Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
Afbeelding van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

Scans (27.87 MB)

XML (2.06 MB)

tekstbestand






Editeur

H.A. Wage



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

17.
Brief
.

U.B.A. Verwey X.52

Weled.geb.Heer, den Heer Albert Verwey
Noordwijk a/Zee

[Niet gedateerd.]

[(in potlood hs. van Verwey: 19 Mei ontv.
20 Mei beantw. tegelijk met twee vorige)
De brief is dus waarschijnlijk geschreven op vrijdag 18 mei 1908).]

 

Hooggeachte Heer,

Hoewel U nog een viertal verzen van mij heeftGa naar voetnoot47, neem ik hierbij toch de vrijheid, U er nog enkele te zendenGa naar voetnoot48. Niet zonder reden doe ik dat, en ten zeerste hoop ik, dat U deze reden zult billijken.

Alleen verzoek ik U dringend, mij niet ten kwade te duiden, dat ik over mijn persoonlijke aangelegenheden spreek. De zaak is nl. dat wij, door een financieele [woord ontbreekt] van vermogend het tegenovergestelde geworden zijn. Dit heeft, met vele andere onaangename gevolgen, ook dit met zich meegevoerd, dat ik eerst niet meer zou kunnen studeeren en zou meewerken moeten tot het onderhoud van ons gezin. Door de moeder van een mijner vrienden ben ik evenwel in staaf gesteld toch student te blijven, wat om zijn vrijen tijd voor mij het verkieslijkst is en blijftGa naar voetnoot49. Datgene, wat ik zou moeten bijdragen, wordt gedeeltelijk door haar betaald; voor het

[pagina 48]
[p. 48]

andere gedeelte ± ƒ.450,- moet ik zelf, d.i. door schrijven, trachten te voorzien. Wat nu mijn productie betreft, die is altijd overvloedig geweest en dat zal wel zoo blijven. De moeilijkheid is alleen, mijn werk geplaatst te krijgen. In die mate zal het dan waarschijnlijk alleen dit jaar noodig zijn, een volgend is er tot mijn groote vreugde weer kans, dat de omstandigheid in elk geval gedeeltelijk, in 't reine komt. Zoudt U ze, wanneer ze goed zijn, spoedig willen plaatsen? het zou voor een jong schrijver als ik, die juist bij U heb mogen debuteeren, misschien wat aanmatigend zijn, en mij wellicht van een van tijd tot tijd welkome gast een ongewenschte tafelschuimer kunnen maken.Ga naar voetnoot50 Alleen hoop ik hierdoor den tijd, die tusschen bijdragen verloopt, omdat het niet anders kàn, -eenigszins te bekorten. Bij U, die mijn werk het spoedigste plaatste, zijn toch nog 6 maanden verloopen sinds de zending en de plaatsing van het eerste gedicht der vijf: de Dichter enz.Ga naar voetnoot51 De maand van het zenden tot het antwoorden zou ik zoo uitsparen.

Mischien zou, bij goedkeuring van déze, een andere groepeering van alles wat U dan heeft, mogelijk zijn. Maar hoe dit zij, ik wil U nogmaals dringend verzoeken het mij te excuseeren, wanneer ik U te veeleischend of liever veelvragend voorkom: Ik weet niet hoe U over de belangrijkheid van mijn werk denkt, niet hoeveel en hoe spoedig U zoudt willen plaatsen, - en de vrees niet genoeg bij elkaar te krijgen, - het honorarium is ook niet hoog, helaas! - dringt mij openhartig over de zaak te schrijven.

Het leek mij juist het best, wanneer ik onomwonden zei, wat er is van deze zaak, misschien voelt U genoeg voor mijn werk, om den schrijver ervan op deze wijze eenigermate te willen helpen. De vriendelijkheid, die U tegenover mij betoond heeft, toen ik het eerst met werk bij U kwam en later, gaf mij aanleiding te denken, dat ik geen kwaad zou doen dit open te schrijven.

Wat de gedichten aangaat: In het lied van herinnering heb ik het woord prachen, niet zooals in:‘de Dichter’ in zijn eene betekenis van praten, pochen, gebruikt, maar in zijn tweede van smeekend, vleiend bedelen. Dit is toch niet verwarrend? Verder koos ik voor Maîtresse opzettelijk de jambische trimeter, omdat die mèt de 5-voeter de grootste ongebondenheid in zijn gebondenheid veroorlooft, en tenslotte hèm weer boven de 5-voeter ook, omdat hij de meerdere zwaarheid heeft, die mijn vers vooral in 't begin moet bezitten. - Eindelijk meld ik U nog dat mijn adres veranderd is, na aantstaande Woensdag, in Columbusstraat 223Ga naar voetnoot52. Inmiddels verblijf ik beleefd groetend en bij voorbaat dankend met de meeste Hoogachting

Uw dw.
P.N. van Eyck

Columbusstraat 223.

voetnoot47
Voor die vier, zie nr. 13; noot 37.
voetnoot48
Ac Etiam van 25 maart 1908 en Maîtresse, waarover in nr. 16. Het eerste werd opgenomen in Europa van 1908, dl. III (sept.); 193-194 en daarna en in De Getooide Doolhof van 1909, pp. 17-18; Ed. 1911, pp. 43-44; V.W., 1, 32.
voetnoot49
De dame die Van Eycks juridische studie mogelijk maakte, was de moeder van zijn vriend uit de jaren op het Gymnasium Haganum, C.J. van Schelle.
voetnoot50
Van Eyck publiceerde tamelijk intensief: in 1906 zond hij twee poëziebijdragen aan De Vrije Tribune, in 1907 drie aan In 't Boekhuis, twee aan de Nederlandsche Spectator, elf aan Nederland, twee aan De Beweging en vijf aan Europa, d.w.z. 25 in één jaar. In 1907 komen daarbij nog 9 prozateksten in De Vrije Tribune (4), de Kroniek (3) de Amsterdammer en Den Gulden Winckel.
voetnoot51
De Dichter en de Jonge Vrouw; zie nrs. 11 en 13.
voetnoot52
Aanvankelijk woonde de familie in de Kepplerstraat 174. Zij had die woning betrokken op 12 april 1904. Op 20 maart 1908 verhuisde zij naar de Columbusstraat 223, welke bovenwoning zij verruilde voor het benedenhuis van 221, op 23 juni 1914. P.N. van Eyck was op 5 april van dat jaar getrouwd en naar Rome vertrokken, waar hij als correspondent van de N.R.C. ging werken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uren met Platoon

  • over De getooide doolhof

  • over Het ronde perk

  • over Uitzichten


auteurs

  • over Paul Cronheim

  • over J.C. Bloem

  • over Nine van der Schaaf

  • over [tijdschrift] Beweging, De

  • over P.C. Boutens

  • over Stefan George

  • over Geerten Gossaert

  • over Jan Greshoff

  • over Willem Kloos

  • over Aart van der Leeuw


landen

  • Italië


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 18 mei 1908