Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De loteling van 1813 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De loteling van 1813
Afbeelding van De loteling van 1813Toon afbeelding van titelpagina van De loteling van 1813

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

Scans (1.18 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De loteling van 1813

(1911)–Charles-Alexandre Chatrian, Emile Erckmann–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 99]
[p. 99]

Hoofdstuk IV.
De bevrijding.

De torenwachter der abdij Sint-Victor te Marseille kondigde op een schoonen morgen aan, dat verscheidene schepen op het punt waren de haven binnen te loopen. De menigte stroomde in alle haast naar het strand en trachtte reeds van verre de verschillende vaartuigen, door een gunstigen wind voortgestuwd, te onderscheiden. Onder deze luidruchtige en bekommerde volksmassa, doch een weinig ter zijde, stond een stil groepje: het was eene vrouw, als weduwe in rouwgewaad gekleed, een jong meisje, dat zich schuchter tegen hare moeder aandrong en een schoone knaap van tien of twaalf jaar, die van tijd tot tijd achteloos met een grooten hazewind speelde. Zij hielden hunne blikken gevestigd op de witte zeilen, die voortdurend het strand naderden. Drie der schepen lieten zich reeds bijzonder goed onderscheiden en weldra zagen de toeschouwers de kleur der vlaggen, die op de voorstevens wapperden. Eindelijk herkende het geoefend oog van een zeeman het voorste schip:

- Gezegend zij O.L. Vrouw van Wacht! het is de ‘Heureuse’ (gelukkige), die van Palermo komt en tijdingen draagt van den heer van Anjou, echtgenoot van Beatrix van Provence.

- En het tweede, vervolgde een ander, is de sloep ‘Sainte-Marie,’ die met een lading vruchten en reukwerken van Smyrna komt.

[pagina 100]
[p. 100]

De beide aldus aangekondigde schepen liepen weldra in snelle vaart de haven binnen onder de toejuichingen van het volk. Het derde bleef nog achter en scheen tegen den wind te kampen, die minder gunstig geworden was.

De weduwe en hare kinderen volgden het met angstigen blik, ofschoon de arme dame van tijd tot tijd herhaalde:

- Kinderen, het is nutteloos, dat wij nog langer wachten; God schijnt ons aan een smartelijke beproeving te willen onderwerpen.

- Moeder, riep eensklaps de knaap, kijk eens! Ik zie duidelijk den heiligen standaard, die op dat schip wappert.

De weduwe verbleekte en drukte krampachtig hare hand op het hart, dat door hoop en vrees bewogen werd. Zij keerde opnieuw hare blikken naar de zee en zag nu eveneens op het witte vaandel het wapen van Arragon met de spreuk: ‘Redemptionem misit populo suo. Hij heeft zijn volk de vrijheid weergegeven.’

- Het is de Sint-Jan-Baptist, het schip der paters! riep het volk.

- Groote God! zou het mogelijk zijn? sprak de weduwe zacht. Heilige Maagd, gedoog toch niet, dat mijn hoop teleurgesteld wordt!

En zij bleef oplettend toezien en bemerkte op het dek een man in het wit gekleed.

- Lieve moeder, zei het jonge meisje, hij is het, het is de priester!

- Er is een gevangene aan boord. Vivat! Vivat! riepen tegelijk de zeelieden en het volk, wiens nieuwsgierigheid thans levendig werd opgewekt. Lof en dank

[pagina 101]
[p. 101]

aan O.L. Vrouw van Wacht! Hij zal zijne ketenen aan haar altaar ophangen.

De dame ging wankelend vooruit tot aan den rand der kade; zij durfde niet opzien uit vrees van haar echtgenoot niet te vinden, dien zij zoo vurig en reeds zoolang vergeefs verwachtte. Doch de uitroepen harer kinderen en de kreten der menigte dwongen haar het hoofd op te heffen. Het schip had juist het anker geworpen en een ellendig gekleede man, met ketenen aan handen en voeten, stapte aan wal; doch die houding..... Ja, hij is het! Zij slaakt een kreet, doet eenige stappen en valt bewusteloos in de armen van den gevangene. Hij drukt haar teeder aan zijn hart, strekt de hand uit om zijne kinderen te zegenen, die, aan zijne voeten neergeknield, zich moeite geven om hem van de boeien te bevrijden, die hij vóór de ontscheping weer had aangedaan. Vervolgens keert hij zich tot den monnik, die op dat oogenblik het schip verlaat en roept uit:

- Dierbare vrouw en kinderen, indien gij mij bemint, bemint, dankt en zegent dan ook dien goeden religieus. Gij zijt hem mijne vrijheid en mijn leven verschuldigd. O, mochten toch allen, die Melfort liefhebben, dezen man Gods vereeren en zegenen!

En daar de monnik zich stil zocht te verwijderen, greep hij hem bij den arm en vervolgde met luider stem:

- Hij heeft mij in de diepte der groote zandwoestijn opgezocht, waar ik door mijne meesters was heengesleept. Daar vond hij mij stervend aan de zwarte pest. Iedereen verliet mij, doch hij, alle gevaren, die deze afschuwelijke ziekte vergezellen, verachtend, zette zich als een zorgvolle ziekenoppasser aan mijne zijde neer, en zijne kunst of liever zijne teedere zorgen hebben mij genezen. Toen

[pagina 102]
[p. 102]

de barbaren verklaarden, dat de som, voor mijn losprijs betaald, niet voldoende was, heeft hij zich zelven aangeboden in mijne plaats; maar ik roep God en de heilige Maagd tot getuige, dat ik het nooit zou geduld hebben. Ziedaar alles, wat hij voor mij gedaan heeft; en nu, luister, mijn zoon: ik beveel aan ieder, die den naam van Melfort draagt, voortaan de vriend en dienaar te zijn van zijne heilige Orde.

Nauwelijks hield hij op met spreken, of een man baande zich een weg door de menigte en riep driftig:

- Heer De Melfort, kent gij den naam van uw bevrijder?

- Hij heet broeder Berenger. Ik weet niet, of hij nog een anderen naam draagt dan dien.

- Welnu, ik zal het u zeggen. Zijn naam is Berenger d'Elvaz. Elvaz, verstaat gij het? O, goede meester, mijn waarde heer, voegde deze man er bij, terwijl hij de handen van den broeder met zijne tranen besproeide; ik, ik heb u wel herkend. Melfort sprong, als door den bliksem getroffen, achteruit; hij beschouwde den broeder met vrees, alsof een verrezen doode hem plotseling verschenen was.

- Berenger d'Elvaz, stamelde hij eindelijk, is het mogelijk?

- Ja, het is mogelijk! riep Pieter de Rossige, (want hij was het). Ik zou mijn meester onder duizenden herkend hebben. Ik was zijn lijfeigene, maar hij heeft mij de vrijheid gegeven en ruimschoots in mijn onderhoud voorzien. Ik ben nu een vrij man, een burger der stad, aan hem ben ik dat alles verschuldigd

- En ik ook, sprak Melfort, voor Berenger op de knieën vallend. Dienaar van God, is het dus waar, wat

[pagina 103]
[p. 103]

ik hoor? Gij wist, wie ik was, en gij hebt mij het leven gered door het uwe in gevaar te stellen!

- Kniel niet voor een zondaar, mijn broeder, antwoordde Berenger, terwijl hij den ridder van den grond ophief. Laat ons het verleden vergeten en bidden wij God, dat Hij ons wederzijdsch onrecht moge vergeven.

- Ik smeek eerst uw vergiffenis af, teneinde ook die van God te verkrijgen, hernam Melfort. Weet, dat ik geen oogenblik rust meer genoten heb, sinds ik, om mijn vader te wreken, een moorddadige hand sloeg aan uwe ouders, en de voorspoed, dien de Hemel mij schonk, veranderde voor mij in bitterheid. Uw vergiffenis alleen kan mij doen vertrouwen, dat God mij vergeven heeft.

- Dat deze omhelzing dan de waarborg zij van mijn vriendschap, zei Berenger, terwijl hij den erfvijand van zijn geslacht met vervoering in de armen sloot. En nu, laat ons het aanbiddelijk offer gaan opdragen en het onderpand van Gods barmhartigheden ontvangen. Kom, volg mij.

Zij gingen naar de kapel van O.L. Vrouw, gevolgd door een groote menigte. De gevangene legde zijne boeien aan de voeten van het mirakuleuze beeld en kinderen vervingen ze, volgens aloud gebruik, door een bloemenkrans.

De heilige mis begon, Berenger d'Elvaz, zoon en leerling van den H. Petrus Nolascus, slachtofferde voor altijd op het altaar de herinnering aan zijn oude vijandschap; en toen hij, zelf reeds met zijn Zaligmaker vereenigd, de heilige hostie op de lippen van Melfort legde, bestonden de twee spruiten der vijandelijke huizen niet meer; zij waren in broeders veranderd, vereenigd door de banden der goddelijke liefde, door het verhevenste en edelste der offers en door eene nederige en diepe erkentelijkheid.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken