Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lof der zotheid (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lof der zotheid
Afbeelding van De lof der zotheidToon afbeelding van titelpagina van De lof der zotheid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.16 MB)

Scans (17.27 MB)

ebook (5.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Editeur

A.H. Kan

Illustrator

Hans Holbein de Jonge

Vertaler

Johannes Benedictus Kan



Genre

proza

Subgenre

lofdicht(en)
satire
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lof der zotheid

(1952)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXXVIII
Waanzin is begeerenswaard.

Daar kwaken mij echter weer die kikvorschen uit de StoaGa naar eindnoot159) tegen: Niets is rampzaliger dan waanzin. Maar een groote mate van zotheid komt of zeer dicht bij waanzin, of is zelf veeleer waanzin. Want wat is waanzin anders dan verbijstering des geestes? Maar zij zijn het spoor geheel bijster. Wij willen eens beproeven, als de Muzen ons goedgunstig zijn, ook de kracht van deze sluitrede te ontzenuwen. Zeker, hun redeneering is scherpzinnig genoeg, maar evenals Socrates bij Plato ons een voorbeeld geeft door uit één doorgesneden Venus twee Venussen en uit één doorgehakte Cupido twee Cupido's te makenGa naar eindnoot160), zoo behoorden ook die redekunstenaars krankzinnigheid van krankzinnigheid te onderscheiden, zoo zij tenminste zelf voor lieden van gezonde zinnen wilden doorgaan. Want niet alle krankzinnigheid maakt al dadelijk ongelukkig. Anders zou Horatius niet gezegd hebben: Of begoochelt me een beminlijke waanzin? en Plato niet de razernij van dichters, waarzeggers en verliefden onder de voornaamste goederen des levens gerekend hebben, noch de bekende waarzegster het werk van Aeneas krankzinnig genoemd hebbenGa naar eindnoot161). Maar de krankzinnigheid is tweeledig: het eene soort zenden de vreeselijke wraakgodinnen uit de onderwereld naar boven, zoo dikwijls als zij door middel van haar slangen, of een hartstochtelijke begeerte naar den krijg, of een

[pagina 74]
[p. 74]

onleschbaren dorst naar goud, of een misdadige en goddelooze liefde, of vadermoord, bloedschande, heiligschennis of een ander verderfelijk iets van dien aard in de harten der stervelingen brengen, of wanneer zij een van schuld bewuste ziel door de furiën en folterende schrikbeelden vervolgenGa naar eindnoot162). Er bestaat ook een tweede soort, dat van het eerste hemelsbreed verschilt en zeker aan mij zijn oorsprong te danken heeft; dit is het allerbegeerlijkste goed. Het doet zich voor, zoo dikwijls een zekere aangename doling des geestes tegelijkertijd de ziel van alle kwellende zorgen bevrijdt en haar vervult met velerlei genietingen. Zulk een doling des geestes wenscht zich Cicero in een brief aan AtticusGa naar eindnoot163) als een groot geschenk der Goden en dat wel, opdat het hem mogelijk zij zijn groot leed niet te voelen. Daarom had die inwoner van ArgosGa naar eindnoot164) het nog niet zoo mis, die in zoo verre krankzinnig was, dat hij geheele dagen alleen in den schouwburg zat, lachend en handen klappend en genietend, omdat hij geloofde, dat er prachtige treurspelen werden gegeven, ofschoon er geen voorstelling was, maar in alle overige betrekkingen des levens zich als een braaf man gedroeg:

 
Voor zijn vrienden goed,
 
Lief voor zijn vrouw, genadig voor zijn slaven,
 
Niet boos, als soms door hen een flesch geopend was.

Toen zijn bloedverwanten hem door het toedienen van geneesmiddelen van zijn ziekte verlost hadden en hij weer geheel zichzelf was geworden, voer hij op de volgende wijze tegen zijn vrienden uit:

 
Waarachtig vrienden, bitter leed deedt gij mij aan,
 
Geen redding schonkt ge mij, wien zoo 't genot ontwrongen
 
En met geweld ontroofd des geestes zoete dwalingGa naar eindnoot165).

Hij had gelijk, want zij zelf verkeerden in dwaling en

[pagina 75]
[p. 75]

hadden meer behoefte aan nieskruidGa naar eindnootl66), omdat zij meenden een zoo gelukkigen en aangenamen waanzin met drankjes te moeten verdrijven, alsof het een kwaal was. Ik ben het evenwel met mijzelf nog lang niet eens, of elke zins- of geestverbijstering wel waanzin moet heeten. Want als iemand, die slechte oogen heeft, een muilezel voor een ezel aanziet of als een ander een leelijk gedicht als een meesterstuk bewondert, behoeft hij daarom niet dadelijk voor waanzinnig door te gaan. Zoo echter iemand niet slechts in zijn zinnelijke waarnemingen maar ook in het oordeel zijns geestes op een dwaalspoor is, dan zal die eerst, vooral als hij steeds van de gebruikelijke zienswijze afwijkt, voor min of meer krankzinnig doorgaan, bijv. degene, die, zoo vaak hij een ezel hoort balken, meent een prachtige symphonie te hooren, of als een arme drommel van de laagste afkomst meent, dat hij CroesusGa naar eindnoot167), de koning van Lydië is. Maar dit soort van waanzin, wanneer het, zooals veelal het geval is, een neiging bezit om te amuseeren, verschaft een meer dan gewoon genot zoowel aan hen, die er mee behept zijn, als aan anderen, die dit opgemerkt hebben zonder evenwel juist aan dezelfde krankzinnigheid te lijden. Want dit soort van krankzinnigheid heeft een veel grooter uitbreiding dan het gros der menschen wel inziet. Maar de eene gek lacht beurtelings om den anderen en zij verschaffen elkaar wederkeerig genoegen. En ook zal men niet zelden zien, dat de grootste gek lacht om den kleinsten.

eindnoot159)
De Stoïcijnen, zoo genoemd naar de Stoa = zuilengaanderij, waarin de stichter der school zijn colleges gaf.
eindnoot160)
In het reeds eenige malen genoemde Gastmaal wordt inderdaad gesproken van één Venus, godin der zinnelijke, en een tweede, godin der reine liefde, en evenzoo van twee aan haar beantwoordende Cupido's. Het ‘doorsnijden’ en ‘doorhakken’ is een aardigheid van Erasmus.
eindnoot161)
Als Aeneas, de held van het voornaamste gedicht van Vergilius (zie Voorrede), naar de onderwereld wil afdalen, waarschuwt hem de Sibylle, een waarzegster, voor dat krankzinnige werk.
eindnoot162)
Deze beschrijving van de wraakgodinnen en haar werken is grootendeels ontleend aan de Aeneïs, het zoo juist genoemde heldendicht van Vergilius.
eindnoot163)
Vriend van Cicero. Een groote verzameling brieven door C. aan hem gericht is bewaard, maar een uitlating, als Erasmus hier geeft, komt er niet in voor.
eindnoot164)
Stad in Griekenland.
eindnoot165)
Deze heele historie is overgenomen uit een epistel van Horatius.
eindnootl66)
Een plant, die volgens de ouden de kracht had waanzin te genezen.
eindnoot167)
De bekende rijkaard der oudheid, regeerde 560-546 v. Chr.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken