Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Korte verhalen (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Korte verhalen
Afbeelding van Korte verhalenToon afbeelding van titelpagina van Korte verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (9.03 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Korte verhalen

(1906)–Emile Erens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Een zwakke.

Stil drijvend in lichte contemplatie, zat de genezende op de witte ziekenkamer. Een klein zwak lichtje, soezend in de schemering, stond voor hem op een tafeltje met wit kleed. Donkere winter dagen had hij daar gelegen in koortsen jagende angsten en droeve somberheid. Toen was er kalmte gekomen, en zachtheid in ruimen sluimervrede, de ziekte had zijn ziel gezuiverd en gemaakt tot een blanke effenheid. En nu altoos zwevend in een koelte zoo helder, leefde hij eenzaam, de man in het stille wit, de zwakke, angstig verborgen voor het harde leven daar buiten.

Als uit de verte kwamen nog wel oude herinneringen tot hem. Zij kwamen stoorend als spoken, doch hij zag ze als doode. 't Waren momenten uit den grooten brand zijner liefde, die doorwoeld had de donkere dagen en nachten van zijn vroeger leven in de groote stad.

Toen had hij dat alles geschreven in ijlende passie en in hoog bruisende klanken zijn jeugdig leven op-

[pagina 83]
[p. 83]

gezongen voor de menschen. Maar dat alles was doodgegaan in de folteringen van zijn lichaam en nu wilde hij niets meer schrijven, hij voelde geen liefde in zachte melodieën uit te neurieën zijn witte vrede of in bleeke woorden te zeggen het stille zweven zijner ziel. Hij wilde geen leelijke menschen meer hooren, die uitspuwden dikke woorden over zijn onstoffelijk licht leven, en hem martelden door hun grof doen. Zoo was die kamer, wit zonder kleuren, hem geworden als een nieuw lichaam om zijn lichaam, ter bescherming tegen de banale menschenwereld, die hij daar buiten wist.

De stille genezende zat bij zijn lampje, turend in het donker, tevreden over zijn zwak leventje, dat klein was bij het soezend lampje, doch mooi bloeide als een bloem onaangeraakt in de donkere schaduw van het woud.

Plotseling, als lichtkleurend de stilte, hoorde hij verre orgeltoonen, lange sleepende klanken aankomend door de holte der gangen van het ziekenhuis. Dan vrouwenstemmen die opgingen uit het orgelspel, en hoog bleven zweven in zalige vroomheidsvreugde. Ruischend in de wazige gewaden van het orgelgeluid, hoorde hij ze aankomen door de stille ruimten. Aandachtig luisterde hij naar het verre gezang, dat was de zingende harmonie zijner ziel.

En henen glijdend op het hooge zangdeinen, sluimerde hij weg als in een etherische ruimte......

Toen de muziek uitging in donker, ontwaakte hij.

[pagina 84]
[p. 84]

't Was Kerstmis en er was feest in het ziekenhuis voor de kleine kinderen, die geschenken kregen van den Kerstboom. Hij dacht aan de zuivere vreugde der zwakke kleintjes en aan de zusters, zooals zij gezongen zouden hebben in kalme ontroering, hij zag al hun blauwe oogen diep open in de blanke gezichten, hij zag hunne reine vormen tenger opgaand in de blauwe japonnen en allen stonden zij te samen. En er kwam een stil verlangen in hem om te gaan zien. Zachtjes, langzaam stond hij op en ging naar de deur, hij maakte geen geluid, hij was bang te gaan uit zijn kamer. Toen hoorde hij een heel klein stemmetje zingen alleen, een geluidje eenzaam in de wijde donkerheid als van een vogeltje zingend bij avond in het onbewogen hout. Hij begon te sidderen, het geluidje trilde door zijn fijne zwakheid, maar nu ging hij verder het zilverglimmend gezang tegemoet, dat aanzweefde door den grooten donkeren gang. Zoo kwam hij in de feestzaal, zwarte menschen zaten en stonden in zwarte opeenstapeling, groote heeren en dames uit de stad gekomen naar het Kerstfeest in het ziekenhuis. Hij schrok en duizelde in een hevige angst, hij wilde wegloopen voor al die menschen, die hij zoo lang niet meer had gezien, maar hij kon niet loopen, hij sloot de oogen en liet zich geworden in hevig lijden. Langzaam kwam er weer bedaren als zinkende nevelen van stilte over hem en gedwee liet hij zich opvoeren in de ijle blauwheid, waarin sidderde het glimmend gezang. En nu zag hij het meisje dat zong; zwakjes stond het bij den hoogen

[pagina 85]
[p. 85]

lichtboom, de oogjes donker klein onder het goudblonde haar, de handjes frommelend zacht in het witte schortje, dat neerhing langs het dunne lijf. Hij zag haar staan alleen en er kwam over hem een groote liefde voor het wichtje, dat mooi was als zijn eigen ik.

Schitterend wit stonden om den boom kleine ledikantjes en in het wit lagen onnoozele kinderkopjes, bleeke ziekengezichtjes met zalige groote glansoogen. Tusschen al het blakende wit stonden de blauwe zusters en verhaalden met lieve lachstemmetjes den kleinen het zoete wonderverhaal van het Christuskind, dat hun gebracht had het speelgoed en de mooie sterlichtjes, die er straalden in den grooten boom. Dan zongen de zusters weer in koor, staande te samen om het orgel, al de witte zingende hoofden omhoog in vrome vreugde. En omhoog ging hun gezang als een licht, zwevend boven de donkere golving van het orgel. 't Was als openbaarde zich een hoog mysterie in orgel en gezang, hij werd bang in zijn zwakke ziel en half onbewust sloop hij weg, ver weg van de ontroerende geluiden. De stille vluchtte snel terug in zijne eenzaamheid, waar hem zachtjes bleef omfladderen als een vage blankheid het hooge mysterie, dat uitgeschenen had uit de blauwe zusteroogen en uit hun blauwvlammend gezang van dien Nacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken