Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Johannes Viator (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Johannes Viator
Afbeelding van Johannes ViatorToon afbeelding van titelpagina van Johannes Viator

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

Scans (10.77 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Johannes Viator

(1979)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 340]
[p. 340]

XXXIX.

Wat is daar in muziek dat zulke vreugde wekt!

Het is niet altijd, niet gestadig. Langen tijd kan zij, ook de schoonste, niet meer zijn dan een heerlijk spel, prettig te volgen, zoet om lief te hebben.

Maar in enkele, heilige momenten scheurt zij, en zij alleen, de droeve sluier voor mij weg - zoodat Gods machtig licht dan op mij schijnen mag.

Weinige minuten, een half uur soms. Maar dat is genoeg, genoeg voor jaren dankbaarheid, voor eeuwige vrede.

En ik begrijp nu niet meer, wat ik vroeger aldoor gezocht heb, en wat alle menschen nog schijnen te zoeken. Spreken ze niet van geluk, van genot, van deugd, van wijsheid, als begeerlijke dingen, als de dingen die men zoeken moet?

[pagina 341]
[p. 341]

Want zie! - dit is noch geluk, noch wijsheid, noch genot, noch deugd - maar het is het eenigste begeerlijke.

En geluk, en genot, en wijsheid, en deugd zijn maar begeerlijk, zoo zij mij dichter kunnen brengen tot dat eenige, tot Gods machtig licht.

Alles voor dat Eene, - alles, alles, alles voor dat Eene. O een glimlach voor wie twijfelen. Zij hebben 't niet gekend.

Maar ik heb de vreugde gekend van wat men geluk noemt, en van wat men genot noemt, en van wat men wijsheid noemt, en van wat men deugd noemt - en het is alles zeer goed als het ons dichter brengt bij God, - maar zonder dat is het alles niets.

En het is volstrekt niet een sensatie, een bizonder sterke of mooie sensatie, een kunstsensatie of schoonheids-sensatie - o neen! het is een ander leven.

Het is ook niet de muziek - o neen! die helpt mij maar. Licht wordt een ander door iets anders geholpen. Gods openbaringen zullen wel vele zijn.

Het is een groote en eeuwige gebeurtenis

[pagina 342]
[p. 342]

in mijn ziel, die voor altijd alles verandert. Het is het blikken in 't beloofde Land, het ver vooruit zien liggen der heilige stad, de breede tinnen, zonneblinkend in blauwe verte, - dáár ligt het eind der zware bedevaart, de moede pelgrims juichen: Jeruzalem!

En dankgevoel voor alles wat mij hielp. Geen moeheid, geen weifeling meer, al houdt de daling van den weg weer lang het schoon verschiet verborgen.

En dan de bevreemding en het medelijden voor wie kibbelen en twisten over den weg. En o, dit heb ik ondervonden, dit is zoo moeielijk, want het maakt ons ergerlijk en gehaat. Het maakt de puurste goedheid hatelijk in anderer oogen. Het moet diep verborgen blijven.

 

Wat ik als kind gevonden had, die lichte sensatie, die schoonheidsvonk, oplichtend uit het samengaan der blij-levende kinder-gracie met den ritmus mijner innerlijke ziel - dat was de aankondiging, daaruit is het ontloken.

Dat was klein, kinderlijk, kortstondig. Ik moest dan muziek voelen en denken aan die

[pagina 343]
[p. 343]

twee kinderen, in dans. De harmonie van den dans, het edele en bevallige lijfsbewegen, het bekoorlijk, naief-kinderlijk zich blij-bewegen, met de ernstige engel-stemmen van muziek.

 

En dan later, ook denken mijn liefste in dans. In dans, in ranke, fiere gracie. Het trotsche hoofd-heffen, het zich slank wiegen, het vorstelijk deinend aanschrijden en gracelijk armgebaar. En de op-juichende engelkoren van muziek.

 

Maar dit kleine vonken. Later het statige licht, het morgen-gloren.

De groote menschen-menigte, de illusie van het groote saamgevoelen. De muziek groot, machtig, zwaar overdruischend. Eroïca.

Haar zien, een oogwenk, ver. De snelle perceptie van haar klare en subtiele schoonheid. Dat even, scherp en violent samenvallend met het groote helden-feest-gevoel der muziek. En als een lichtdamp daarom, het weten der hooge, oneindige vertrouwelijkheid, boven allen uit, tusschen die éene en mij.

[pagina 344]
[p. 344]

En dan de marsch, aanschrijdend met bekkenslag en zwaren koper-galm, jubelend, feestelijk, triomfantelijk, omstuwd door vloedgolven van weelde, schitterende explosiën van goudgeluk, - een grooten, bonten stoet, al mijn liefheden en mijn schoone neigingen en mijn heerlijke liefde midden-in, in gouden wagen - en overal bekkenslagen en gejuich en bloemen en glorie.

 

En dan later nog, beter nog. Alleen, in hoogen, half-duisteren Dom. Haar nabij weten, maar niet zien. Een ongezien koor, met rustigen, effen op-zwevenden zang, en zijne blije golvingen en zijn zoete, aldoor wisselende vervlechtingen - die aandachtig moeite willen doen voor 't schoon, tot dank en eer aan God. En de hooge boog-welvingen, die het schoon dank-geruisch op-leiden, en heerlijk doen vergaan in schemervolle hoogte.

En dan, geboren uit de meest intensieve en zaligste sensatiën, het leven dat meer is, het nimmer meer vergaande weten, dat zich plots uitbreidt door de gansche ziel, over al 't ver-

[pagina 345]
[p. 345]

leden, over al wat nog komen zal, - het lichte, onvergankelijke weten van Iets, tot waar de sterkste liefde dezer wereld nog maar de zwakke stijging is.

 

Ik zeg dit in eenvoud, daar ik 't zóó ondervonden heb. En het lijkt mij een droef-ernstig ding. Want wat de lieden onder geluk verstaan heeft het mij nimmer gegeven. Ik heb volstrekt geen blije dagen meer en over al mijn wegen ligt een donkere weemoed-nevel. Maar toch begeer ik niet beter, en het weten is mij genoeg. Ook zijn licht de uren van daad, en mijn innerlijke ziel weet ik te bloeien in een gloor van wondere gelukkigheid. Maar weinig voel ik die, en het contrast maakt de dagen donkerder.

 

En wie geen kind is, maar de liefde kent - niet glas-koud staat in menschenwereld - hoe zal die gestadig met blijheid kunnen blinken in een zoo dikke, groezelige sfeer van haat en leelijkheid?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken