Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kees Doorik of een bloedig half-vasten (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kees Doorik of een bloedig half-vasten
Afbeelding van Kees Doorik of een bloedig half-vastenToon afbeelding van titelpagina van Kees Doorik of een bloedig half-vasten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.69 MB)

Scans (9.37 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Vertaler

August Peeters



Genre

proza

Subgenre

roman (populair/bestseller)
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kees Doorik of een bloedig half-vasten

(1919)–Georges Eekhoud–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VII

Tante Mie, meter van Janneke, had zich met haar petekind belast, en, alles nogal op breeden voet willende doen had ze hem in een pensionaat gestoken van Turnhout. Maar in plaats van op te passen, maakte hij het er zóo van den man, dat hij, na een jaar, buitengezet werd, ten gevolge van een dier verregaande losbandigheden, die het ondereen zijn in slaapzalen meebrengt. Daar het kwaad de gansche inrichting bedreigde, moest er een voorbeeld gegeven worden, en de bestuurder, die te kiezen had tusschen burgerszonen en het boerken, stuurden natuurlijk dezen laatsten door.

Andries, die heel goed den schuldige zijn gebreken had kunnen vergeven, was toornig over zijn wegzenden. Onderhevig aan een knagende woede, zoo een van 'nen opvliegenden knorpot, legde hij iederen morgen de zweep eens duchtig op de ribben van den lomperik, en dat gedurende acht opeenvolgende dagen. Na die rammeling sloot hij hem een paar uren op in 't varkenskot, waar Janneke dan te werk ging als 'nen duivel, van de pijn, die hij gevoelde in zijn lenden, gloeiend onder de striemen van de roede. De uitgeslapen boer dreef zijn verontwaardiging zelfs een weinig te ver. Hij legde zijn zuster bespiegelingen vol afschuw onder de oogen. Ha! daar was niet aan te twijfelen, dat z'n oudste hem het leven zou verkorten, dat hij de nagel van z'n doodkist zou zijn. Zijn oogen draaiden vervaarlijk bij dien uitleg, hij balde de vuist, en duwde ze tegen 't voorhoofd, als zou hij er waanzinnig door worden; ofwel, met een spookachtigen lach, deed hij gebaren in de

[pagina 48]
[p. 48]

ruimte, alsof hij iemand duchtig met een roede afzweepte.

Hij zei, dat hij zich toebereidde op een afranseling, die hij zijn slachtoffer zou toedienen, bij zijn thuiskomst. In den grond goedaardig, verontrustte de meter zich eenigszins daarover, en deed een goed woordje voor heur petekind. Dan, daar Andries den kleine niet meer onder de oogen wilde hebben, eindigde Nelis Cramp, - door zijn vrouw lastig gevallen daarvoor, - met den nietdeug op de hoeve te nemen, onder voorwendsel Kees te kunnen helpen.

Janneke was een blond manneken, met rozige huid, regelmatige trekken in het bleek gelaat, dat totaal de sporen miste van een weldoende vermoeienis. Hij had blauwe, matte oogen, en loodkleurige oogleden. Zijn meisjes-fijnheid waggelde schier in z'n koewachterspak, bestaande uit ingenaaide bullen van ‘nonkel’ Nelis. Al wat Janneke uit het ‘pensionaat’ overgehouden had, waren te vroeg opgeschoten en ziekelijke zinnen; een lage inborst, een geslepen wreedheid, die hij uitoefende op vliegen, kikkers en vogels, totdat hij later, niets meer te vreezen hebbende van steigeringen of hoornstooten, zijn plaagzucht bot kon vieren op paarden en koeien. De terugkomst, op regelmatige tijdstippen van 't jaar, van een varkensslachting verheugde hem zoozeer als een kermis. Hij hielp de slachters het dier uit zijn hok trekken, stralend van geluk, wanneer het, door tegenstand te bieden, zijn doodsstrijd verlengde; hij lachte bij het hooren dier door merg en been snijdende kreten, die ver over den buiten de kalmte storen ging, zoodat de menschen konden zeggen: ‘De die gaat worsten en pensen eten!’

Vadsig van aard, werkte hij slechts als hij gewaar werd, dat men hem in 't oog hield. Maar

[pagina 49]
[p. 49]

éens alleen, dan stond hij te droomen met z'n handen in de zakken. In den Zomer, wanneer het gras hoog stond, lag hij soms uren lang, op den buik, aan den zoom van de wegen. Daar bespiedde hij dan de voorbijgangers, luisterde de uitbundige samenspraken af van verliefden, om ze daarna rond te brieven aan de grootste kwatongen van 't dorp.

Vóor Janneke's vertrek naar de Wit-Hoef had zijn vader hem in 't lang en in 't breed ingepompt wat hij te doen had. Het was een gevaarlijke verklikker, dien de Cramp's in hun midden opnamen. De schijnheilige rol van den knaap werd vooral gewichtig na den dood van den ouden Nelis. Het was er om te doen, te verhinderen, dat de rijke weduwe zou hertrouwen, en alzoo te maken, dat de erfenis van den vrek in de handen van Andries' kinderen viel.

Janneke begreep zeer wel, wat zijn vader van hem verwachtte. Was het onmogelijk hem eenigen aantrek te doen gevoelen voor schoolboeken, daarentegen was zijn geest uiterst vastbaar voor arglistigheid. Hij ging zóo voorzichtig te werk, dat niemand geen acht sloeg op hetgeen hij in 't schild voerde, uitgenomen Kees Doorik misschien, wien een onwillekeurige afkeer alleszins op zijn hoede zette voor dat bleeke jongetje. De vleiende snotneus mocht nog zoozeer den lieveling en den gedienstige uithangen voor den kranigen kerel, deze bleef ongevoelig tegenover al zijn flikflooierijen. Zekeren dag had Kees hem betrapt in de schuur, terwijl hij met twee kleppers van zijn soort aan 't fikfakken was. De knecht, wiens open karakter de verklikking verafschuwde, had zich toen tevreden gesteld met die schavuiten hun billen eens te doen blozen. Janneke, hun aanvoerder, vergaf Kees zijn stilzwijgen niet. Van dat oogenblik af,

[pagina 50]
[p. 50]

sloeg de valsche achting, die de nietdeug gekoesterd had tegenover den voorkomenden en struischen jongeling, opeens over in een wraaklustigen en jaloerschen haat. Zoo hij voorts nog bleef slenteren rond den eersten knecht, en hem altijd op de hielen zat, dan was 't om beter zijn doen en laten te kunnen nagaan, om hem te hinderen, en om zijn werk te misprijzen bij de bazin.

Maar nu was 't wat anders dat hem bezig hield. Van iets was hij zeker, en dat bezat méer waarde dan ál zijn uitvindsels bijeen om den knecht last aan te doen: Kees Doorik was verliefd op tante Mie. Dat was tenminste iets, dat belang zou opleveren voor den ouden Wannes! Ook, den volgenden dag van zijn ontdekking, stond de bespieder vroeger op dan naar gewoonte, en haastte zich de koeien zoo vlug mogelijk op de wel te zetten; daar liet hij ze loopen, om, in éen adem, tot de ‘Kaart’ te rennen. Zoo slim was hij daarbij dan nog, niet over de groote baan te gaan, waar helpers van de Wit-Hoef hem hadden kunnen ontmoeten, maar hij sneed kort door pijnbosschen en braaklanden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken