Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leven met J.C. Bloem (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leven met J.C. Bloem
Afbeelding van Leven met J.C. BloemToon afbeelding van titelpagina van Leven met J.C. Bloem

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.99 MB)

Scans (8.47 MB)

ebook (4.63 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/biografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leven met J.C. Bloem

(1977)–Clara Eggink–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe het begonnen is

Ach, de onnozelheid van het lot - J.C. Bloem was gecommitteerde bij mijn eindexamen. Het blinde lot inderdaad. Indien ik naar het gymnasium was gegaan zoals ik gewild had, inplaats van naar een H.B.S. 5j., dan zou ik deze man waarschijnlijk nooit ontmoet hebben tenzij dan veel, veel later. Mijn leven zou dan een heel ander verloop gehad hebben. En het zijne ook. Welk een vreemde gedachte.

Nu was die school waar ik tegen mijn wens op terecht gekomen was, er een op humanistische grondslag in de ouderwetse betekenis van het woord. Deze school huldigde een stelsel van onderwijs en opvoeding waarbij de jonge mens werd opgeleid tot een hoog peil van ontwikkeling via de humaniora. Er werd zeker niet in de eerste plaats naar gestreefd de leerlingen tot behoorlijke functionnerende raderen in de maatschappij te vormen. De ontwikkeling van de geestelijke en morele eigenschappen van de mens stond voorop. Dat valt niet te verwonderen als je bedenkt dat de directrice - deze H.B.S. was voor meisjes bestemd en de docenten waren voor het merendeel vrouwen - Bakhuizen van den Brink heette en er onder die docenten naar alle waarschijnlijkheid velen waren die tot de eerste groepen academisch gevormde vrouwen behoord hebben. Onder hen was er dan ook niet één die zijn taak ten opzichte van de jeugd niet diep ernstig opnam. Ik geloof niet dat er iemand bij was die zijn werk aan de school beschouwde als alleen maar een manier om aan je boterham te komen. Kennis en alge-

[pagina 14]
[p. 14]

mene ontwikkeling stonden vooraan, zowel bij henzelf als ten opzichte van de leerlingen. We moesten er hard werken, maar als je er vandaan kwam was je dan ook doorkneed in vier talen en hun letterkunde en eigenlijk in alle vakken die er onderwezen werden en dat was nagenoeg alles wat toentertijd aan de orde kwam. Behalve die talen had je de beginselen van de filosofie met de voornaamste vertegenwoordigers onder de knie. Je had staatsinrichting en staathuishoudkunde gedaan, je had boekhouden geleerd. Je wist voldoende van scheikunde, natuurkunde en biologie. Geschiedenis van pre-historie tot en met het toenmalige heden werd je bijgebracht via de ontwikkeling van de mensheid en de politiek, en niet met oorlogen en jaartallen. Kunstgeschiedenis was facultatief, maar iedereen volgde die lessen. Je leerde je klassieken en kreeg een snuifje Latijn mee. Natuurlijk waren er ook de wiskundevakken, maar daar koesterden de leerlingen een zekere verachting voor. Kortom, je kwam er als een veelzijdig ontwikkeld wezen en met een macht aan kennis vandaan. Waarmee ik maar zeggen wil dat we allemaal drommels goed wisten wie J.C. Bloem was.

Dit heeft zich afgespeeld in Rotterdam. J.C. Bloem was aanwezig bij mijn examens in Frans, Duits en Engels. Ik zie hem nog zitten aan mijn rechterkant, naar mij toegewend. Links zat de examinator, een schooltafel stond in het midden en daarachter zat ik. Ondanks alle spanningen vond ik tijd om die dichter goed op te nemen. Aangezien ons geen dweperigheid was bijgebracht, verbaasde ik mij er niet over dat de poëet er uitzag als ieder ander mens. Ook kende ik zijn leeftijd. Het was een tamelijk gezette man die al aardig kaal werd. Zorgvuldig had hij echter een reep haar dwars over zijn schedel geborsteld. Hij was niet knap, maar had wel een goed gezicht. Hij had mooie handen. Hij had iets onbeweeglijks

[pagina 15]
[p. 15]

en zag eruit alsof hij te kort geslapen had. Die indruk bleek juist, want hij was in die tijd nachtredacteur bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Om ongeveer drie uur in de nacht gaan slapen en om negen uur in de morgen kinderen in drie talen te horen stotteren, moet geen bezigheid zijn geweest waar je klaarwakker van werd. Hij was mild en vriendelijk ten opzichte van zijn slachtoffers. Wij waren heel tevreden met onze dichter en verder dachten we er niet veel over na.

Waarom hij uit al die aardige meisjes nu juist mij uitgekozen had, is mij een raadsel gebleven. Maar dat dat zo was bleek korte tijd nadat dat examen tot ieders vreugd achter de rug was, want ik ontving tot mijn stomme verwondering een brief van hem, waarin hij mij in de gebruikelijke termen schreef dat hij mij wel beter wilde leren kennen. Ik was daar wel wat trots op, maar de noodzaak van die betere kennismaking zag ik helemaal niet in. En daar ik bovendien elders geoccupeerd was, schreef ik hem een brief terug die, zoals ik later hoorde, hem hogelijk vermaakt had omdat ik begonnen was met de zin: ‘Uw schrijven heeft mij zeer verbaasd.’ En dat was ook zo, want ik was het niet gewend dat volwassenen notitie van me namen anders dan om mij terechtwijzingen toe te dienen.

Nadenkende over wat ik nu verder met mijn leven zou gaan doen, vergat ik dit evenement min of meer. Ik was het liefste medicijnen gaan studeren, maar daar kwam niets van in. Mijn oudste broer en ik waren kinderen uit mijn moeders eerste huwelijk met een man die, toen ik ongeveer twee jaar was, naar zijn familie in de V.S. was gegaan. Daarna had zij nooit meer iets van hem gehoord en het schijnt dat hij op een bergtocht verongelukt was. Wij waren dus min of meer blokken aan haar been en zij vond blijkbaar dat zij mijn stiefvader niet ook nog kon laten opdraaien voor mijn studie. Deze was een zee-

[pagina 16]
[p. 16]

man en dus weinig thuis. Hij zou het zeker goedgevonden hebben als het mogelijk was geweest, want hij was heel lief en goed voor mij. Maar mijn al vroeg ingeprente gevoelens maar een aanhangsel te zijn, weerhielden mij daarvan. Ik solliciteerde dus naar baantjes, maar die lagen in die tijd niet voor het opscheppen.

Dat we elkaar desondanks toch beter hebben leren kennen, geschiedde via vrienden van Jacques die ook kennissen van mijn ouders waren. Er lag maar een jaar leeftijdsverschil tussen hem en mijn ouders. Hij kwam eens bij ons theedrinken en wij gingen zo nu en dan wandelen. Waar en wanneer hij mij gevraagd heeft met hem te trouwen herinner ik me absoluut niet meer. Maar ik moet toestemmend geantwoord hebben, gezien de resultaten.

Wat mij toen in deze mens aangetrokken heeft, heb ik mij pas kort geleden werkelijk gerealiseerd. Dat het zo was, daar was geen twijfel aan. Op het eerste gezicht had hij voor een gemiddelde jonge vrouw - en dat was ik toch - niet zoveel aantrekkelijks. Mijn eerste indruk van zijn uiterlijk had ik al tijdens het examen gekregen. Bij mijn volgende zag ik dat hij niets deed tot verfraaiing van dat uiterlijk, integendeel; hij takelde zich verschrikkelijk toe. Hij liep namelijk rond in de pakken die van zijn een paar jaar tevoren gestorven vader waren en daar die bijna een hoofd groter geweest moet zijn dan hij, had hij wel de broek laten inkorten maar aan de jasjes niets gedaan. Verder had hij een zonderlinge voorkeur voor dassen in de wildste kleuren en bovendien nog van glimmende zijde gemaakt. Hij bezat een grote verzameling; zeker wel honderd. Ook droeg hij, zeer Nederlands, een veel te klein hoedje dat tamelijk vies en versleten was. Toen ik later foto's van Léautaud zag, dacht ik: hé, nog zo'n hoedje. Ook had hij een tic. Maar met dat vreemde uiterlijk had hij

[pagina 17]
[p. 17]

toch iets dat onmiskenbaar was: charme en distinctie. Om terug te komen op die aantrekking, die zo sterk geweest moet zijn dat ik er al mijn vrienden en eigenlijk mijn hele leven van jonge vrouw voor heb laten schieten, die zat nog ergens anders. Nog niet lang geleden stelde iemand mij de vraag waar hij blijkbaar al lang mee rondgelopen had. Het was Rico Bulthuis, die met die combinatie van leepheid en verlegenheid hem eigen, in een groot gezelschap naast mij kwam staan en mij overviel met de vraag: ‘Waarom ben je ooit met Bloem getrouwd?’

Toen wist ik opeens het antwoord: ‘Hij was de eerste man die me niet verveelde.’ Dat moet het geweest zijn en zeker niet ten onrechte. En dat zat hem nog nieteens zozeer in eventuele uitwisselingen. Jacques was helemaal geen groot prater in het dagelijks leven en zeker niet in huis. Je kreeg soms de indruk dat je woorden over een heel verre afstand naar hem toe kwamen en dat hij zich met moeite en ook met iets van tegenzin, ging bemoeien met wat er gezegd werd. Het was alsof je hem eigenlijk stoorde in een gedachtenstroom, altijd. Later heb ik begrepen dat hij zozeer een mens alleen was dat dat de enige manier was of geworden was om zijn geest in rust te houden en zich daardoor vrij te voelen. Hij verschanste zich achter zwijgzaamheid en achter een reeks van vriendelijke opmerkinkjes en zelfs van vriendelijke geluidjes. Die houding nam hij niet alleen tegenover mij aan, maar ook tegenover zijn familie, waar hij toch zo innig aan gehecht was. Hij wenste niet betrokken te raken bij de emoties van anderen en voor alles wenste hij zijn eigen emotionele leven niet vrij te geven. Later heb ik ook gezien dat zijn hele amusante persoonlijkheid tegenover de buitenwereld, zijn grappen, zijn conversatie, dat dat allemaal behoorde tot de ver-

[pagina 18]
[p. 18]

schansing, tot de barricade die hij om zich had opgetrokken.

Ik geloof nu werkelijk dat het zo was dat juist deze evasiviteit mij zo aantrok. Zijn wezen intrigeerde me en boeide me en is me altijd blijven boeien en niet ten onrechte, zoals ik al zei. Want wat daar achter zat was alles wat er in zijn verzen staat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken