Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Thienste gedicht.
Tot Gheestelycke persoonen in 'tghemeyn.

 
GHy, die daer zijt ghestelt een licht hoogh in de wolcken,
 
Om als een' klaere sterr' te lichten alle volcken
 
Ga naar margenoot+Tot alderhande deught; siet dat ghy soo klaer licht,
 
Dat heel het leecke volck tot wel-doen werd' gesticht.
 
Den handel van u doen verciert met goede reden:
 
De woorden die ghy spreect gheeft voetsel uyt uw' seden:
 
Den goddeloosen straft, en door goet leven leert
 
Hoe verre hy van Godt is achterwaerts gekeert.
 
Een gheestelijck persoon moet toch den spiegel wesen
 
Waer in een sondigh mens moet sijne fouten lesen,
 
En sien wie dat hy is: hoe verr' hy sijnen voet
 
Geset heeft vande deught, en van het beste goet.
 
Soo sal hy Godt den Heer, den Vader van hier boven,
 
(Tot beternis gebrocht) van sulck een voetsel loven.
 
Siet dan wel neerstigh toe: neemt fackels in de handt,
 
Ontsteken door het vier der liefde, dat heet brandt:
 
Ga naar margenoot+De lendenen schorst op tot alle eerbaerheden:
 
Tot alle deughtsaemheyt u leven wilt besteden.
 
Ga naar margenoot+Weest sober in het kleedt, in spijs, en in den dranck:
 
Behoorlijck gemaniert in spraeck en in den ganck.
 
Een-yder gheeft de spoor tot een ghestichtigh leven:
 
Soo werdt den hooghsten staet, den hooghsten prijs ghegeven.
 
Ga naar margenoot+Want, als het hooft is sieck uyt eenen quaden gront,
 
Tot aen de voeten toe is't lichaem onghesont.
 
De handen, beenen, rugh, soo groote pijn ghevoelen
 
Als boven in het hooft, en in de hersens woelen.
 
De reden, het verstandt, en oock den vrijen wil
 
Zijn altemael in 't hooft, als in haer' plaetse, stil.
[pagina 55]
[p. 55]
 
De sinnen van ghelijck, uytwendigh, en inwendigh,
 
Zijn in den stoel des hoofts elck tot het sijn behendigh:
 
En wat daer onder is, staet onder sijn ghebiet;
 
Werdt dan het hooft ontstelt, de rest' valt in verdriet.
 
De saeck gaet oock alsoo met hoogh' en leeghe staeten;
 
Het leegh moet toch van 'thoogh' sijn' beste gaven vaten.
 
Als dan het gheestelijck in goede seden manct,
 
Het werelts volck veel meer tot wel te doen verkranct.
 
De deughden selden doet, of 't siet-se voor gheschieden;
 
Want 't houdt meer van 't vertoogh, als van het straf gebieden.
 
De sake gaet dan wel, als gheestelijck persoon,Ga naar margenoot+
 
Het licht van sijn goet werck, een ander set ten toon:
 
Als hy het volck gaet veur: maer meer met rechte stappen,
 
Als met behanghen tongh die wonder wel kan klappen.
 
De daedt bewijset klaer, hoe vele daer aen kleeft;
 
Men vindt toch 't beste volck, daer 't Gheestelijck wel leeft:
 
En gheen soo ongheschickt van wereltsche persoonen,
 
Dan daer onghemaniert de Gheestelijcke woonen.
 
Daer't altijt doncker is, en nimmer son' en schijnt,Ga naar margenoot+
 
Gheen' vrucht soo schoon, soo groot, of achter-na verdwijnt:
 
Daer nimmer oock het licht van woorden, en van wercken,
 
Den wanckelbaeren mens in deughden komt verstercken,
 
Al waer den goeden wil op 't beste goet gebout,
 
Allenghskens hy vergaet, en heelen al verflout.
 
Dus siet wat dat ghy doet: siet dat ghy na 't betamen
 
Altijt de wercken voeght hy uw' verheven namen:
 
Siet dat ghy door wel-doen voor yder dien toch zijt,
 
Die ghy uytwendigh tooght te zijn in u habijt.
margenoot+
Matth. 5.
margenoot+
Luc. 12.
Ephes. 6.
margenoot+
1. Pet. 5.
margenoot+
Ghelijckenisse.
margenoot+
Matth. 5.
margenoot+
Ghelijckenisse.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken