Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
Afbeelding van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

Scans (27.87 MB)

XML (2.06 MB)

tekstbestand






Editeur

H.A. Wage



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

287. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 30 oktober 1916

Driebergen [30.10.16]

 

Zeergeachte Heer, Ik kom U even vragen of U zoo vriendelijk zoudt willen wezen mij die verzameling gedichten te willen zenden, die ik U najaar 1913 gestuurd heb (op blauw papier, geloof ik) Ik wou ze graag doorzien, en bezit zelf geen copy ervan.Ga naar voetnoot363 Naar aanleiding van wat ik schreef over de meeste hedendaagsche poezie kwam ik nog te denken aan mijn eigen stuk over Carmina.Ga naar voetnoot364 Wanneer ik Oct. 1912 blz. 95 de laatste alinea lees, is het dan niet duidelijk dat ik vóór alles moet nalaten juist die fout te maken die ik Boutens verwijt, maar tevens dat mij alle poezie die in meerdere of mindere mate op dat toen als mijn gedachte gegeven levensinzicht berust, vreemd geworden is? Ik

[pagina 136]
[p. 136]

ontving v.d.Leeuws nieuwe bundel.Ga naar voetnoot365 Juist nu - merkwaardig genoeg - zag ik plotseling de - in de eerste gedichten - betrekkelijke volmaaktheid van zijn gedichten. Zij zijn tegelijk buitengewoon vol van al die gevoeligheden voor kleur, en geur, en gestaltelijkheid in heel hun zinnelijke rijkdom, - die alleen van het eene werkelijke kunnen a fhouden omdat zij zoo gesublimeerd-gestaltelijk in de verzen aanwezig zijn, zoodat hun grootst bereiken tegelijk voor mij hun grootste zwakheid wordt. Zelfs de weemoed waarmee ik een gedicht als ‘Avond’Ga naar voetnoot366 (blz 16 of 17) lees, laat mij voelen hoe zwak ik zelf ben èn dit gedicht is, dat aan alle eischen van poezie voldoet zooals ik haar vroeger dacht. Hart.dank voor 't toezenden en hartel. groeten aan allen Hoogachtend

Uw toeg.

PNvE

 

Wanneer komt U nu eens hier? Er zou zooveel te bespreken zijn.

voetnoot363
Waarschijnlijk de gedichten uit de bundel Het ronde perk .
voetnoot364
‘Boutens Carmina’ was verschenen in De Beweging 8 (1912) 10 (oktober), p. 87-99. De laatste alinea van p. 95 luidde als volgt: ‘Voor wie de ziel scheidt van het lichaam als het eeuwige van het tijdelijke, verliest het tijdelijke, verliezen de zinnelijke dingen der wereld hun grootste waarde: van om huns zelfs wil te bestaan en in zichzelf hun bestaansrecht en volmaaktheid te bezitten. De zinnelijke dingen, zij zijn tot vreugde of tot smart voor het lichaam wanneer dit als het tijdelijke, vergankelijke, als bouwvallige woonplaats der ziel, als het niet absolute en feitelijke min of meer waardelooze wordt beschouwd, verliest tegelijkertijd, wat van de zelfde orde is als het lichaam, zijn belang, zijn werkelijkheid, de dingen worden op hun hoogst vormen, waaraan een eigenlijke inhoud ontbreekt, al dat gene, wat onze aardschheid, onze menselijkheid uitmaakt, is niet meer de ware werkelijkheid, maar het afschijnsel, het onvolmaakte beeld der lichtende ideeën, in wier midden de onstoffelijke ziel als in haar eigen rijk wil wonen.’
voetnoot365
Herscheppingen .
voetnoot366
Van der Leeuws ‘Avond’ was eerder gepubliceerd in De Beweging 8 (1912) 7 (juli), p. 37-38.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uren met Platoon

  • over De getooide doolhof

  • over Het ronde perk

  • over Uitzichten


auteurs

  • over Paul Cronheim

  • over J.C. Bloem

  • over Nine van der Schaaf

  • over [tijdschrift] Beweging, De

  • over P.C. Boutens

  • over Stefan George

  • over Geerten Gossaert

  • over Jan Greshoff

  • over Willem Kloos

  • over Aart van der Leeuw


landen

  • Italië


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 30 oktober 1916