Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De broeders (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De broeders
Afbeelding van De broedersToon afbeelding van titelpagina van De broeders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel
toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De broeders

(1894)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

4e Acte.

 
In stichtlijk kalm Paasch-zondag morgenlicht
 
liggen te blinken Sions heil'ge streken.
 
De koorts des avonds, 't zwoele van den slaap,
 
heeft zich vereffend tot ontnuchterd licht,
 
als wilde klanken tot een symfonie,
 
chaos tot orde, twijfel tot begrijp.
 
De klokken beng'len, rythmisch, overal,
 
zwaarder en heller, luist'rijk gouden torens
 
stralen, bewust van ongeborgden gloed.
 
Bedrijf is stil, maar lang gebeds-gegons
 
en streng gezang doorklinkt de schitterstad.
[pagina 71]
[p. 71]
 
Als een recht-stammig woud ontstijgen zuilen
 
blauwgrijzen wijrooks, hoog in 't windloos licht,
 
alleroords 't hemelsche Jeruzalem.
 
 
 
Buiten de muren ligt een weide groen,
 
van madelieven blank en kleine rozen, -
 
die grenst rondom het Hemelsche gewest
 
zachtglooiend af van 't droef beproevings-land, -
 
Daar ziet men eng'len, ernstig, hand in hand
 
gaan tot waar plots de dorre rand afbuigt
 
tot afgrond woest-berotsd, onpeilbaar, steil.
 
Stil dan aanzien ze, vaster hand in hand,
 
smartwerelden, geelgloend in purpermist,
 
door somber ruim 't fataal bestek begaan.
 
 
 
Op kronkelpaden door de bloemenwei
 
wand'len veel witte, statige gestalten
 
in sabbathswijding, langs blij beekgeruisch.
 
 
 
Ook gaat er Satan naast den Zoon.
 
Daarginds
 
torent d' onzachb're, lichtbekroonde Poort.
 
En links en rechts, op gekanteelde muren
 
blikk'ren blinkwapenen der strijdbare⁀eng'len
[pagina 72]
[p. 72]
 
en loopt hun wachtroep tot de kim.
 
Omhoog
 
praalt d'aether blauw, lustig als lentelucht.
 
Satan.
 
- ‘Suave, mari magno turbantibus aequora ventis,
 
e terra magnum alterius spectare laborem, -
 
Zeer fraai is hier wel alles ingericht,
 
dit is de bloem der hemelsche geneuchten:
 
bij wijs van koffie na 't dessert, bekijkt
 
gij, wand'lend op uw welbezonde weide,
 
verkleumde stumperts in Siberiëns sneeuw.
 
De Zoon.
 
Arm, boos hart, dat vreugd vindt in 's andren leed.
 
Satan.
 
Vergeef, mijn goede, gij verstaat niet recht
 
mijn meening, noch des dichters sentiment:
 
- Non, quia vexari quemquam est jucunda voluptas,
 
sed, quibus ipse malis careas, quia cernere suave est. -
[pagina 73]
[p. 73]
 
De Zoon.
 
Liefdeloos en onchristelijk ook dít.
 
Satan.
 
Wel, hoe curieus - maar dan vervalt, helaas,
 
mijn compliment ten aanzien der perfectie
 
van uw vermaard heils-établissement.
 
'k Was juist den dichter dankbaar die mij hielp
 
uit weifeling met schrand're conjectuur.
 
Dus wordt hier wèl om 't wereldleed geleden?’ -
 
 
 
Ten antwoord keert de Zoon des Meuschen óp
 
blanke handpalmen met het stigma rood.
 
Satan.
 
- ‘Zeker! - wien bleef 't roemrucht feit onbekend?
 
Wie prijst uw heldendaad niet? 't Gansch vrijwillig
 
mensch worden om der menschheid redding wil!
 
Zeer nobel en een moeilijk stuk, vooral
 
voor wie al God was, - doch dit gaf ook troost,
[pagina 74]
[p. 74]
 
en kracht, niet waar? - gij wist, 't was maar voor kort,
 
en alles kwam hierboven weer terecht.
 
Dat weten dáár de meeste lijders niet!
 
Was 't al een nare dood, wis toch niet erger
 
dan carcinoma, 't lot van myriaden
 
of tabes, op een vliering, in gebrek. -
 
Ook empaleeren is veel wreeder straf -
 
maar 't kruis was voor u stellig preferent
 
om 't fraaier zinnebeeld - en d'eedler pose.’ -
 
Zacht ongeduld omfloerst des Zoons gelaat.
 
Zijn wimpers trillen en 't diep oog tuurt strak
 
als van wie wrevel teêrlijk overwint.
 
Dan komen kindren, twee aan twee, een stoet
 
vol lief gerucht en vogeltjesgeluiden,
 
met blanke voetjes in te ruim kleedij.
 
Zij zien den Heiland, - snel gewend en hart'lijk,
 
vallen zij hard met blijen zangdreun in.
 
Kinderchoraal.
 
- ‘Het Kindeke kwam leven
 
aan eenen morgen zoet
[pagina 75]
[p. 75]
 
en wou zijn zuiver bloed
 
wel voor ons geven.
 
Die handjes zonder fout,
 
die ons den hemel schonken,
 
die moesten toen geklonken
 
aan 't harde hout.
 
Satan.
 
Nu, nu, dat noem ik eerst succes. Hoe diep
 
treft zoo'n détail der kleinen fantasie.
 
Voorwaar, niet enkel 't lijden maakt den held,
 
maar fijn verstand en goede smaak, bij keuze
 
van vorm, détail, omgeving en moment.
 
De doornenkroon, de speer, de spijkers, 't kruis,
 
de vrouwen weenend, 't groot, geroerd publiek -
 
de heuvel grootsch, en d'avond voor den Sabbath -
 
hoe welbegrepen! als sensatie-stuk.
 
De Zoon.
 
Arme, die spel ziet in den grooten ernst.
 
Satan.
 
Ik zie in 's menschen hard getob geen spel.
[pagina 76]
[p. 76]
 
Die stakkers zijn geen goden, vóór en nà,
 
die sterven niet vrijwillig, niet pompeus,
 
verzekerd van een eeuwig heil, zooals
 
een rijk heer van uit welverwarmde kamers
 
stapt dapper in zijn ijskoud douche-bad.
 
Die sukkels, die verscheurd door booze driften,
 
onzeker van iets meer dan 't kort bestaan,
 
voor wie dat leven àlles schijnt, 't nog zien
 
vergiftigd door ellende, zonde⁀en pijn,
 
en in hun jammer, bang voor eeuw'ge straf,
 
bevend zitten te loven uw gena -
 
Neen, da's wel meenens! neen, die is 't geen spel!
 
Kinderchoraal.
 
Met Zijn vervaarlijk lijden
 
is onze vreugd gekocht,
 
Zijn smart heeft ons gebrocht
 
eeuwig verblijden.
 
 
 
O, dat voor ons mocht dagen
 
Liefde zóó groot,
 
die heeft ons aller nood
 
alleen gedragen!’ -
[pagina 77]
[p. 77]
 
De kleinen dringen om hun's Heilands kleed.
 
Die buigt 't zachtmoedig hoofd met inn'gen glimlach
 
en strekt de zegenende handen uit.
 
Hen kussen ijverige, kleine monden
 
op 't roode merk, waar 't kwetsend ijzer drong.
 
 
 
En Satan, op die teekenen attent:
 
Satan.
 
- ‘'t Is mooi genezen. Doet het nog wel pijn?’ -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken