Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
Afbeelding van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

Scans (27.87 MB)

XML (2.06 MB)

tekstbestand






Editeur

H.A. Wage



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 196]
[p. 196]

122.
Brief
.

Noordwijk a/Zee
28 Jani 13

Waarde Van Eyck,

De kou maakt nu het schrijven niet aangenaam. De wind blaast door mijn ramen en ik vrees dat de temperatuur van 40o F. die de thermometer buiten mijn balkondeuren aanwijst, er binnen niet ver overtroffen wordt. De kou ontneemt me zelfs het vermogen je gedichten met dezelfde warmte te herdenken als waarmee ik ze gisteren gelezen en overwogen heb. De koude schim alleen van mijn levende ervaring kan ik - over dit bevroren papier! - voor je oproepen.

Allereerst dan zijn er elf sonnetten waar ik niets of zoo goed als niets tegen kan inbrengen. Dan zijn er twee (Leed II en Dood II) die ik als sonnetten en als verzen onvolkomen vind. Drie: De Daad, Droom en het slotgedicht Vrede waaraan ik tegelijk heel veel moois erken èn kritiek oefen. De één: De Roep, waaraan ik niets goeds ontdekken kan.Ga naar voetnoot364

Bij de vervolg-sonnetten denk ik dat het oorspronkelijke gevoel niet heeft toegereikt voor de reflectie. De Daad en Droom verschillen sterk van de elf, die zoeter en meer bezonken zijn. Er is een soort geprikkelde aktiviteit in, dezelfde van in de Roep, maar vol met reëel gevoel (wat de Roep niet is): alleen is dat gevoel zwakker. Toch tusschen de twee ook weer een verschil. Droom is een goed gedicht, waarbij alleen het redeneerend element al te doorzichtige, al te weinig omwaasde redefiguren naast elkaar stelt. Ondanks die kritiek blijft over dit vers het oordeel gunstig. De Daad heeft vier prachtige beginregels en uitmuntende terzinen, maar dáár is het aktiviteits-element in de tweede kwatrijn om een beeld verlegen geweest. Die ‘gansch een beeldenrij’ die in de gangen van je hart ‘staat te wachten’ op ‘de ure der gezangen’ is meer plechtig dan hartstochtelijk. Hier wordt dus, ondanks het heel-goede, het oordeel noodzakelijk ongunstig. Vrede is eenvoudig zwak; ten eerste in ‘want nimmer kwam 't seizoen’ en ten tweede in de slotregel. Temeer jammer natuurlijk, omdat dit gedicht als laatste bedoeld is. (Het gebruik van 't woord groote is veelal gevaarlijk. Elders heb je al een groote kreet).

Met de andere elf ben ik evenzeer ingenomen als je het zelf bent. Het zijn sonnetten en tegelijk zoo goede en innige ‘van Eycksche’ gedichten als je ooit geschreven hebt.

Ik zou zeggen: omdat dit werkelijk sonnetten zijn - in veel dwingender zin dan die in Uitzichten - omdat namelijk je volzin er gedwongen is tot evenwicht, dus tot het ondergaan van tucht, - daarom is dit het begin van een nieuwe kritiek door je zelf te oefenen op jezelf. Dat je die kunt oefenen zonder iets van je eigenaardigheid kwijt te raken, houd ik nu wel voor zeker. Het doel van alle kritiek is tenslotte zelf-bezit, en voor een dichter is dat doel: zichzelf te bezitten in zijn uiting, zoodat niet de taal wegloopt met de gedachten, en niet de gedachten de oogen verblinden voor wat gezien moet worden.

[pagina 197]
[p. 197]

Bloems bespreking heb ik ontvangen.Ga naar voetnoot365 Ze gaat uit van een brieffragment (dat je vermoedelijk al kent) van Aart van der Leeuw. Je hebt gelijk dat dit gesignaleerd worden als dichter van een ‘retorische poëzie’, al doet Bloem alles om het odium van die naam weg te nemen, zijn onaangename kant heeft. Intusschen is het goed dat de wezenlijke verschillen tusschen werk en werk, en beschouwing en beschouwing, algemeen duidelijk worden. Het komt er op aan dat uit het wederzijdsche willen en niet-willen de richting ontstaat waarbij allen zich aansluiten.

Met Andrian schiet je prachtig op. Je hebt gelijk: hij is de man die zijn eigen onvruchtbaarheid beleefd heeft. Beleefd - wat meer is dan ondergaan.

Wil je over 't geld maar niet tobben? Het was je van 't begin af toegedacht en mijn ‘koopziek’ hield géén verband ermee.

Een ex. Spaansche Reis ligt al acht dagen klaar voor je.Ga naar voetnoot366 Tot ik moed heb het intepakken.

Ziedaar, ik heb mijn hart toch al een beetje warmer geschreven, hoewel niet mijn handen. Kun je Andrian niet overtuigen dat zijn werk historische waarde heeft en als zoodanig ook door den auteur niet mag veranderd worden? Het zou, dunkt me, 't best zijn.

Weet je dat Gerritson [sic!] nog even bij me was?

Hartelijk gegroet. Zoek zelf maar uit hoe je nu de elf (of twaalf) sonnetten wil rangschikken. Als je nl. vindt dat een andere rangschikking nu noodig is.Ga naar voetnoot367

Je A.V.

voetnoot364
De elf sonnetten, die ook in Het Ronde Perk werden gepubliceerd. Zie vorige brief van Van Eyck: nr. 121; noot 357.
voetnoot365
J.C. Bloem, Uitzichten door P.N. van Eyck, C.A.J. van Dishoeck, Bussum 1912, in De Beweging IX (1913), 2; pp. 212-224 opgenomen en in Bloems Verzamelde beschouwingen , 's-Gravenhage 1950 op de pp. 87-99, onder de titel Over rhetorica en poëzie . Het citaat uit een brief van Aart van der Leeuw aan J.C. Bloem staat op de pp. 87-88.
voetnoot366
Van september tot begin november 1893 maakte Albert Verwey met zijn zwager Gerlof van Vloten een reis naar en door Spanje. De weerslag daarvan werd de Spaansche Reis in een bibliophiele uitgave. Opgenomen in de bundel Aarde (1898) en met deze in O.D., I; pp. 201-212.
voetnoot367
Het werden er twaalf in een iets andere rangschikking zoals men uit de vergelijking met de volgorde in Het Ronde Perk kan vaststellen. De Beweging IX (1913) 2; pp. 184-190. Gedichten. Amsterdam 1917; I. Het Ronde Perk; pp. 55-60. Het eerste sonnet in De Beweging (‘Kon Liefde zóó tot breuklooze eenheid binden’) is in de bundel apart geplaatst ter inleiding op de tweede afdeling van Het Ronde Perk: p. 47.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uren met Platoon

  • over De getooide doolhof

  • over Het ronde perk

  • over Uitzichten


auteurs

  • over Paul Cronheim

  • over J.C. Bloem

  • over Nine van der Schaaf

  • over [tijdschrift] Beweging, De

  • over P.C. Boutens

  • over Stefan George

  • over Geerten Gossaert

  • over Jan Greshoff

  • over Willem Kloos

  • over Aart van der Leeuw


landen

  • Italië


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 28 januari 1913