begraven. Zijne vaan werd aan Jurien Contler gegeven. (Commissieboek van den Raad van State, 1591-99, bl. 71.)
voetnoot1
De vier laatstgenoemde vanen behoorden tot de ruiterij van het Engelsche hulpkorps.
voetnoot2
Bartel Balfour, bevelhebber over de Schotsche kompagnieën, welke de Staten in hunne dienst hadden, was sedert vele jaren reeds hier in het land. In January 1594 werd hij ten gevolge van oneenigheden over de betaling, uit zijne betrekking ontslagen.
voetnoot3
George Everhard, Graaf van Solms, heer tot Munzenberg en Somervelt, was de tweede zoon van Ernestus van Hohen Solms und Lich. Hij was geboren den 30sten Julij 1568, en trad reeds op zijn vijftiende jaar in dienst van de Staten van Zeeland. In 1588 werd hij Overste en Kolonel over vijf kompagnieën paarden, en kort daarna ‘Overste over alle het crijgsvolck jegenwoordich in Zeelandt zijnde, ofte datter noch naermaels zal werden gezonden’. Hij woonde meest alle togten en belegeringen bij. Na de overgave van Hulst, waarvan hij sedert 1591 Gouverneur was, ontnamen de Staten van Zeeland hem het opperbevel over hnnne troepen, waarop de Generale Staten hem den 29sten Jnnij 1597 tot Overste-Kolonel aanstelden. (Commissieboek van den Raad van State, 1591-99, bl. 150.) In 1602 naar Duitschland gereisd zijnde om 2400 ruiters te ligten, stierf hij in datzelfde jaar te Arensberg in Westfalen. Hij was in 1594 gehuwd met Sabina, dochter van Lamoraal van Egmont.
voetnoot4
De Drost van Salland was regteus voorzitter van de Ridderschap en steden, representerende de Staten van Overijssel. De hierbedoelde Drost was Jonkheer Gerard van Warmelo, die in 1584, uit een voorgedragen drietal, ter vervanging van Eggerik Ripperda, door Willem I was gekozen en aangesteld; hij deed den 27sten Julij van datzelfde jaar zijnen eed, en heeft den lande voortdurend groote diensten, ook als krijgsbevelhebber, bewezen. Hij voerde het bevel over het krijgsvolk in Overijssel, en was bovendien Kapitein over een vendel voetknechten van 150 man, en Ritmeester over eene vaan van 100 Duitsche ruiters. (Commissieboek van den Raad van State, van 1591-1599, bl. 16 verso en 65 verso.) Hij stierf in 1610 en werd als Drost van Salland opgevolgd door Hendrik Bentinck tot Werkeren. Van de Spaansche tijde was ook een Drost van Salland aangesteld, welk ambt in dien tijd (van 1580 tot 1621 of daaromtrent) bekleed werd door Otto van Egmond.

voetnoot1
Met dezen Graevesteyn bedoelt de Schrijver den Frieschen hopman Douwe van Grovestins, door Bor eveneens verkeerdelijk Doroe van Grovesteyn genoemd. (Ned. Hist., XXVIII, bl. 562.)

voetnoot1
Lamorael van der Noot, Heer van Risoires voerde het bevel over de vaan ruiters van Prins Maurits. Den 1sten Februarij 1599 werd hem die vaan gegeven. (Gommissieboek van den Raad van State, van 1591-1599, bl. 196.)
voetnoot1
De capitulatie is in haar geheel opgenomen in het Memoriën- en Resolutieboek der stad Zutphen, berustende in het Stedelijk Archief aldaar. Zij is ook te vinden in het Register van ingekomen brieven van 1591 op het Rijks Archief, bl. 144.
voetnoot2
In wereldlijk gewaad.
voetnoot3
Plunderen van de Katholijke kerken.

voetnoot1
Het huis Nyenbeek, Nybeek of Nieuwbeek lag een half uur ten N. O. van Voorst aan de Voorsterbeek. Het is bekend als de gevangenis van Reinoud III, Hertog van Gelderland, en werd in 1383 aan Willem van Steenbergen in leen gegeven, in wiens geslacht het tot 1779 bleef.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

plaatsen

  • over Zutphen


datums

  • 1591

  • 23 mei 1591

  • 24 mei 1591

  • 25 mei 1591

  • 26 mei 1591

  • 27 mei 1591

  • 28 mei 1591

  • 29 mei 1591

  • 30 mei 1591

  • 31 mei 1591