Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lof der zotheid (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lof der zotheid
Afbeelding van De lof der zotheidToon afbeelding van titelpagina van De lof der zotheid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.16 MB)

Scans (17.27 MB)

ebook (5.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Editeur

A.H. Kan

Illustrator

Hans Holbein de Jonge

Vertaler

Johannes Benedictus Kan



Genre

proza

Subgenre

lofdicht(en)
satire
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lof der zotheid

(1952)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXIX
De Zotheid maakt aanspraak op den lof van verstand.

Nu ik mij alzoo den lof van dapperheid en ijver heb toegeëigend, durf ik ook aanspraak maken op dien van verstand. Maar, zal iemand zeggen, dan kunt ge ook in ééne moeite vuur bij water voegen. Ik geloof echter ook in het bewijs hiervan bij U te zullen slagen, als ge slechts, zooals ge tot nog toe gedaan hebt, aandachtig en welwillend naar mij luistert. Vooreerst dan, als het verstand bestaat in levenservaring, wie zal dan met meer recht op dien eervollen naam aanspraak maken, de wijze, die deels uit schaamachtigheid, deels uit beschroomdheid niets durft op het touw zetten, of de dwaas, dien noch de schaamachtigheid, die hij niet kent, noch het gevaar, dat hij niet bevroedt, van eenige onderneming afschrikt? De wijze neemt zijn toevlucht tot de boeken der oudheid en haalt daaruit

[pagina 55]
[p. 55]

tot zijn leering enkele spitsvondige uitdrukkingen. De dwaas weet zich, zoo ik mij niet vergis, het ware verstand van zaken eigen te maken door op alles los te gaan en zijn persoon aan alles te wagen. Dit schijnt Homerus reeds gezien te hebben, al was hij blind, wanneer hij zegt: De dwaas komt eerst na de daad tot inzicht. (De dwaas wordt eerst door schade wijs). Want er zijn twee hoofdbezwaren tegen het verwerven van kennis, de schaamte, die den geest in een nevel hult, en de vrees, die door op gevaar te wijzen afraadt de hand aan het werk te slaan. Maar de Zotheid weet ons prachtig hiervan te bevrijden. Weinig menschen begrijpen, hoeveel andere voordeelen het nog oplevert, nooit eenig schaamtegevoel te kennen en alles aan te durven.

Indien men de wijsheid liever in dien zin opvat, dat zij bestaat in een goed oordeel, hoort dan, bid ik u, hoe ver zij daarvan af zijn die op haar bezit zich verheffen. Vooreerst is het aan geen twijfel onderhevig, dat alle menschelijke zaken altijd, evenals de Silenussen van AlcibiadesGa naar eindnoot127), twee maar al te verschillende aangezichten bezitten. Wat uitwendig de dood schijnt, is, als ge 't meer van binnen bekijkt, het leven: daarentegen wat het leven, de dood: het schoone is leelijk: het rijke straatarm: het beruchte roemvol: het geleerde ongeleerd: het sterke zwak: het edele gemeen: het vroolijke droevig: voorspoed tegenspoed: vriendschap vijandschap: het heilzame schadelijk: in 't kort ge zult alles eensklaps omgekeerd vinden, als ge een Silenus opent. Mocht dit soms iemand al te wijsgeerig uitgedrukt schijnen, dan wil ik wat plomper zeggen, wat ik bedoel. Wie erkent niet, dat een koning in 't bezit is van schatten en van heerschappij? En toch, bezit hij geen geestesgoederen, heeft hij nooit genoeg, natuurlijk is hij dan doodarm. Verder, is hij met veel gebreken behept, dan leeft hij in een schandelijke slavernij. Op dezelfde wijze zou men dit ook

[pagina 56]
[p. 56]

van alle overigen wijsgeerig kunnen betoogen; ik meen echter met dit enkele voorbeeld te kunnen volstaan. Maar waartoe dit alles? zal iemand zeggen. Hoort, waar wij heen willen. Als iemand den acteurs, als zij op het tooneel bezig zijn te spelen, de maskers trachtte af te rukken en den toeschouwers hun ware en natuurlijke gezichten te laten

illustratie

zien, zou hij niet het geheele stuk bederven en verdienen, dat allen hem als waanzinnig, met steenen uit den schouwburg verdreven? Plotseling zou zich immers alles geheel anders voordoen: de vrouw van zoo aanstonds b.v. zou een man worden: de jongeling een grijsaard: iemand nog pas te voren een koning eensklaps een gemeene kerel: de God van zooeven zou in een oogenblik als een gewoon menschenkind op het tooneel verschijnen. Maar door die dwaling weg te nemen bederft men het geheele stuk. Juist die vermomming en die opsiering is het, wat de oogen der toeschouwers boeit. Wat is het geheele menschelijke leven toch anders dan een tooneelstuk, waarin allerlei menschen, het gelaat met allerlei maskers bedekt, op de planken komen en ieder zijn rol speelt, totdat de leider hen van het tooneel wegvoert? Deze eischt echter dikwijls, dat dezelfde persoon verschillend uitgedost optreedt, zoodat hij, die in purperen gewaad pas voor een koning gespeeld had, nu als een bedelaar in lompen optreedt. Wel bestaat het geheel slechts uit schaduwbeelden, maar het stuk is nu eenmaal niet anders te spelen. Als me daar nu eens plotseling een wijze uit den hemel kwam vallen en riep, dat hij, tegen wien allen als een God en Heer opzien, zelfs geen mensch is, omdat hij als het vee zich door zijn hartstochten laat mede-

[pagina 57]
[p. 57]

sleepen, maar veeleer een gemeene slaaf, omdat hij uit vrijen wil zich aan zoo'n tal van zulke afschuwelijke meesters onderwerpt: en hij daarentegen een ander, die treurt over den dood zijns vaders raadt liever te lachen, omdat deze nu eerst begonnen is te leven, daar toch dit leven verder niets anders is dan een soort van dood: hij voorts een derden, die op zijn stamboom stoft, een gemeenen bastaard noemt, omdat er een wijde klove gaapt tusschen hem en de deugd, de eenige bron van adel, en hij op dezelfde wijze maar al doorging - eilieve, zou hij 't wel verder brengen dan algemeen voor waanzinnig en razend door te gaan?

Gelijk er niets dwazer is dan een averechtsche wijsheid, zoo is er niets onverstandiger dan verkeerd toegepast verstand. Immers hij handelt verkeerd, die zich niet schikt naar de omstandigheden, waarin hij verkeert, en met zijn tijd niet wil medegaan en niet althans zich die bekende tafelwet herinnert: Drinkt of ga heen, maar verlangt, dat het tooneelstuk geen tooneelstuk meer zal zijn. Integendeel ligt het op den weg van een waarlijk verstandig man, als menschenkind niet al te wijs te willen zijn en met de geheele menschenwereld of gaarne een oog toe te drukken of uit beleefdheid den verkeerden weg te gaan. Maar, werpt men mij tegen, dat is juist als een dwaas gehandeld. Dat zal ik allerminst ontkennen, mits men op zijn beurt maar toegeve, dat hierin de opvoering van 's levens tooneelstuk bestaat.

eindnoot127)
In het ‘Gastmaal’ van Plato vergelijkt de jonge, schitterende Alcibiades den leelijken Socrates met kastjes, die van buiten den vorm hadden van een neergehurkten, op de fluit blazenden Silenus (zie hoofdst. XV), maar van binnen fraaie godenbeelden bevatten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken