Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lof der zotheid (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lof der zotheid
Afbeelding van De lof der zotheidToon afbeelding van titelpagina van De lof der zotheid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.16 MB)

Scans (17.27 MB)

ebook (5.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Editeur

A.H. Kan

Illustrator

Hans Holbein de Jonge

Vertaler

Johannes Benedictus Kan



Genre

proza

Subgenre

lofdicht(en)
satire
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lof der zotheid

(1952)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk LXV
Vervolg.

Maar het is dwaas van mij al deze dingen na te gaan,

[pagina 153]
[p. 153]

die zoo talloos zijn, dat zelfs de werken van Chrysippus of DidymusGa naar eindnoot396) ze niet alle zouden kunnen bevatten. Met deze opmerking alleen meen ik te kunnen volstaan, dat, wanneer dit aan die goddelijke meesters vrij stond, men mij ook, een uit slecht hout gesneden Theoloog, vergiffenis behoort te schenken, als mijn aanhalingen niet allen in den haak zijn. Nu keer ik eindelijk tot Paulus terug: Gij verdraagt, zegt hij, gaarne de onwijzenGa naar eindnoot397). En wederom: Neemt mij dan aan als eenen onwijze, en ik spreek niet naar den Heere, maar als in onwijsheidGa naar eindnoot398). Wederom elders: Wij, zegt hij, zijn dwazen om Christus' wilGa naar eindnoot399). Gij hebt het gehoord, wie de groote zegsman is van die groote loftuiting op de zotheid. Zelfs predikt hij ook openlijk de dwaasheid als iets, dat boven alles noodzakelijk en zeer heilzaam is: Zoo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is, die worde dwaas, opdat hij wijs moge wordenGa naar eindnoot400). Bij Lucas noemt Jezus ook twee discipelen, bij wie hij zich op weg heeft aangesloten, dwazenGa naar eindnoot401). Ik geloof haast niet, dat dit

illustratie

iemand vreemd kan voorkomen, daar de goddelijke Paulus ook God een weinigje dwaasheid toeschrijft: Het dwaze Gods, zegt hij, is wijzer dan de menschenGa naar eindnoot402). Verder wil OrigenesGa naar eindnoot403), zijn uitlegger, niet, dat men onder deze dwaasheid verstaat de meening der menschen daaromtrent, zooals op die bekende plaats: Het woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheidGa naar eindnoot404).

[pagina 154]
[p. 154]

Maar waarom ga ik voort nuttelooze moeite aan te wenden om U dit door zooveel bewijsplaatsen aan te toonen, daar in de mystische psalmen Christus openlijk tot den vader zegt: Gij weet van mijne dwaasheidGa naar eindnoot405). Het is waarlijk niet zonder goeden grond, dat de zotten zoozeer aan God behaagd hebben: de reden is, meen ik, hierin gelegen: evenals de hooggeplaatste vorsten menschen met al te groote geestesgaven verdenken en haten, zooals Julius Caesar Brutus en Cassius, terwijl hij den dronken Antonius volstrekt niet vreesdeGa naar eindnoot406), en gelijk Nero SenecaGa naar eindnoot407), Dionysius PlatoGa naar eindnoot408), en zij daarentegen in domme en eenvoudige geesten vermaak scheppen, zoo verfoeit en veroordeelt Christus ook die wijzen, die eeuwig zich op hun inzicht verlaten. Dit geeft Paulus geenszins onduidelijk te kennen, als hij zegt: Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkorenGa naar eindnoot409), en ook, dat het Gode behaagt heeft de wereld door de dwaasheid te redden, aangezien ze door de wijsheid niet kon hersteld wordenGa naar eindnoot410). Ja, diezelfde apostel levert een voldoende bewijs, uitroepende door den mond des profeets: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan en het verstand der verstandigen zal ik te niet makenGa naar eindnoot411). En wederom als hij God dankt, dat hij de geheimenis der zaligheid voor de wijzen verborgen had gehouden, maar den kinderkens, d.i. den dwazen had geopenbaardGa naar eindnoot412). Want in het Grieksch staat er een woord voor ‘kinderkens’, dat ook ‘dwazen’ kan beteekenen, en hij heeft die dan ook tegenover de wijzen gesteld. Hiertoe behoort nog, dat hij overal in het Evangelie, Farizeën, schriftgeleerden en wetgeleerden aanvalt, maar het domme volk met alle macht verdedigt. Want wat beteekent het woord: Wee U, gij schriftgeleerden en FarizeënGa naar eindnoot413), anders dan: Wee U, gij wijzen? Hij schijnt daarentegen de grootste voorliefde te hebben gekoesterd voor kleine kinderen, vrouwen en visschers. Zelfs behagen die redelooze dieren het meest aan

[pagina 155]
[p. 155]

Christus, die zoo ver mogelijk verwijderd zijn van de slimheid der vossen: daarom zat hij bij voorkeur op een ezelGa naar eindnoot414), terwijl hij, zoo het hem gelust had, zelfs veilig op een leeuw had kunnen rijden. Ook is de Heilige Geest in de gestalte van een duif neergedaald, niet in die van een arend of wouw. Daarenboven is er in de Heilige Schrift op verscheiden plaatsen herhaaldelijk sprake van herten, reeën en lammeren. Voeg hierbij, dat hij de zijnen, die tot een onsterfelijk leven bestemd zijn, schapen noemtGa naar eindnoot415), dieren, die het dwaast zijn van alle levende schepselen, zooals zelfs het spreekwoord bij AristotelesGa naar eindnoot416) ‘Schapennatuur’ getuigt, waaruit blijkt, dat men deze uitdrukking, aan de dwaasheid van dit vee ontleend, voor domme en stompe menschen als scheldwoord placht te bezigen. En toch erkent Christus, dat hij de herder is van deze kudde, ja

illustratie

zelfs, vond hij genoegen in den naam van lam, toen Johannes op hem wees met de woorden: Zie het lam GodsGa naar eindnoot417), waarvan ook dikwijls in de Openbaring gesproken wordtGa naar eindnoot418). Wat verkondigen deze woorden anders dan dat alle menschen dwaas zijn, ook de vromen? dat ook Christus zelf om de dwaasheid der menschen tegemoet te komen, ofschoon hij de wijsheid des Vaders wasGa naar eindnoot419), toch in zekeren zin dwaas is geworden, toen hij, na de menschelijke natuur te hebben aangenomen, in gedaante gevonden is als een menschGa naar eindnoot420)? evenals hij ook zonde geworden is om de zonden weg te nemenGa naar eindnoot421). En dit wilde hij op geen

[pagina 156]
[p. 156]

andere wijze doen dan door middel van de dwaasheid des kruisesGa naar eindnoot422), door zotte en domme apostelen, aan wie hij ijverig dwaasheid voorschrijft, hen van de wijsheid afschrikkende,

illustratie

terwijl hij hen wijst op het voorbeeld van kinderenGa naar eindnoot423), leliënGa naar eindnoot424), mostaardzaadGa naar eindnoot425) en musschenGa naar eindnoot426), domme en redelooze zaken en die alleen naar de leiding der natuur, zonder eenige kunst of zorg hun leven doorbrengen. Daarenboven als hij niet wil, dat zij bezorgd zijn, welke woorden zij bij de stadhouders zullen gebruikenGa naar eindnoot427), en als hij hun verbiedt de tijden of gelegenhedenGa naar eindnoot428) te onderzoeken, dan is dit blijkbaar met het doel om te maken, dat zij niet op hun eigen wijsheid vertrouwen, maar met geheel hun ziel aan hem hangen. Hiertoe behoort ook, dat God, de schepper der wereld, den menschen verbood te proeven van den boom der kennisGa naar eindnoot429), even alsof kennis het geluk vergiftigt. Paulus komt echter openlijk met zijn afkeuring van de kennis voor den dag, die de menschen opgeblazen en diep ongelukkig zou makenGa naar eindnoot430). Vergis ik mij niet, dan volgt de Heilige BernardGa naar eindnoot431) zijn voetspoor, als hij den berg, waarop Lucifer zijn zetel had opgesla-

[pagina 157]
[p. 157]

genGa naar eindnoot432), voor den berg der kennis verklaart. Misschien zal men ook meenen, dat dit bewijs voor de gunst, waarin de dwaasheid bij de hemelingen staat, niet achterwege mag blijven, dat haar alleen vergiffenis voor haar dwalingen gegeven wordt, maar den wijze niet; en daarom maken zij, die om vergeving smeeken, ook wanneer zij willens en wetens gezondigd hebben, desniettemin gebruik van het voorwendsel en de bescherming der dwaasheid. Want Aäron smeekt in het Boek NumeriGa naar eindnoot433), als ik mij goed herinner, dat zijn vrouw de straf worde kwijtgescholden, in deze bewoordingen: Och, mijn Heer! leg toch niet op ons de zonde, waarmede wij zottelijk gedaan, en waarmede wij gezondigd hebben! Zoo smeekt ook Saul David om vergiffenis van schuld, zeggende:

illustratie

Zie, ik heb dwaselijk gedaanGa naar eindnoot434). Wederom spreekt David zelf deze vleiende woorden tot den Heer: Maar nu, o Heere! neem toch de misdaad uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaanGa naar eindnoot435); alsof hij geen vergiffenis zou verkrijgen, zoo hij geen dwaasheid en onwetendheid voorwendde. Maar een klemmender bewijs is dit, dat Christus aan het kruis, toen hij voor zijn vijanden bad: Vader! vergeef het hun, geen andere verontschuldiging aanvoerde, dan die van onverstand: Omdat zij niet weten, zegt hij, wat zij doenGa naar eindnoot436). Evenzoo zegt Paulus in zijn brief aan

[pagina 158]
[p. 158]

Timotheüs: Maar mij is daarom barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetende gedaan heb in mijne ongeloovigheidGa naar eindnoot437). Wat beteekent: ik heb het onwetende gedaan, anders dan dit: ik heb het uit dwaasheid, niet uit boosaardigheid gedaan? Wat beteekent: mij is daarom barmhartigheid geschied, anders dan: mij zou die niet te beurt gevallen zijn, zoo mijn dwaasheid mij niet tot voorspraak had gestrekt? Voor ons pleit ook die mystische psalmdichter, die mij ter rechter plaatse niet voor den geest kwam: Gedenk niet der zonden mijner jongheid, noch mijner onwetendhedenGa naar eindnoot438). Gij hebt gehoord, op welke twee zaken hij zich beroept, namelijk dien leeftijd, welks onafscheidelijke metgezel ik pleeg te zijn, en de onwetendheden - en deze in het meervoud, opdat wij den reusachtigen omvang zijner dwaasheid zouden begrijpen.

eindnoot396)
Over Chrysippus zie hoofdst. LIII; Didymus, Alexandrijnsch geleerde uit de eerste eeuw voor Chr. De eerste zou 700, de tweede niet minder dan 3500 boeken geschreven hebben.
eindnoot397)
Tweede brief aan de Corinthiërs XI, vers 19.
eindnoot398)
Vers 16 en 17.
eindnoot399)
Eerste brief aan de Corinthiërs IV, vers 10.
eindnoot400)
Eerste brief aan de Corinthiërs III, vers 18.
eindnoot401)
XXIV, vers 25.
eindnoot402)
Eerste brief aan de Corinthiërs, vers 25
eindnoot403)
Kerkvader, geb. 185 na Chr. te Alexandrië, gest. 254; heeft werken geschreven tot uitlegging van den Bijbel.
eindnoot404)
Eerste brief aan de Corinthiërs I, vers 18.
eindnoot405)
LXIX, vers 6.
eindnoot406)
Dit verhaalt Plutarchus (zie Voorrede) in zijn leven van Caesar, Brutus en Cassius waren de hoofden van het komplot om Caesar te vermoorden; Antonius was zijn vriend en handlanger. Shakespeare put ook uit Plutarchus, als hij Caesar laat zeggen (Julius Caesar, Act. I se. 2):
 
Laat welgedane mannen om mij zijn,
 
Met gladde haren, en die 's nachts goed slapen.
 
Die Cassius ziet er schraal en hongerig uit;
 
Hij denkt te veel; die mannen zijn gevaarlijk.

Het prentje siert waarschijnlijk Caesar voor, die den welgedanen, vroolijken Antonius wijst op den ruigen, norschen Brutus.
eindnoot407)
De Romeinsche keizer Nero (54-68 na Chr.) dwong den wijsgeer Seneca (zie Voorrede), zijn opvoeder, zichzelf van kant te maken, daar hij hem er van verdacht aan een samenzwering tegen zijn leven te hebben deelgenomen.
eindnoot408)
Dionysius, tyran van Syracuse (406-367 v. Chr.), noodigde den wijsgeer Plato aan zijn hof. Deze haalde zich echter door zijn vrijmoedigheid den haat van den tyran op den hals, zoodat hij hem zelfs, volgens het verhaal, als slaaf liet verkoopen.
eindnoot409)
Eerste brief aan de Cor. I, vers 27.
eindnoot410)
Bedoeld schijnt vers 21 van hetzelfde hoofdstuk, ofschoon de tekst niet weinig verschilt.
eindnoot411)
Eerste brief aan de Cor. 1, vers 19; vergel. Jesaja XXIX, vers 14.
eindnoot412)
Matth. XI, vers 25; Lukas X, vers 21.
eindnoot413)
Matth. XXIII, vers 13-15, 23, 25, 27; Lukas XI, vers 42, 43.
eindnoot414)
Matth. XXI, vers 2.
eindnoot415)
Johannes X, vers 1-28.
eindnoot416)
Schreef o.a. een Geschiedenis der dieren.
eindnoot417)
Johannes I, vers 29 en 36. Natuurlijk wordt Johannes de Dooper bedoeld.
eindnoot418)
Hoofdstuk V-VII.
eindnoot419)
Eerste brief aan de Cor. I, vers 24.
eindnoot420)
Brief aan de Filippensen II, vers 8.
eindnoot421)
Tweede brief aan de Cor. V, vers 21.
eindnoot422)
Eerste brief aan de Cor. I, vers 21 (waar echter staat: de dwaasheid der prediking).
eindnoot423)
Matth. XVIII, vers 3; Marcus X, vers 15; Lukas XVIII, vers 17.
eindnoot424)
Matth. VI, vers 28; Lukas XII, vers 27.
eindnoot425)
Matth. XIII, vers 31; Marcus IV, vers 31; Lukas XIII, vers 19.
eindnoot426)
Matth. X, vers 31; Lukas XII, vers 7.
eindnoot427)
Matth. X, vs. 19; Marcus XIII, vs. 11, Lukas, vs. II en XXI, vs. 14.
eindnoot428)
Handelingen I, vers 7.
eindnoot429)
Genesis II, vers 17.
eindnoot430)
Eerste brief aan de Cor. VIII, vers 1.
eindnoot431)
Zie hoofdst. XL.
eindnoot432)
Vergel. Jesaja XIV, vers 13.
eindnoot433)
XII, vers 11.
eindnoot434)
I Samuël XXVI, vers 21.
eindnoot435)
II Samuël XXIV, vers 10.
eindnoot436)
Lukas XXIII, vers 34.
eindnoot437)
Eerste brief aan Timotheüs I, vers 13 (‘daarom’ ontbreekt in den Bijbel).
eindnoot438)
Psalm XXV, vers 7. In plaats van ‘onwetendheden’ heeft de Ned. bijbelvertaling: overtredingen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken