Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vijfde trede (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vijfde trede
Afbeelding van De vijfde tredeToon afbeelding van titelpagina van De vijfde trede

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (175.91 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vijfde trede

(1960)–W.H. van Eemlandt, Hella S. Haasse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

23 Juli

Vanmiddag deed zich een onaangenaam incident voor. Iemand wilde mij spreken. Hij weigerde zich door een ander te woord te laten staan dan door mij. Het was een zenuwachtige jongeman van een jaar of zesentwintig. De verloofde van juffrouw Huizing. Ik was nog bezig met mijn lunch aan het tafeltje, dat ze altijd voor mij reserveren in de luchtige voorhal van het restaurant, en ik liet hem boven komen, omdat hij zeide haast te hebben. Hij maakte zijn excuus voor het werkpak, waarin hij mij bezocht, maar hij was even uitgebroken van het karwei waar hij als huisschilder bezig was. Hij kwam clementie vragen voor zijn meisje. Vast en zeker zou ze de gevangenis in gaan, wanneer ik mijn aangifte bij de politie niet introk. Hij was al bij de commissaris geweest en die had gezegd, dat er veel zou afhangen van mijn houding. Juffrouw Huizing had een schoon register en ze zouden haar wel met een ernstige waarschuwing laten lopen, wanneer ik mij vergevensgezind toonde. Zij zelf had er erge spijt van en ze begreep niet, hoe ze er toe was gekomen. Ze was altijd stipt eerlijk geweest, maar aan die toonbank

[pagina 32]
[p. 32]

waar we haar tijdens de uitverkoop hadden gezet, leek het wel of er een boze geest in haar was gevaren. Ze was voor de verleiding bezweken. Alles wat ze zich had toegeëigend was bij de huiszoeking en de fouillering gevonden. Hij zelf zou graag de schade betalen, wanneer ik dat nodig vond. Als zijn verloofde veroordeeld werd zou ze die schande niet te boven komen. ‘Begrijp toch, meneer Dammers, wat zo iets betekent! Bets tussen die boeven. Wat moet dat voor een vreselijke herinnering nalaten. Haar ouders hebben nu al gezegd, dat zij niet meer thuis hoeft te komen en hoe kan ze werk vinden, wanneer zij gezeten heeft?’

Het was het spitsuur in het restaurant. Een geroezemoes van pratende stemmen, gedrang van langs mijn tafeltje lopende mensen. Ik gaf de jongen een sigaret en dacht over de zaak na.

‘Heus, meneer, ik weet niet hoe ik het moet uitleggen, maar Bets was bij die tafel zichzelf niet. Het is helemaal niets voor haar om te stelen. Ik heb al gedacht of het misschien aardstralen of zo iets geweest kunnen zijn.’

Ergens links van mij klonk een hoog lachgilletje. Ik liet mijn ogen in die richting gaan en keek in de spottende blik van Thérèse, die gemakkelijk achteroverleunde in haar rieten stoel. Haar gezicht was juist in onze richting gewend en ze glimlachte hooghartig. Een paar voorbijgaande dames amuseerden zich kostelijk om het opgezette groepje. De toezegging om de politie op te bellen en mijn aanklacht in te trekken bestierven me op de lippen. Inplaats daarvan hoorde ik mezelf zeggen:

‘Ik moet een voorbeeld stellen. Wanneer we derge-

[pagina 33]
[p. 33]

lijke dingen toelieten en te zwak waren om te straffen, was het hek van de dam. We hebben hier een personeel van honderdtwintig man sterk en u begrijpt wat een schade we zouden lijden, als we niet streng de hand hielden aan discipline. Tenslotte kunt u toch niet ontkennen, dat ze voor een groot bedrag heeft gestolen, nietwaar?

‘Natuurlijk hebt u gelijk. Maar niemand behoeft het toch te weten, wanneer u genade voor recht laat gelden!’

‘Het spijt me, maar ik kan u niet helpen.’

Hij maakte een scène en er waren een paar suppoosten nodig om hem tot de orde te brengen. Hij zou me wel vinden en er voor zorgen, dat ik moeilijkheden kreeg met het personeel. Stuk voor stuk zou hij ze bewerken tot ze hun ontslag namen en op nieuwe sollicitanten behoefde ik niet te rekenen. Mijn ordebewaarders slaagden er in hem naar de deur te loodsen en ik meende, dat het afgelopen was, toen een man demonstratief honend lachte. Ik kon niet zien wie het was, maar de jonge man moet hebben gedacht, dat ik het deed. Hij rukte zich los en kwam wit van woede op me toelopen. Hij moet tegen de rug van Sebastiaan hebben gestoten, want die maakte een halve draai op zijn bankje en zijn linkerbeen sloeg tegen dat van de naderende jongen. Hij struikelde er over en bleef versuft liggen. Ze gaven hem een glas water en ik ging met de lift omlaag, omdat ik verdere ruzie wilde voorkomen. Later hoorde ik, dat hij gewillig is weggegaan.

In de loop van de middag belde de politie me op. Ze wilden weten of de zaak moest worden voorgebracht, dan wel of ik mogelijk van gedachten was

[pagina 34]
[p. 34]

veranderd. Het was een vrij zielig geval, zei de inspecteur, en het was een eerste delict. Maar hij wilde mij niet beïnvloeden. Na mijn antwoord aan die jongen en zijn onbehoorlijk gedrag heb ik voet bij stuk gehouden. De inspecteur gaf mij trouwens toe, dat ik gelijk had het standpunt in te nemen, dat zachte meesters stinkende wonden maken.

Maar nu ik hier alleen in mijn kamer zit te schrijven verwonder ik mij over mijn houding. Er is iets, dat me zegt, dat juffrouw Huizing niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de diefstal. Enkele meters van haar toonbank verwijderd stond Thérèse. Nog zie ik de veel betekenende blik in haar glanzende ogen, toen ze die van mij afwendde en op het meisje vestigde. Vond de vreemde wezenheid, die haar bezielt een weinig resistente natuur, waarop ze haar kracht kon aanwenden? Ik twijfel er niet aan, dat het boosaardig lachje, toen de jongen het over aardstralen had, van Thérèse afkomstig was. Er veranderde niets aan haar strakke neerbuigendheid en niemand zal het hebben gehoord of gezien. Behalve ik dan. En waarom stak Sebastiaan het been zo verraderlijk uit op het juiste moment? Al die dingen vormen een geheel, een keten van voorvallen, die mij bewijzen, dat er in dit gebouw invloeden aan het werk zijn van para-normale orde.

Ik kan dit alles objectief bezien. Zeker zou ik niet willen beweren, dat al mijn vreemde ervaringen met de poppen en die barrière op de vijfde trede, aan iets buiten mij moeten worden toegeschreven. Dat alles kan zich zeer wel binnen in mij afspelen en door mij worden geprojecteerd en vastgehecht aan gewone dingen om mij heen. En dan, verstandelijk, door mij

[pagina 35]
[p. 35]

worden geduid als zintuigelijke verschijnselen. Er is maar één voorval, dat zich tegen die verklaring verzet. De diefstallen van juffrouw Huizing! Er komt geen enkele illusie te pas bij het feit, dat zij - onbeïnvloed door een wilsuiting of een suggestie mijnerzijds - heeft gestolen. Ik wist er niets van. Zelfs niet toen ik haar in mijn kantoor liet brengen en haar ondervroeg. Haar geval speelde zich af onder de rechtstreekse beïnvloeding door Thérèse.

Ik wilde, dat ik de mogelijkheid had dat groepje hier vlak onder mij, verborgen gade te slaan. Zó, dat ze niet wisten, dat ik in de nabijheid ben en hen bespied. Zouden op ditzelfde ogenblik hun stijve ledematen zich losjes bewegen, hun plastic lippen woorden vormen, de rook opstijgen uit de sigaret van Sebastiaan, de kleine Piet als een zich vervelende bengel kattekwaad uithalen? Ik wéét, dat wanneer ik mij onverwachts over de balustrade hier boven zou buigen, ik hen zou zien zitten in hun gewone houding, die onze bezoekers een ogenblik in de waan moge brengen, dat ze werkelijk leven, maar mij, die zelf de plaatsing regelde, niet kan misleiden. Of zouden ze mij alleen maar dood en zielloos voorkomen, zolang mijn bedriegelijke zintuigen hen waarnemen en de begoocheling van tijd en ruimte mij parten speelt? En zouden ze een individueel bestaan bezitten, dat zich alleen aan mij manifesteert, wanneer ik door de onzichtbare poort ben gegaan boven de vijfde trede, waar ook die vreemde stem te horen is, die me verschrikt bij mijn naam noemt?

Verwonderlijk, dat mij dit alles overkomt! Het is bijna ondoenlijk mij terug te denken in de tijd, toen ik

[pagina 36]
[p. 36]

nog niets wist van wat zich in de diepten van de menselijke ziel, beneden de drempel van het bewustzijn afspeelt. Toen zou ik gelachen hebben, wanneer iemand mij een verhaal had gedaan als dat, wat hier onder mijn schrijvende hand groeit. Ik zou de woorden: je bent gek! niet hebben kunnen terughouden. Francine was bijgelovig. Wanneer ze 's nachts ergens hout hoorde kraken, stond ze er op, dat ik zou gaan kijken of er iemand in huis was gekomen en wanneer ik haar geruststelde op dat punt, hield ze vol, dat er een geest moest zijn. In sommige dingen was ze erg primitief. Als ze zonder aanleiding huiverde, was het steevast: er loopt iemand over mijn graf. En ze was bang voor de dood.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken