Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Litteraire wandelingen (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Litteraire wandelingen
Afbeelding van Litteraire wandelingenToon afbeelding van titelpagina van Litteraire wandelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.23 MB)

Scans (21.26 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Litteraire wandelingen

(1906)–Frans Erens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

III
Over den Harz.

Hout: Hout! Hout! Woud! Woud! Silva quae vocatur Harz, zegt een schrijver uit het begin der middeleeuwen. Reeds toen waren deze bergen en dalen bekend als dragende zware donkere bosschen. Boom aan boom, den aan den, beuk aan beuk stijgen op naast elkaar naar geweldige hoogte. Ja Duitschland heeft nog bosschen en al zijn zijn menschen barbaren en vijanden, de duitsche grond geeft nog boomen, gastvrije bosschen, de beste troost voor de kwijnende menschengeslachten. Zie, hoe zij hun wortels wringen tusschen de enorme steenblokken, hoe zij hun klauwen slaan rondom den mosbedekten steen en hem dwingen tot het geven van voedsel. Zij rijzen hier aan de zij in de laagte en daar in de klimming van de bergrotsen. Daar van boven spelen de wateren als sneeuw zoo wit in het spattende schuim. Lafenis! Lafenis! Zij vegen de steenblokken in galoppeerenden val en drenken de wortels en laten flikkeren en schieten de teergroene grashalmen die zij zegenen met de opspringende droppels als met vreugdige vloeiende diamanten, die dansen en jubelen in de zich doorwringende stralen van de zon... En zie daarboven in het hoog rijzende zwarte takkengewar op de helling die plekken van stil goud, stil gouden afscheidskussen van de zinkende zon, zinkende blikken van gouden oneindigheid op de zuivere aarde, op de aarde daar, waar zij nog niet geschonden

[pagina 42]
[p. 42]

is door menschenhanden, waar tenminste de natuur in machtigen zegepraal haar boomen opstuwt als glorieuse legers in strijdenden stilstand. Scharen van dreigende reuzen in den wind slaande hun machtige armen, breedwaaierige armen of droomend in de kalme verheffing, in de zoele warme rust van een wegzinkenden zomerdag.

Somber zijn de hooge sparrewouden, zij zijn zwart en zwijgend. Zij ruischen en klagen somtijds nooit uitgesproken mysteries: in hun koren zingen zij de voorbij trekkende weeën en de zachte berusting. De liederen der vreugde zingen de beuken, vlug slaan zij hun bladeren. Malsch schijnt hun groen in de zon en vroolijk dansen de regendruppels op hun kletterende takken. Zij wenken den mensch de zorgen te laten, zij ruischen zoo vriendelijk onder het blauwe uitspansel onder de tintelende lucht. Overal zingen de vogels en schudden hun natspattende veeren en zijn dan weer glanzig, vliegen hooger, verdwijnen in de zee van golvende twijgen. En een hert schiet vluchtig en schuw, vermijdend haastig den boosaardigen mensch.

O, heerlijkheid der boomen in den maanlichtenden nacht! O witgloeiende stammen en grootmachtige twijgen in het koele duister! In de fluisterende stilte verhaalt gij de tijden, die gingen en die ge hebt zien rijzen en dagen, die ge hebt zien verzwinden naar het onhoorbare verleden. O sparren en beuken vol majesteit, laat druipen van uwe breedschermende takken het flikkerende maan-zilver in de eerbiedige stilte en heft

[pagina 43]
[p. 43]

hooger uw zangruischen in de vrijheid der groote natuur, zingt uwe koren als stemmen van engelen die golven en deinen vol ontzag in de zwijgende sfeeren der lichtende hemelen voor het licht, het stil brandende licht van Gods onveranderlijk wezen.

Hoort gij niet roepen de vogels van het woud, hun vleugelslag suizen door de zwoele lucht en ziet ge niet lichten hun pennen, wanneer ze vliegen door het maanstralerige zilver der openingen in het dichte takkengewemel?

Hier breekt een dorre tak onder den last van een valk, kraakt en ploft. De uilen roepen in noodgeschrei en vlug varen de herten. Insecten zweven en weven en krekels tjirpen in de vrijheid der nacht.

Daar ginds zijn de diepten, de afgronden en de hoogstapelende rotsen, daar klinken de stemmen der nachtvogels met echos en langgetrokken breedspreidende geluiden en vallen de wateren met nooit ophoudend gebulder.

Toch geeft die nacht rust aan den mensch, die langzaam stapt door de donkere dalen en klimt over de steile paden.

Er trekken nog steeds veel mannen en ook vrouwen, gewapend met den langen wandelaarstok, door de bosschen van den Harz.

Hoog boven de kruinen der omringende bergen heft de Brocken zijn kalen schedel als een Cesar gebiedend over zijne lagere luitenants. Rondom ziet men bij helder weer de torens der steden en dorpen in de wazige verte. Des morgens meestal zwemmen

[pagina 44]
[p. 44]

de toppen van het omringend gebergte in een zee van nevel, waarachter de wereld verdwijnt en men staat dan stil boven de wolken en vaak in de wolken. Wel een klassieke berg die Brocken! Niemand minder dan Goethe had er, zooals bekend is, een groote voorliefde voor. Men zegt: ‘Er is niet veel te zien.’ En toch trekt het gevoel der hoogte onvermijdelijk aan en drijft iederen Harzbezoeker naar boven.

Bij den Harz ligt een stadje van eigenaardige bekoorlijkheid. Het is Goslar. Kleine straten met huisjes die spitse houten gevels hebben. Huisjes als uit een speeldoos. Een stadje als een sprookje uit den ouden tijd. Straten geplaveid met grove puntige keisteenen. En die markt vooral, met in het midden die groote metalen waterkom, waarvan geen geschiedschrijver den oorsprong weet te zeggen en er omheen in de rondte die oude huizen uit de middeleeuwen met hun colonnades, hun grimaceerende steenen beelden, die door weer en wind tot vreemdsoortige hansworsten zijn vervormd. Stil droomerig plaatsje en toch in de middeleeuwen residentie van ver gebiedende duitsche keizers.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken