Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Det dank'tich d'n duvel (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Det dank'tich d'n duvel
Afbeelding van Det dank'tich d'n duvelToon afbeelding van titelpagina van Det dank'tich d'n duvel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.71 MB)

Scans (9.92 MB)

ebook (11.57 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rob Vlaanderen



Genre

proza

Subgenre

verhalen
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Det dank'tich d'n duvel

(1977)–Graad Engels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Volksverhalen tussen Peel en Maas


Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

de ruitersport van heksen

Over heksen gaan in deze contreien zó veel verhalen, met alle mogelijke varianten daarop, dat men ze moeilijk onder één hoofdstuk kan rangschikken. In verreweg het grootste aantal der vertellingen spelen ze een kwaadwillige rol. Erg opvallend in deze geschiedenis is hun verplaatsingsvermogen. Zo wordt herhaalde malen van een heks beweerd dat ze op hetzelfde moment op twee of meer plaatsen tegelijk gezien is. Oók kan ze zich zodanig verkleinen dat ze door een spleetje of een sleutelgat binnen kan. Ze zou zich ook kunnen veranderen in diervormen. Vooral in die van een zwarte of een roodgetijgerde kat. De traditionele verplaatsingsmethode is wel die op een bezemsteel door de lucht. Maar een verteller uit Baarlo zegt dat jongere heksen graag van modernere middelen gebruik maakten. Onder andere van een rond meelzeef. Hebben zij mogelijk het gebruik van het wiel uitgevonden? Het moeten wel echte amazones zijn geweest, want het paard is hen blijkens verhalen erg lief geweest in de nachtelijke uren, al was deze liefde niet wederkerig.

Op een boerderij in Kessel-Eijck kwam een heks herhaaldelijk door het sleutelgat (al vraag ik me af waar je in die tijd een stal had met een slot met sleutelgat) de paardestal binnen en bereed daar op een woeste wijze de twee

[pagina 24]
[p. 24]

paarden. 's Morgens trof de knecht de dieren geheel van streek en nat bezweet aan. Als echte paardeliefhebber ging hij maatregelen nemen, er van overtuigd zijnde dat een heks de boosdoenster was. Hij bevestigde op slinkse wijze een scherp mesje in dat sleutelgat. De heks, die de volgende nacht weer door het sleutelgat naar binnen wilde, liep ernstige snijwonden op. Tussen haakjes dient hier opgemerkt te worden dat, wanneer een heks of een weerwolf zich bloedend verwondde de betovering werd verbroken en ontmaskering mogelijk werd. Men adviseerde dan ook, te proberen van hen ‘bloed te trekken’. In dit verhaal trof de paardeknecht in de stal achter de deur een vrouw aan, die daar spiernaakt en bloedend neerlag, gewond als ze was door het scherpe mesje in het sleutelgat. Bliksemsnel haalde men een oude mantel, waarmee ze zich kon bedekken. Bij ondervraging door de boer en de knecht bleek ze afkomstig uit Maashees! Men dreigde haar met straf en ze beloofde de paarden voortaan met rust te laten. Om zo snel mogelijk van haar af te zijn, bracht de knecht haar in de huifkar naar Maashees.

Het volgende verhaal werd me door een man uit Kessel verteld. Het komt in grote lijnen op hetzelfde neer als het vorige, maar is wat uitvoeriger. Het gaat om dezelfde heks, maar ze verscheen op twee boerderijen, nog wel gelijktijdig ook. Op beide boerderijen bestond het vermoeden dat een heks 's nachts de paarden bereed. 's Ochtends vond men ze kletsnat bezweet en met gevlochten manen en staart. Telkens als men er op zat te loeren om de heks te pakken te nemen gebeurde er niets, maar verslapte de waakzaamheid dan herhaalde het gebeuren zich. Eindelijk trof men bij de stal op een der boerderijen in Eijck,

[pagina 25]
[p. 25]


illustratieuitvergroten
Een heks bereed 's nachts de paarden.


[pagina 26]
[p. 26]

's nachts een vreemde zwarte kat aan. De knecht stak haar met een riek. Ze krijste van pijn, doch verdween in de stal. De knecht noch de boer durfde de stal in te gaan. 's Morgens trof men tussen de paarden een naakte gewonde vrouw aan. Men gaf haar wat oude kleren en dwong haar tot een bekentenis. Ze zei in Maashees te wonen en door de lucht op een zeefrand naar Kessel te zijn gevlogen. De boer bracht haar persooonlijk met een huifkar naar Maashees. Dat was in die tijd ongeveer twee dagen rijden. Of de boer deze dienst nu uit medelijden met de vrouw deed of dat hij haar zonder opzien te baren weg wilde krijgen, wist de verteller niet.

Op de boerderij bij kasteel ‘Westeringh’ in Maasbree trof de paardeknecht op een morgen de paarden opgejaagd en flink bezweet in de stal aan. Manen en staarten waren kunstig en zeer vast gevlochten in drie slagen en met gele touwtjes afgebonden. Verteller beweerde dat hij er zelf bij stond toen de knecht de touwtjes doorsneed maar vergeefs probeerde de vlechten te ontwarren. Hij bracht een moor (ketel) water aan de kook en hield de vlechten in de stoom. Pas daarna kreeg hij ze los.

Volgens een verteller uit Sevenum speelde zich nog in 1938 op een boerderij in het gehucht ‘de Steeg’ het volgende af. Op iedere maandagmorgen trof de knecht zijn paarden bezweet en met gevlochten staart en manen aan. Het viel hem op dat, wanneer hij op zondagavond om twaalf uur zijn paarden nog wat voerde, op de ‘hekselkist’ in de stal een zwarte kat zat. De nieuwe knecht, die na Pasen in dienst kwam, ondervond hetzelfde en hoorde van de ervaring van zijn voorganger. Men veronderstelde dat men met een heks te doen had. De knecht lette goed

[pagina 27]
[p. 27]

op. Toen ook hij de zwarte kat aantrof, ging hij de boer waarschuwen, die in bed lag. De boer zei: ‘Laat ze maar zitten. Er kan wel eens meer kwaad door komen als je er wat tegen onderneemt.’ Daags daarna trof de knecht de geschrokken en bezwete paarden aan. De volgende zondagavond kwam de knecht dronken thuis. Bij het voeren van de paarden trof hij de kat weer op de hekselkist. Hij ging naar de keuken en pakte het broodmes. De boer die nog op was zei: ‘Wat wil je? Doe toch niks met die kat. Je krijgt moeilijkheden.’ De knecht luisterde niet. Hij ging naar de stal en stak naar de kat. Hij raakte haar in de borst, waar ze een mooi wit hartje had. Opeens was de kat verdwenen en voor haar in de plaats zat er een mooie jonge vrouw op de kist, barrevoets en in nachtgewaad. Een wit hemd, een rood-baaien rok en een wit slaapmutsje. Ze keek de knecht woedend aan en zei: ‘Wat heb je nu klaar gespeeld? Nu zit ik hier. Wat nu? Wat zal mijn man zeggen? Ik moet beslist over drie kwartier in Venray zijn. Daar moet jij me naar toe brengen.’ De knecht raakte van streek en zei: ‘Dat kan ik onmogelijk in die korte tijd.’ De vrouw hield aan: ‘Je moet wel. Span vlug de kar in.’ De knecht ging naar de boer en vertelde wat er gebeurd was. Deze riep: ‘Heb ik je niet gezegd dat je er last door zou krijgen.’ De knecht spande haastig de kar in, de vrouw sprong op de kar en drong op spoed aan. De knecht kreeg nauwelijks de tijd om de stelten onderuit te nemen en op de kar te springen. Het paard ging er als de wind vandoor, zodat de zijplanken uit hun vattingen dreigden te springen. Desondanks brak de heks het zweet uit, bang dat ze te laat thuis zou komen. De knecht vroeg: ‘Waarom moet je dan precies om één uur in Ven-

[pagina 28]
[p. 28]

ray zijn?’ De heks zei: ‘Dan moet ik in bed liggen. Mijn man moet dan altijd op de pot en dan ziet hij dat ik er niet ben!’ De reis werd in drie kwartier gemaakt.

Volgens een volgend verhaal zou vroeger op de boerderij ‘Els-hoof’ een vloek gerust hebben. Er was in de loop der jaren herhaaldelijk een grote sterfte onder het vee. Brak er ergens een epidemie uit, miltvuur, mond- en klauwzeer, tuberculose, vlekziekte, of pest, ‘Els-hoof’ was het eerst aan de beurt. Langs de boerderij, waar nu nog een groep oude fruitbomen staat, lag vroeger een compleet dierenkerkhof. Van een der vroegere pachters werd verteld, dat ook bij hem de paarden 's morgens schichtig en druipnat bezweet op stal werden aangetroffen, terwijl hun manen en staarten prachtig gevlochten waren in bijna onontwarbare strengen. De schuldige zou een heks uit Meijel zijn, bijgenaamd ‘de Meijelse Paap’. Ze kwam binnen door het sleutelgat. Het gat dichtstoppen hielp niet. De boer ging om raad. Hem werd aangeraden pogingen te doen, om ‘bloed van de heks te trekken’. Boer en knecht bonden door middel van singels scherpe stromessen op de ruggen der paarden. De volgende morgen vond men de heks bloedend aan haar achterste op het mest in de stal liggen. Een knecht riep haar toe: ‘Kom je van Onze Lieve Heer, spreek! Kom je van de duivel, zwijg en verdwijn!’ De heks verdween op slag. De boer werd nog geadviseerd dat, wilde hij voortaan van heksen verschoond blijven, hij ieder jaar een kar grond vóór de paardestal weg moest graven en die naar de verste hoek van zijn akker brengen. Dit werd op ‘Els-hoof’ nog gedaan tot omstreeks 1940. Men bracht de grond naar het perceel bij de Bevelandse beek, aan de grens met Roggel.

[pagina 29]
[p. 29]

Een vertelster uit Maasbree verhaalde het volgende.

Op de boerderij waar mijn man vandaan komt, speelde zich in mijn jeugd het volgende af. Iedere morgen trof de paardeknecht zijn twee werkpaarden erg geschrokken en nat bezweet op stal aan. En dat nog wel in de winter bij vriesweer. Hun manen en hun staarten waren daarbij iedere keer kunstig in elkaar gevlochten.

De knecht, die erg gek met zijn paarden was, ergerde zich iedere keer meer. Dit moest wel door een heks gedaan zijn. Hij zwoer dat hij haar onschadelijk zou maken. Hij maakte in de schuur, voor de paardekrib, een bed van stro en bleef 's nachts waken, gewapend met een dikke knuppel.

Tegen middernacht hoorde hij de paarden briesen. Bij het weinige licht merkte hij dat er een grote zwarte kat over een balk boven de stal liep. Hij sloeg de kat van de balk af, waardoor ze met een smak op de deel viel en bloedige wonden opliep. Op slag veranderde die kat in een vrouw. Ze kermde en jammerde verschrikkelijk. Samen met de boer, die hij had geroepen, droegen ze haar in het licht. Daar bleek dat het een bekende was. Een meisje, Marie uit Sevenum, dat hier en daar in Helden kwam als naaister. Twee uur lopend bij haar thuis vandaan.

Uit kompassie met haar, doch ook om voor 't daglicht van haar af te komen, bracht de knecht haar met de kar naar Sevenum. Men zei naderhand wel eens van Marie: ‘Ze zit zoeë vol superstitie, as 'n deurehèk vol meusse!’ (doornhaag vol mussen).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken