Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De broederveete (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De broederveete
Afbeelding van De broederveeteToon afbeelding van titelpagina van De broederveete

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (3.46 MB)

ebook (2.77 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel
toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De broederveete

(1912)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]

3e Acte.

 
Het zijn Sibëriens vlakten, wijd-besneeuwd,
 
in barre nacht, men ziet er huis noch steg.
 
Uit 't zwart woud in de verte galmt gehuil
 
van wolven, ver nog, maar dat naderkomt.
 
Door hooge, zachte sneeuw strompelt een man
 
uitgeput, sling'rend als een tol die ophoudt.
 
iwan.
 
- ‘'t Is uit! - 't Is uit! - Ik kan nu toch niet meer.
 
'k Heb 't niet gezocht. - Heb 'k niet mijn best gedaan?
 
geloopen, veertig dagen, door de sneeuw,
 
gekaauwd bevrooren brood, gedronken sneeuw?
 
Wie zegt nu nog dat ik niet leeven wou?
 
Zie, God! mijn goede wil. De sneeuw is zacht
 
en dik en warm. 'k Heb al zoo lang verlangd
 
lekker te slapen in de dikke sneeuw.
 
 
 
Hoor! - hoor ze janken! - eer ze bij me zijn
 
slaap ik. Zie goed, God, dat ik niet meer kàn.
[pagina 45]
[p. 45]
 
Moot 'k wachten tot ik val? of mag 'k gaan liggen?’ -
 
 
 
Nu valt hij, en blijft liggen, 't hoofd op d' armen.
 
iwan.
 
- ‘Daar! - dat 's goddank het eind. Nu kan geen God
 
zoo wreed zijn nog te vergen dat ik opsta.
 
een priester.
 
Hé, vriend! Wat is er met je? Sta eens op.
 
iwan.
 
Ga heen. Laat më in vreedë. Ik ben óp!
 
priester.
 
Hoor je de wolven niet? Sta op! sta op!
 
iwan.
 
Ga heen! Wees vrind'lijk! Stoor mijn sterven niet.
 
Ik sliep al haast. Hoe zelden is 't zoo ligt
 
priester.
 
Neen je moet wakker blijven. Slaap is dood.
 
iwan.
 
O vriend, wat doe je? Wie kan nu zóó sterven?
 
Dat 's vuur! dat brandt! - Is dat in naam van God?
 
Hoe wreed. Ben jij Gods knecht? Is dat barmhartig?
 
priester.
 
Maar, arme stakker! waarom wil je sterven?
[pagina 46]
[p. 46]
 
iwan.
 
Waarom zou 'k willen leeven?
 
priester.
 
Dat 's Gods wil.
 
iwan.
 
Goed! Dat zei 'k ook. Toen heb ik 't lang gewild.
 
Nu is mijn wil óp. God moet toch vergeeven
 
dat ik niet zóó lang willen kan als Hij.
 
Nu wil ik dood, die zoeter lijkt dan leeven.
 
Neemt hij dat kwalijk? Ik deed zóó mijn best.
 
priester.
 
'k Geloof 't niet, man. Dat 's woordenschijn. Je wilt
 
méér dan je weet. Je raaskalt maar, door kou.
 
Bedroog een vrouw je? Leef j' in vrees voor schande?
 
Hoe anders kan een mensch nu sterven willen?
 
iwan.
 
Schande verdien ik niet. Niemand bedroog me,
 
zooals ikzelf mezelf. Vadertje! hoor eens....
 
priester.
 
Maar gaauw dan, man! - de wolven - en de wind. -
 
iwan.
 
Allerlei groots heb 'k van mezelf gewild.
 
Allerlei groote daden. Vreugde⁀en pracht
 
wou 'k storten als met kommen over 't land,
 
over de waereld, over al wat leeft -
[pagina 47]
[p. 47]
 
priester.
 
Zondig, zondig! -
 
iwan.
 
Vadertje, 'k had zóóveel!
 
Ik ben geen boer. 'k Had macht zoo goed als wil.
 
priester.
 
Ei! - en waarom dan niet?...
 
iwan.
 
Waarom dan wel?
 
Wie gaat nu zaaien op de sneeuw? Dat 's mal,
 
daar lacht men om. Zoo lach ik om mezelf.
 
Wie zal nu iemands doodbed gaan optooien?
 
En d'aard gaat dood, de zon gaat dood, wij menschen
 
wij dansen in een sterfhuis. Kijk de maan,
 
hou je die voor een lamp? Maar 't is een doodskop.
 
Vroolijk, zoo'n ding dat altijd om je draait -
 
Gedenk te sterven! -
 
priester.
 
Goed! gedenk te sterven -
 
Maar ga dan in een klooster, leef voor God -
 
iwan.
 
Vadertje, dat begrijp ik niet. Ik zie
 
de wereld miserabel en vol kwaad,
 
maar God is goed en boven alle jammer -
 
Jijzelf leeft ook niet voor den Tsar, die 't warm heeft,
 
maar võor de stomme boeren, in de kou.
[pagina 48]
[p. 48]
 
priester.
 
Juist, en voor jou verkleum ik hier, om Gods-wil.
 
iwan.
 
Dat 's mal. Zoo deed ik ook, en 'k vind het mal.
 
Ik ga toch dood, wat later. Alles sterft.
 
Alles bevriest. Dë aard', de zon, de sterren.
 
Zie je die sterretjes, die spitse pijltjes
 
geschoten uit een zwarte burcht van dood?
 
Dat zijn de vonkjes van één groote vlam,
 
God die zijn pijp aansteekt. Straks blaast ie 'm uit.
 
Fft! weg! - Genacht! - mag ik nou rustig sterven?
 
priester.
 
Jongetje! jongetje! - wat gekkepraat.
 
Hier! eet en drink nog wat. Waarom zoo bang?
 
iwan.
 
Ik bang? - die dood, noch kou, noch wolven vrees?
 
priester.
 
Zeker, mijn jongetje, je vreest jezelf.
 
Dat lijkt immers maar zoo? En als God wou
 
't lichtjen uitblazen als zijn pijp goed brandt,
 
dan hebben wij toch meegedaan. Wat meer
 
wou je verlangen? Wees toch niet zoo bang.
 
iwan.
 
Goed vrind, ik ben wat dof. Ik ben half dood.
 
Wat zeg je toch? - Hoe doe je dat? zoo denken?
[pagina 49]
[p. 49]
 
priester.
 
Maar kind, dat doe ik niet. Dat spreekt van zelf.
 
iwan.
 
Vadertjë! ééns leek God een goede tuinman
 
en d'aard zijn serre, wel verwarmd, besproeid,
 
waar hij zorgvol de harte-plantjes kweekte,
 
en dan verplanttë in zijn Paradijs.
 
Maar de aarde⁀is maar een ongelukkig beest
 
dat schurft heeft en geen handen om te krabben.
 
'k Heb meelij met het stomme dier. 'k Schei uit.
 
priester.
 
Kletspraatjes. Bangigheid. Je dacht misschien
 
toen je wat wist van 's werelds makelij,
 
wel met een heele groote telescoop
 
of met een heele sterke microscoop
 
God te zien zitten in zijn lenningstoel,
 
hupsch lachend dat j' hem eindelijk had gevonden.
 
Jongetje! hoe verwaand, hoe dom, hoe bang!
 
Doe jij je werk maar, wat je kan, en meer.
 
Wat goed is sterft niet, God niet, noch goed werk.
 
iwan.
 
Hoe weet je 't vadertjë? En ik dan, ik?
 
priester.
 
Jij? Schaam je! Dat is vrees. Wie praat van jou?
 
Ik praat van God en goede werken. Jij,
 
jij bent niks en je hoeft ook niets te zijn.
[pagina 50]
[p. 50]
 
Dien God, doe goed, denk dáárom, niet om jou.
 
En wat ik weet, weet ieder, evengoed
 
als iedre boom weet hoe men bladen maakt.
 
iwan.
 
O Vadertje! vadertje lief! - kijk hier!
 
Hier zijn mijn handen. Ik doe wat je wil.
 
Ik ben van kou en moeheid blind. Maar jij,
 
jij ziet licht zeg je. Neem mijn handen dan.
 
Erbarm jë. Ik zal opstaan. Zie, ik wil.’
 
 
 
Maar zijn geheeven handen blijven leeg.
 
Als een ijskeegel in de hette, zijgt
 
het groote, maag're lijf des ouden mans
 
voor 't blazen van den ijswind, overzij.
 
Hij murmelt nog wat, en ligt stil in sneeuw.
 
iwan.
 
- ‘Waar is hij nu? Heb ik gedroomd? Een schim?
 
Vadertje! - Vadertje! - Ach, 't heeft hem beet! -
 
Om mij, om mij - om mijn vervloekt gepraat.
 
 
 
Ze zijn vlakbij! - Hoor! - alles was om niet -
 
Dan ga 'k maar slapen - naast mijn goeden vrind.’ -
 
 
 
Wolven, klein, zwart, onrustig op 't wit veld.
 
 
 
Maar schel-getjingel, en een slede raast
 
snel naderbij, gansch in een witte wolk
 
van paardendamp en flinterend sneeuwstof.
 
Zwaar snuiven, vloeken, roepen, zweepgeknal.
[pagina 51]
[p. 51]
 
iwan.
 
- ‘Hulp! - Hulp! - om Godswil!’ -
 
 
 
Hij richt zich op, en beurt het slappe lijf
 
des priesters, draagt het wanklend tot de slee,
 
en als die stilstaat, stort hij, en bezwijmt.
 
koetsier.
 
- ‘Gauw, als de bliksem, - die treffen 't nog net.
 
een man.
 
Vooruit! - laat ze liggen - ze sterven toch...
 
een andere man.
 
Een pope - en een vluchteling - dat's handgeld!
 
eerste man.
 
Een vluchteling! - Broeders, ik ken hem wèl,
 
't is Joan Alexeiewitch, de Tsar!
 
tweede man.
 
Joan! - gezegende God!
 
koetsier.
 
Haal naar binnen! - Ik zie er al achter ons! -
 
Voort!’ -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken