Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Det dank'tich d'n duvel (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Det dank'tich d'n duvel
Afbeelding van Det dank'tich d'n duvelToon afbeelding van titelpagina van Det dank'tich d'n duvel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.71 MB)

Scans (9.92 MB)

ebook (11.57 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rob Vlaanderen



Genre

proza

Subgenre

verhalen
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Det dank'tich d'n duvel

(1977)–Graad Engels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Volksverhalen tussen Peel en Maas


Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

een behekste boerderij

In onze omgeving gingen, in het laatste kwart van de negentiende eeuw, talrijke verhalen rond over onverklaarbare verschijnselen en grote rampen bij ‘d'n Duutsje Janne’. Jan woonde op een boerderij van een iets afwijkend type voor Helden, waar in het verleden de kleine boerderijtjes van het keltisch-frankische type overheerstten. De woning is namelijk twee-stokkig, en de bedrijfsgebouwen zijn ruimer, doch aansluitend. Mogelijk is de woning na een brand in twee verdiepingen opgetrokken. De boerderij van Jan was heel wat groter dan die van de meeste dorpsgenoten. Jan runde daarbij nog een café met logement. Als iedere grote boer op de schrale grond langs de Peel hield hij tevens een kudde schapen.

Zijn logement was een pleisterplaats voor herders met kudden, die vanuit de Peel langs 's Heren wegen naar grote steden als Brussel, Antwerpen en Keulen werden gedreven: een onderneming van weken lang, waarbij de schrale heideschapen onderweg nog wat conditie konden opdoen. Voerlui met karrevrachten goederen legden bij hem aan om hun eigen en huns paards honger te stelpen en dorst te lessen.

Een opmerkelijke klant had Jan aan baron Fürstenbergh, die als laatste kasteel Wittenhorst bewoonde. En dit op

[pagina 32]
[p. 32]

een wijze waardoor het gebouw al tijdens zijn leven tot een ruïne verviel. Als lid van de Provinciale Staten toog de baron twee keer per jaar naar Maastricht ter vergadering, te paard naar Roermond en per trein naar Maastricht. Op heen- en terugreis kwam hij bij Jan rusten, bij een glas bier en een sober gesprek, terwijl zijn paard aan de ring voer en water kreeg.

De edelman zag er altijd zeer onverzorgd uit en Jan was er nog nooit achtergekomen wie die vagebond wel kon zijn. De baron scheen te hebben gemerkt dat Jan niet slecht ontwikkeld was, terwijl Jan zelf ook ervoer dat deze man niet alledaags was.

Op zekere dag kwam hij er door informatie achter dat zijn vreemde gast de baron van Horst was. Bij zijn volgende bezoek bood hij hem een glas bier aan met: ‘alstublieft mijnheer’. De baron gromde, sprong op en vertrok zonder groet. Hij reed op zijn volgende reizen voorbij zonder naar het huis te kijken. Jan had spijt van 't verlies van zijn klant.

Eens, toen hij stond te praten met zijn overbuurman, zag hij in de verte de baron aankomen. Toen die op gehoorsafstand gekomen was, knikte hij met zijn hoofd in de richting van de baron en zei: ‘Kiek, wat vur eine sjavoet kumpt toa hèèn?’ De baron sloeg af naar het huis, bond zijn paard aan de ring en ging het café binnen. Van die dag af was hij weer een vaste klant!

Voor zijn medeburgers was ook Jan zelf een vreemde klant. Er werd gezegd, dat hij niet ‘kerks’ was. Zijn vrouw werd, in contrast daarmee, voor een kwezel uitgemaakt met een kwaad karakter. Men fluisterde zelfs dat ze wel een heks kon zijn, die schuld zou kunnen hebben

[pagina 33]
[p. 33]

aan al het kwaad, dat over deze boerderij losbarstte. Er wordt namelijk door sommige vertellers beweerd, dat een heks, die niet meer in staat is anderen kwaad te doen, gedwongen wordt haar eigen gezin en bezit te belagen.

Zijn buurlui en dorpsgenoten beoordeelden Jan als 'n man met meer ontwikkeling, doch daarom als niet in de rij passend. Sommige zegslui noemden hem ‘'n groeëte wap’ (dwaas). Anderen meenden dat hij vrijmetselaar was en - wat meer positief - beweerde men dat hij lid was van ‘der Deutchen Bund’.(?)

Op zekere keer weigerde Jan met Kerstmis mee te gaan naar de Nachtmis. Jan bleef te bed. Vrouw en dochter, paardeknecht en scheper gingen samen naar de mis van 5 uur. De stalmeid moest thuisblijven om op tijd te melken en 't ontbijt klaar te zetten. De meid stond om een uur of zes op en ging de stal in met een blikken stallantaarn met kaars. Ze hing het licht achter de koeien aan een haak. Bezig met melken, heel alleen in de donkere nacht, merkte ze dat ze niet alleen was. Ze gluurde eens terzijde. Daar zag ze plotseling een groot zwart dier, een hond of een wolf, over de schoftboom boven de koeiekoppen uit de keuken naar de schuur rennen en daar verdwijnen! De meid sprong met een gil onder de koeien vandaan en rende de keuken in. Ze riep in haar angst naar de boer. Met haar oren gespitst van angst hoorde ze in de schuur de wanmolen draaien. In haar angst rende ze de trap op naar Jan's slaapkamer, maar Jan was uit bed verdwenen. De meid hield het in huis niet meer uit en trommelde een buurman uit bed. Die ging schoorvoetend mee en ook hij hoorde de wanmolen draaien. Toen ze binnen gingen was het stil in de schuur en in zijn slaap-

[pagina 34]
[p. 34]

kamer komend bleek Jan met moeite wakker te krijgen!

Oók de boer van Dekershorst deed er eens een gekke ervaring op overdag. Hij kwam wat bestellen, hoorde in de schuur de wanmolen en liep naar binnen. Daar stond de wanmolen er lustig op los te draaien, maar er was niemand te zien! Een andere keer kwam diezelfde man bij avond achter de boerderij om en zag in 't donker een groot zwart beest wegschieten dat op een hond leek!

Van Jan wordt verteld dat hij, wanneer een daar logerende herder zijn kudde in Jan's stal had ondergebracht en te bed lag, in de nacht stiekem de beste schapen uit de kudde van zijn klant verwisselde met de slechtste uit zijn eigen kudde.

Er wordt ook verteld dat Jan's eigen schaapherder op een avond naar zijn ouders op bezoek ging en zijn schaapshond mee op stap nam. Laat in de avond bij Jan terugkomend, sloot hij als gewoonlijk zijn hond bij de schapen op, onkundig van het feit dat daar ook de kudde van een logerende herder was gestald. In de vroege morgen ontdekte boer Jan dat zijn hond dertig vreemde schapen had doodgebeten. Jan riep zijn scheper, haalde de hond in zijn hok, verwijderde verdachte sporen en arrangeerde het zo alsof een vreemde hond de stal was in- en uitgebroken. Jan zou die schapen nooit vergoed hebben!

In de jaren 1880-1890 brak op het bedrijf de hel los. Het begon met de plotselinge sterfte van een koe en een paard. Dan volgde het ene dier na het andere. Soms lagen er een paar koeien dood in de stal. Nieuw gekochte dieren ondergingen hetzelfde lot. De paarden vielen soms dood bij het werk. Ook de varkens gingen eraan. Men zei dat Jan op een morgen veertig schapen in de stal dood op een

[pagina 35]
[p. 35]

hoop vond. Opgejaagd en gestikt? De veeartsen, in die tijd meest onbevoegd, kenden geen remedie. De mensen in zijn omgeving dachten het ergste en meden elke contact. Enkelen, die beter van Jan dachten, hielpen toch mee. Een van mijn vertellers had zelf nog als jongen meegeholpen om dood vee uit zijn stal te slepen en diep in de grond te stoppen. De vader van deze verteller hielp met zijn eigen paard op Jan's veld. Wilde de man voor zichzelf geen gevaar lopen zijn paard te verliezen, dan moest hij het paard vóór zonsopgang uit de stal halen en na zonsondergang weer in de stal zetten. Dat mocht niet met de zon op. Boer Jan raakte door de miserie zijn geld en zijn gezondheid kwijt. Hij kon het bedrijf niet meer aan.

Oók zijn dochter en enig kind werd ziek en bleef sukkelen. Ze was ruim 20 jaar en kreeg kennis aan een flinke boerezoon uit een ander dorp. Hij werd na kennismaking door boer Jan en zijn vrouw goed aangehaald. Hij kon na trouwen de boerderij direct in eigen beheer krijgen. Er was wel geen geld, maar wel veel vast goed. Mogelijk verzoette dit laatste de slechte smaak van zijn keuze, want schoonheid en gezondheid was daarbij afwezig. De jongen was flink, doortastend, niet dem en van goede komaf. Hij bracht van huis o.a. een goed paard en twee koeien mee. De jongelui trouwden in 1889. Binnen een week viel zijn van huis meegekregen paard dood in de kar. De volgende week stierven beide koeien.

De jonge vrouw kwam, wegens haar slepende ziekte, na haar huwelijk niet meer terug in de kerk. Ze werd in 1890 begraven. Ook boer Jan stierf in datzelfde jaar.

De jonge boer bleef met zijn schoonmoeder en gehuurd personeel doorboeren. Aangezien de sterfte onder het vee

[pagina 36]
[p. 36]

bleef aanhouden en iedereen praatte van ‘de kwade hand’ werd hem door een of ander het adres van een geestenbezweerder bezorgd. Deze noemde men ‘'t Menke van Gengk’, uit de Belgische Kempen. Na schriftelijk contact moest de jonge boer zijn knecht met paard en rijtuig naar Maaseick sturen om hem af te halen en na afloop terug te brengen. De man kwam. Na een gesprek en een onderzoek van alle ruimten, verzocht hij om een slaapkamer. Hij wilde één nacht overblijven om contact op te nemen met de boze geest. De volgende morgen vertelde hij dat hij een overeenkomst had bereikt.

‘Om je vee voor verder onheil te beschermen moet je voortaan ieder stuk vee, dat je aankoopt ofwel gegeven krijgt, de eerste keer “huup-truuk” (achterstevoren) op stal zetten. Als je je daaraan houdt, zul je van verdere rampen verschoond blijven’. De jonge boer, die men er volgens mijn eigen ervaring nauwelijks van kon verdenken bijgelovig te zijn, heeft dit advies tot zijn vertrek in 1904 prompt opgevolgd. Het is in ieder geval zeker, dat er sindsdien geen abnormale gebeurtenissen meer plaats grepen op dit bedrijf. Ook niet bij de opvolger die zich niet meer aan het advies van ‘'t Menke van Gengk’ hield.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken