Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Spectator (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Spectator
Afbeelding van De Hollandsche SpectatorToon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Spectator

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (39.26 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Editeur

P.J. Buijnsters



Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Spectator

(1984)–Justus van Effen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Aflevering 1-30: 20 augustus 1731 - 4 februari 1732


Vorige Volgende
[pagina I]
[p. I]

Justus van Effen

Met de reputatie van Justus van Effen (Utrecht 21 febr. 1684 - 's Hertogenbosch 18 sept. 1735) is het wat vreemd gesteld. Eigenlijk bestaan er twee Van Effens. Daar is allereerst de Franstalige journalist, auteur onder andere van Le Misantrope (19 mei 1711 - 26 dec. 1712), La Bagatelle (5 mei 1718 - 13 april 1719) en Le Nouveau Spectateur françois (1725). Op grond van dit werk, waaronder ook begrepen zijn vertalingen uit het Engels in het Frans, verwierf Van Effen een bescheiden plaats in de Europese literatuurgeschiedenis. Men waardeert hem daar als intermediair van de vroege Verlichting. Maar de neerlandistiek kent deze ‘Franse’ Van Effen nauwelijks.

Pas in 1731 begon Van Effen met zijn enige Nederlandstalige en tevens zijn laatste geschrift: De Hollandsche Spectator. Het is dit werk alleen wat deze cosmopoliet in zijn vaderland tot vandaag toe een zekere roem heeft bezorgd. En terecht, want De Hollandsche Spectator is zonder twijfel Van Effen's beste schrijfprestatie.

De vraag of men die overgang van Franse naar Nederlandse voertaal moet beoordelen als een late erkenning van op het verkeerde paard gewed te hebben, blijft hier buiten beschouwing. Hoewel Van Effen zo op het oog een belangrijke sleutelpositie inneemt in het intellectuele en literaire transitoverkeer van de 18e eeuw, is er over zijn afkomst, opleiding, contacten, levensomstandigheden en persoonlijke ambities nog zo goed als niets bekend. Evenmin valt zijn precieze aandeel in allerlei gezamenlijke publicaties op dit moment vast te stellen. Daarom volstaan we met enkele summiere gegevens, toegespitst op De Hollandsche Spectator.

[pagina II]
[p. II]

Justus van Effen was de zoon van Melchior van Effen, ‘luitenant te paert’, en Maria Bom. In het officiersmilieu waarin hij opgroeide werd hoofdzakelijk Frans gesproken. De familie was rechtzinnig protestant. Standophouden gold er meer dan rijkdom. Van Effen verloor zijn vader al omstreeks 1701, reden waarom hij na de Latijnse school bezocht te hebben een geplande universitaire opleiding moest laten varen. Vanaf toen verdiende hij zijn brood als goeverneur (huisleraar) bij aanzienlijke families in Den Haag, Leiden en Rotterdam. Het was een delicate, eenzaame positie, want zo'n goeverneur vervreemdde min of meer van het burgerlijke milieu waaruit hij voortkwam zonder zich ooit ten volle te (mogen) assimileren met zijn aristocratische werkgevers. Het was ook een nomadenbestaan. Als een pupil rijp was voor de universiteit, vergezelde zijn goeverneur hem ook daarheen om tenslotte, na het laatste examen, weer zijn congé te krijgen. Het pleit voor Van Effen dat zijn oud-leerlingen hem niet vergaten, zodat hij enkele malen in hun gezelschap een buitenlandse reis kon maken. Zo verbleef hij van februari 1715 tot 1716 en van oktober 1727 tot mei 1728 in Engeland, terwijl hij in 1719 Zweden bezocht.

Intussen verkeerde de jonge goeverneur Van Effen in Den Haag sedert 1711 in een kleine vriendenkring, waartoe onder anderen behoorden de erudiete bibliograaf Prosper Marchand (1678-1756), Themiseul de Saint-Hyacinthe (1684-1746), Albert-Henri de Sallengre (1694-1723), zekere Alexandre en de wiskundige Willem-Jacob 's Gravesande (1688-1742). Gezamenlijk vormden zij een veelzijdig geïnteresseerde maar exclusief Franstalige societeit, waaruit het Journal litéraire (La Haye 1713-1722, 1729-1736) voortkwam. Met gedeeltelijk andere Franse réfugié's redigeerde Van Effen van 1718 tot 1720 nog een ander geleerdentijdschrift: L'Europe savante. Maar zijn tot moraliserende bespiegeling geneigde geest vond

[pagina III]
[p. III]

noch in wetenschap noch in bellettrie of dichtkunst volle bevrediging. Het spectatoriale vertoog daarentegen, zoals dat in 1709 door Richard Steele (1672-1729) met zijn The Tatler werd geïnaugureerd, bleek hem op het lijf geschreven. Eenmaal op dat spoor gezet, zou hij daar zijn grootste succes als literator verwerven. De hieruit voortvloeiende neveninkomsten konden de onbemiddelde goeverneur - feitelijk een eeuwige student - niet onwelkom zijn.

In 1732 kreeg hij door bemiddeling van zijn oudpupil Bernard van Welderen de post van ‘Kommies by 's Lants Magazijnen van Oorlog’ te 's-Hertogenbosch. De praktische bediening laat hij, naar de gewoonte van die tijd, tegen betaling aan een klerk over. De overblijvende revenuen stellen hem nu eindelijk in staat om te trouwen met Elisabeth Sophia Andriessen. Van Effen was toen al 49 jaar en lijdend aan een slepende ziekte die met melancholie gepaard ging. Het werken aan De Hollandsche Spectator ging hem daardoor steeds moeilijker af. Toch bleef hij, soms met hulp van anderen, nummer na nummer volschrijven. Op 8 april 1735 verscheen de 360e en laatste aflevering. Enkele maanden hierna, op 18 september, overleed Justus van Effen met achterlating van vrouw en twee kinderen. De zorg voor hen droeg hij over aan zijn boezemvriend Mr. Theodoor van Snakenburg (1694-1750) uit Leiden.

Tijdgenoten herinnerden zich Van Effen later als iemand die onder armoedige omstandigheden altijd chic gekleed over straat liep. Hij leek uiterlijk enigszins een petit-maître, een modejonker, maar inwendig neigde hij juist tot diepe ernst en degelijkheid. Deze karaktertrek vond bij het Nederlandse publiek meer waardering dan in Frankrijk waar men Van Effen wel een zeker gebrek aan esprit verweet. Voor een gefundeerd oordeel zou echter zijn hele oeuvre onderzocht moeten worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken