Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
Afbeelding van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593Toon afbeelding van titelpagina van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.99 MB)

Scans (2.38 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Vertaler

M.J. Steens



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593

(2006)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Inleiding

Erasmus van augustus 1516 tot juni 1517

Na het uiterst vruchtbare jaar in Bazel, waarin hij het Novum instrumentum, de brieven van Hieronymus en nog wat kleinere werken bij Froben had gepubliceerd, vertrok Erasmus omstreeks de 15e mei 1516 naar de Nederlanden. Zijn naam was gevestigd, van alle kanten bereikten hem lovende brieven. Melanchthon eerde hem met een gedicht. Hertog George van Saksen, de aartsbisschop van Mainz, de bisschop van Bayeux nodigden hem uit zich in hun gebied te vestigen. Er was sprake van een aanstelling aan het nog op te richten Collège Royal in Parijs. Spalatinus vroeg zijn aandacht voor een opmerkelijke confrater, de augustijner monnik Luther.

Ondanks al die lof moet Erasmus zich zorgen hebben gemaakt over de ontvangst die hem van de kant van de theologen, en in het bijzonder die van Leuven, te wachten stond. Zij waren zijn Lof der zotheid nog niet vergeten. Hij riep hen onophoudelijk op hun Latijn te verbeteren, de scholastici en hun bezoedelde woordgebruik te vergeten en terug te keren tot de helderheid en eenvoud van het evangelie en de Latijnse kerkvaders. Een helderheid en eenvoud die opnieuw moesten worden verworven door een kritische tekstbeschouwing van de alleroudste documenten en het verwijderen van alle fouten die in de loop der jaren ook deze heilige teksten hadden ontwijd. En verder verkondigde hij luid en duidelijk dat een theoloog die aanspraak wilde maken op deze titel, zich had te bekwamen in het Grieks en de Griekse theologische werken moest bestuderen, die heldere bronnen waarbij vergeleken de Latijnse kerkelijke literatuur niet meer dan een modderstroompje was. Geen grotere lastpak voor gevestigde instituties dan degene die de oorsprong ervan wil onderzoeken, en wat Erasmus van de theologen vroeg was niet minder dan een intensieve omscholing. Geen wonder dat een soort paniek de theologen beving bij de gedachte wat zij allemaal moesten af- en bijleren. Wat Erasmus vroeg was een totale mentale omschakeling.

Ziende hoe de dagelijkse praktijk van de kerk afweek van wat hij las in de evangelies en de brieven van de apostelen, was Erasmus al in zijn Handboek voor de christensoldaat intuïtief tot de bronnen van het christendom teruggekeerd. Maar nu, met zijn Novum instrumentum, had hij een beredeneerde en

[pagina 10]
[p. 10]

gecorrigeerde versie van het Nieuwe Testament gegeven, in het Grieks en in het Latijn, en daarbij de Vulgaat, de officiële bijbelvertaling van de Kerk, niet ontzien. Meer dan duizend kritische aantekeningen op de door de eeuwen heen gewijde tekst had hij erbij gevoegd. Erasmus mocht nog zo dikwijls beweren dat hij niets veranderde maar alleen duidelijke fouten van kopiisten verbeterde, voor de theologen was alleen al het feit dat er fouten konden zijn geslopen in de Vulgaat heiligschennis. En wat Erasmus ook aanvoerde, zijn uitgave was wel degelijk een zeer kritische uitgave, omdat hij aantoonde dat vele gebruiken, ceremoniën en rituelen van de kerk de eenvoud van de evangelies hadden overwoekerd zonder enige grond te hebben in de Bijbel. En het waren juist die gebruiken, rituelen en ceremoniën waarvan de afschaffing de theologen en monniken zou beroven van lucratieve inkomsten. Het Nieuwe Testament repte niet over aflaten, repte niet over de persoonlijke biecht. Om deze misstanden in het kloosterwezen aan te pakken moest Erasmus een beroep doen op de elite van de Kerk, de paus en de kardinalen, die zelf de nodige appeltjes te schillen hadden met de dikwijls semionafhankelijke kloosterorden. Maar het was balanceren op het scherp van de snede, temeer daar Erasmus paus en kardinalen niet spaarde. Mochten deze twee machten, de elite van de kerk en de kloosterorden, het op een akkoord gooien, dan werd de toestand voor hem zeer gevaarlijk. Erasmus was geen rebel, maar zijn Novum instrumentum was wel een revolutionair werk dat hem op de brandstapel had kunnen brengen.

Erasmus' eerste zorg was dan ook om, in de Nederlanden aangekomen, de banden met zijn beschermheren aan te halen. Vervolgens reisde hij in augustus naar Engeland om daar met Andrea Ammonio een brief aan de paus op te stellen, waarin hij deze verzocht hem te ontslaan van zijn kloostergeloften en als seculier priester te mogen leven. Dan immers werd het voor zijn tegenstanders heel wat moeilijker hem lastig te vallen met zijn verbroken kloostergeloftes, werd het hem mogelijk meerdere beneficies te aanvaarden en zijn positie van onafhankelijkheid aanzienlijk te versterken. Bij de brief aan de paus voegde hij de beroemde, autobiografische brief aan Lambertus Grunnius, een waarschijnlijk fictieve figuur. Men kan deze brief aan Grunnius natuurlijk afdoen als overdreven en melodramatisch, maar hij getuigt ook van oprechte verontwaardiging over de vele misstanden in de Kerk en van moed om deze aan de kaak te stellen.

Erasmus moet een zucht van immense verlichting hebben geslaakt toen in maart het felbegeerde bericht uit Rome kwam dat zijn verzoek was ingewilligd. Op 9 april ontving hij uit de handen van Andrea Ammonio de absolutie en de dispensatie in de Westminster.

[pagina 11]
[p. 11]

Ondertussen bracht Erasmus, benoemd tot raadsheer van prins Karel, het einde van het jaar door in Brussel in de nabijheid van het hof. Maar met het vertrek van zijn ‘maatje’ Cuthbert Tunstall, de Engelse ambassadeur bij de keizer, was Brussel weinig aantrekkelijk geworden. Hij verhuisde naar Antwerpen en nam zijn intrek bij zijn oude, trouwe vriend Pieter Gillis, met wie hij poseerde voor het befaamde dubbelportret van Quinten Metsys, dat bestemd was voor Thomas More. Leuven en zijn theologen vermeed hij, hoewel hij bleef onderhandelen met de onbetrouwbare en wispelturige Maarten van Dorp.

Het Grieks in de brieven van en aan Guillaume Budé heb ik vertaald vanuit het Engels, maar sommige leden van de redactie hebben ze nagekeken en verbeterd vanuit de Griekse tekst. Prof. dr. J. Sperna Weiland heeft zich ontfermd over brief 561 van Wolfgang Capito, die ik vanwege het Hebreeuws moeilijk te vertalen vond. De redactie heeft daarmee haar taak aanzienlijk verruimd, en ik kan daar alleen maar dankbaar voor zijn.

 

Oktober 2006

Theo Steens


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken