Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Litteraire wandelingen (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Litteraire wandelingen
Afbeelding van Litteraire wandelingenToon afbeelding van titelpagina van Litteraire wandelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.23 MB)

Scans (21.26 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Litteraire wandelingen

(1906)–Frans Erens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

Dr. Fastenrath.

Dr. Johannes Fastenrath, is in Nederland evenmin een onbekende als in Duitschland en Spanje. Omtrent Vondel heeft hij zich zeer verdienstelijk gemaakt. Als dichter heeft hij vooral Spanje bezongen in talrijke bundels ‘Spanischer Romanstrauss, Immortellen aus Toledo, Die Wunder Sevilla's, Klänge aus Andalusien etc. Van zijn producten in het Spaansch is het meestbekend ‘La Walhalla y las glorias de Alemania’, een werk in verschillende deelen.

Zijn duitsch proza is van een zuivere delicatesse en zachten klank. Dit heeft hij ook getoond in zijn laatste boek, dat een lijvig relaas is van de feesten bij gelegenheid van het vierde eeuwfeest ter viering der ontdekking van America door Christoph Columbus en veel wetenswaardigs over dezen bevat. Een groote geestdrift voor den genueeschen ontdekker straalt er in door en het geeft interessante documenten over de geschiedenis van den grooten man.

In bijna alle litteraturen wordt Columbus gevierd, alléén

[pagina 124]
[p. 124]

in de Nederlandsche, zoo constateert Dr. Fastenrath, niet. Onze dichters hebben den man weinig bewonderd, naar het schijnt, niet veel over gehad voor hem, die het eerst door den Oceaan midden door dorst varen. Het is wel curieus, dat noch de 17de noch de 18de eeuwsche nederlandsche literatuur aan den vermaarden zeevaarder heeft gedacht. De zee was toch het domein van Oud-Holland.

Van oudsher bestond er in de menschheid een geloof aan het bestaan van een groot eiland aan genen kant van de zeeëngte van Gibraltar. Plato spreekt aldus ongeveer in zijn Timaeos. ‘Aan gene zijde van de zeeëngte, die gij de Zuilen van Hercules noemt, was een eiland, grooter dan Lybië en Azië. Van dit eiland kon men gemakkelijk naar de andere en van deze naar het vasteland komen, dat de binnenzee omsluit... Het is een ware zee en de aarde, die ze omgeeft, is ook een waar continent. Op het eiland Atlantis regeerden koningen met groote, wonderbaarlijke macht. Zij hadden het geheele eiland, zoo ook verschillende kleinere eilanden en eenige streken van het continent onder hunne macht. Dan regeerden zij aan dezen kant van de zeeëngte, over Lybië tot Egypte en over Europa tot Tyrrhenië.... Daarna verdelgden groote aardbevingen en overstroomingen in één dag en in één noodlottigen nacht alle krijgers van Griekenland; het eiland Atlantis zonk in de zee en zoo is sinds dien tijd dat water ontoegankelijk en niet te bevaren wegens de groote hoeveelheid slik, die daar op de plaats van het gezonken eiland is gebleven.’

[pagina 125]
[p. 125]

Wat Plato bedoeld heeft met dat verzonken land, is zeer geheimzinnig en allerlei onderstellingen zijn opgeworpen, om de zaak te verklaren.

Meende Plato Amerika of spreekt hij van een inderdaad gezonken land, dat tusschen Amerika en Europa in den Atlantischen Oceaan gelegen heeft? Waar dat land lag, daarover gaan ook de meeningen uit elkaar.

Eene niet te verwerpen hypothese is die van den mijn-ingenieur D. Federico de Botella. Deze heeft namelijk waargenomen, dat van Aveiro, aan de kust van Portugal, tot Aviles, aan de kust van Asturië, eene grensketen van oorspronkelijk land zich bevindt, dat vroeger nooit door water bedekt was, en uit de geologische verhoudingen en toestanden van Spanje besluit hij, dat er vroeger een groot land in de richting van het Noordwesten lag, dat kort na de verschijning van den mensch, tegen de helft van de quartaire periode, gezonken is.

Niet alléén Plato, maar ook Theopompos van Chios sprak van het land Meropis, dat aan den anderen kant van de Zuilen van Hercules lag en in oude tijden zou gezonken zijn. In dat land, zegt hij, waren geweldige dieren. Op hen jaagden dappere mannen, die het gebruik van het ijzer niet kenden, maar veel goud en zilver bezaten.

Ook de Druïden van Gallië hadden eene overlevering, volgens welke een groot land kort bij hun land zou gelegen hebben. Toen dat eiland gezonken zou zijn, hebben zich slechts weinig menschen naar het land der Celten kunnen redden.

Het is dus zeer waaarschijnlijk, dat er meer en veel

[pagina 126]
[p. 126]

land tusschen Amerika en de oude wereld heeft gelegen. Volgens een artikel van den Spanjaard Patricio Montojo is dit zelfs buiten twijfel.

Men zegt, dat vóór Columbus de Scandinaviër Leif Erikson reeds in Amerika geland zou zijn. Wanneer men dit ook toegeeft, dan nóg heeft alléén door de daarvan geheel onafhankelijke ontdekking van Columbus de vereeniging der oude civilisatie met een maagdelijk werelddeel plaatsgegrepen, een werelddeel met onaangetaste oerwouden, onbesmette rivieren, landen vol zilver en goud. Noord- en een groot deel van Zuid-Amerika zijn op het oogenblik door de afstammelingen uit de oude wereld bemachtigd, bevolkt, en ik zou bijna zeggen onteerd. Alléén een gedeelte van Zuid-Amerika is een nog tamelijk maagdelijk land: daar groeien de boomen nog het overvloedigst en stroomen de rivieren nog veel in de donkere schaduwen van geweldig en overwelvend groen, in een halfdonker, waarin nooit een menschelijk oog heeft gekeken.

Een interessant hoofdstuk in het boek van Dr. Fastenrath is dat over het geboortejaar van den zeeheld. Men kan daaruit zien, hoeveel moeite zich de menschen geven, om het juiste geboortejaar van een groot man te bepalen. De onzekerheid strekt zich voornamelijk uit tusschen de jaren 1436 en 1446. Pedro Martir noemt 1437 als geboortejaar, terwijl Harisse zich verklaart voor een datum tusschen 1436 en 1451, maar voor een datum, korter bij 1446 dan bij 1451. De Engelschman Markham spreekt zich uit ten gunste van 1447.

[pagina 127]
[p. 127]

Het meest aannemelijke jaar is 1431, volgens het betoog van Antonio Paz y Melia. Hij berekent dit met behulp van citaten uit het dagboek van Columbus.

Over de geboorteplaats is men het nog minder eens. Een groot aantal steden beweren, het eerste levenslicht aan Columbus te hebben gegeven. Voorop staat Genua, dan volgt Cuccaro, dan Nervi, dan Cogoletto, dan Bogliasco. De geschiedschrijver Cantu beweert, dat Plaisance in Frankrijk de plaats is. Anderen zijn voor Albisolla, weer anderen voor Oneglio. Eenigen zelfs houden vol, dat Columbus een landsman van Napoleon was en op Corsica, te Calvi, geboren werd.

Volgens notariëele oorkonden evenwel, te Saona gevonden, volgens Miquel de Cuneo, een reisgenoot van Columbus, en volgens de voornaamste biographen komt aan Genua de eer toe.

Het moet wel het heerlijkst geweest oogenblik zijn, dat een mensch kan beleven, toen de ontdekkers bij het opgrijzen van den morgen en het oplichten van de zon het wonderbaarlijke eiland zagen verrijzen uit de blauwe zee, die oneindig scheen; de gouden zandvlakten te zien opkomen met steeds wassenden glans uit de etherische tropenlucht en de vreemde rotsen te zien staan als de sphinxen van het onbekende, die als het ware nog pas de grijze oudheid hadden verlaten. Het naderen van die onbekende kust moet wel het bloed in de aderen dier mannen hebben doen stilstaan en in verrukking hunne oogen hebben doen opgaan. Nieuwe deiren te kunnen vreezen! Nieuwe vogels te hooren zingen!

[pagina 128]
[p. 128]

De ontdekking van Amerika is het opengaan van een groot stuk aarde, een verruimen van den horizont der menschheid, eene daad, die, indien wij door andere planeetbewoners konden worden gadegeslagen, als de belangrijkste voor hen zou gelden. De anekdote van Columbus en het ei is het symbool van zijne daad als ontdekker van het Westen. Zij is zeker niet historisch, maar zij bewijst eene zeldzame eigenschap van hem, eene eigenschap, die hem tot een werkelijk groot man heeft gemaakt. Zij is het durven de eerste te zijn ten koste van de sleur, ten koste van iets anders. Van dit ‘andere’ durven de menschen geen afstand doen en kunnen daarom niet de eersten zijn. Het doorhakken van den Gordiaanschen knoop door Alexander is eene daad van mindere soort dan de geschiedenis van het ei van Columbus, alhoewel het eene na-verwante daad is. De daad van Alexander is eene daad van zuivere kracht, de andere paarde aan kracht het genie en meer ‘durven’. Er is meer gevaar bij het breken van een ei dan bij het doorhakken van een touw, omdat de gevolgen verschillend zijn. Ik neem hier ‘gevaar’ in eene speciale beteekenis natuurlijk. Oppervlakkig lijkt de zaak hetzelfde, maar er is een nuanceverschil. Het durven is iets anders dan het willen en iets anders dan het kunnen. De drieëenigheid der drie is de menschelijke volmaaktheid. Het durven is de moeder van het kunnen veelal en dikwijls de moeder van het willen. Men zou ook kunnen zeggen, dat de wil de vader is van den moed, maar men vervalt dan in eene andere orde van psychische redeneering.

[pagina 129]
[p. 129]

Daarom is het boek van Dr. Fastenrath een opwekkend boek, omdat het de beste daden der menschheid in het geheugen brengt.

De moeite, die Columbus heeft moeten doen, om aan geld te komen voor den tocht; het betoog over het gezonken eiland Atlantis: dit vooral zijn onderwerpen van eene mysterieuse aantrekkelijkheid. De toestand van Spanje onder Ferdinand en Isabella: het zijn alle zeer lezenswaardige bladzijden. Want het was de tijd, dat Spanje oprees tot hooge macht, dat het weldra uit de hoogte zijner kracht neer zou zien op de wereld en zóó groot was, dat het de zon niet kon zien ondergaan, dat het ook op Nederland zijn zwaren arm zou laten rusten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken