Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche poëzy. Deel 3 (1840)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche poëzy. Deel 3
Afbeelding van Vaderlandsche poëzy. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche poëzy. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche poëzy. Deel 3

(1840)–Prudens van Duyse–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Aen een Dichter
Belgie ontweken.

 
Gelukkig die zijn tijd mag wyden aen de kunsten!
 
Daer vindt de sterveling een bron van hemelgunsten.
 
Zoo neemt der kunsten liefde ons bange zorgen af,
 
En siert het levenspad tot op den rand van 't graf.
 
 
 
f. de vos, de Yver.
 
Mild stroomen de gunsten des Heeren op Vlaendren:
 
Een geelende koornöceaen
 
Golft ruischend de wenschen des akkermans tegen;
 
En de ooftryke boomen verkwikken de baen
 
Des reizers, die, 't oog op die schepping geslagen,
 
Verwonderd blijft staen.
 
 
 
Mijn Vaderland, op uw bekoorlyken bodem
 
Ontluikt er, met purperen knop,
 
Zoo menige roos, als uw maegdekens blozend;
 
Een bloemtjen ontbot uit elk dauwenden drop.
 
'k Zie bloemen, en vruchten, en oogsten: geen lauwren
 
Slechts heffen zich op!
 
 
[pagina 136]
[p. 136]
 
De zonen der Dichtkunst, wier wiegjen hier wankte,
 
Wier edeler ziel voor u blaekt,
 
Zijn ballingen hier, naest de graven der vaedren,
 
Wier schimmenchoor enkel, beluisterend, naekt,
 
Wanneer zy den roem van die vaderen zingen,
 
Wier tael men verzaekt!
 
 
 
Voor kunsten, wier prachtgloed een wooning doen blinken,
 
Gelijk een beparelde bruid,
 
Voor vazen, voor beelden, voor stoute tafreelen,
 
Breekt Belgies verrukking in handgeklap uit:
 
Den belgischen zanger bejegent slechts de uitroep:
 
Wat fazelt die luit?
 
 
 
Sterk willen zy schittren, verbazen, verblinden,
 
Door schatten der kunst.
 
Maer 't hart te verhoogen, maer 't brein opteklaren,
 
Maer zielenontvlammers te kroonen met gunst,
 
Die taek is hun vreemd, en het gloeiendste poogen
 
Der barden om zunst.
 
 
 
Licht zullen ze op u van hun trotsigen zetel
 
Ter neêr zien, hoe innig veracht,
 
Indien gy kunt kruipen in ziellooze toonen;
 
Indien gy 't ondichterlijk harte verkracht;
 
Indien gy, beneden hen-zelven gezonken,
 
Naer zangerloon smacht.
 
 
[pagina 137]
[p. 137]
 
Maer gloeit in uw boezem de vlamme der Dichtkunst,
 
Ontstoken door d'adem van God;
 
Doorwoelen hem vryheids- en vaderlandsliefde,
 
Die met de tyrannen en basterden spot;
 
O, wacht dan geen oogwenk, geen lach van die grooten,
 
Dit schandelijk rot!
 
 
 
Getuig het, gy, 't graf uwer moeder ontweken,
 
O Dichter, met snikkende borst!
 
Vergeefs zongt gy heerlijk en zielenverheffend:
 
De boezem dier lagen bleef koud en omschorsd
 
Met yzeren platen, terwijl gy het jammer
 
Bezwykende torscht.
 
 
 
Maer ver van uw land, hebt ge uw land niet vergeten.
 
Dit kunt ge niet, Vlaenderens Bard!
 
Gy ziet in uw droomen uw Vaderland weder,
 
Nog 't voorhoofd omneveld door zichtbare smart,
 
De lokken ontsnoerd en ten spel van de winden:
 
Zy spreekt tot uw hart.
 
 
 
Zy spreekt: ‘O mijn Kind, o verhevene balling!
 
Uw dichtkunst was edel en schoon.
 
Wat geeft u de Belg, door verfransching verdierlijkt?
 
Ik blijf uwe moeder: mijn kus zy uw loon!
 
Verlokt u de rijkdom, vergeet dan uwe ziele;
 
Vergeet my dan, Zoon!’
 
 
[pagina 138]
[p. 138]
 
Verdoof niet die stemme, die heilige stemme:
 
Zing verr van den lande dit land u zoo dier.
 
Eens breekt door uw nacht een verrukkelijk straeltjen:
 
Dan knellen we u, Broeder, aen 't harte vol vier;
 
Dan stellen we u grootsch op den needrigen schedel
 
Een hoogtydslaurier!
 
 
 
Zoo dobberde Camoëns stout in de stormen,
 
Zijn zangrol in moedige hand.
 
Hy worstelde rustig met toornige golven;
 
Hy dacht aen zijn roem, aen den roem van zijn land,
 
En stapte, verwinnaer der razende orkanen,
 
Volheerlijk aen 't strand.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken