Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

XXIV

Jock en de dieren keken elkaar onthutst aan.

De baron zette het ijzeren tuintafeltje weer overeind, en knikte. ‘Ja. En ín die rose kartonnen doos zat een spiegel... Ik dacht door de grond te zullen zinken toen ik dat hoorde. Ik ben een goed Lobeliaan en een trouw onderdaan van Zijne Majesteit de koning...’

‘Leve de koning!’ zei de giraffe.

‘En dus,’ ging de baron verder, ‘heb ik getracht mijn voorvader er toe te brengen de - bij de wet verboden - spiegel in de rivier te gooien. Maar hij, als geest, bleek niet meer toegankelijk voor de begrippen ‘eer’ en ‘plicht’. Zelfs de wapenspreuk van ons geslacht, Spiritus est laudanum! vond geen weerklank meer in zijn gemoed...’

De koekoek, die vleugelkleppend van opwinding tussen rijen andere vogels op het dak van de theekoepel had zitten luisteren, vergat ineens de spiegel, en begon - zo rad hij maar kon, want hij was bang in de rede te worden gevallen - te vertellen over een schriftelijke cursus in de heraldiek, die hij had gevolgd.

‘Voert uw familie misschien in de linkerbovenhoek van haar wapen een zilveren eend op een gouden veld? Zojá, dan is uw familie in de verte familie van een andere familie...’

‘En dus,’ zuchtte de baron, ‘stond ik machteloos... En ik moest het aanzien, dat mijn voorvader ieder ogenblik de deksel opwipte om in de rose kartonnen doos te gluren...’

[pagina 140]
[p. 140]

Een rat zwom door de rivier. Ergens in het donkere park, misschien in de ruïne van het kasteel, kraste een nachtuil. De maan ging zitten op de top van een populier.

‘En toen? En toen?’ riep Jock, die geen kans zag zijn ongeduld langer te bedwingen. ‘Waar is die voorvader van u nu? En wat moest hij met mijn spiegel?’

De baron sloeg luchtigjes met zijn zakdoek over het tuintafeltje, en ging er op zitten. ‘Wat hij moest met uw spiegel? Weet ík het! Hij had het ding helemaal per ongeluk te pakken gekregen, vertelde hij me. Hij was naar de Amethysten Vallei gegaan om zijn paard, waarop Dolle Dorus was weggereden, terug te halen. Het paard was een spookpaard en mijn voorvader was erg aan het dier gehecht. Dus wachtte hij tot de avond, sloeg zijn mantel om, en vloog het achterna...’

‘Vloog het achterna...?’ Jock, Pang en de dieren vonden dat wel wat vreemd, maar ze waren zó vervuld van de doos met de spiegel, dat ze eigenlijk niet eens goed luisterden naar het verdere verhaal van de baron, die zei dat spookridders konden vliegen met de slippen van hun mantel... Die slippen veranderden dan gewoon in vleugels.

‘En toen?’ Jock trappelde van ongeduld.

‘Toen fladderde mijn voorvader tegen het vallen van de duisternis de Amethysten Vallei in. Hij vloog over een groep kijkjonkers op gemzen. Hij hoorde ze roepen: ‘Pas op! Daar gaat een reuzenvleermuis! Bukken! Buk dan toch, anders blijf je met je hoed aan zijn vlerken haken! Help! Wat moeten we doen...!’ En toen ze begrepen, dat mijn voorvader het niet op hen had gemunt, begonnen ze een hoge toon aan te slaan

[pagina 141]
[p. 141]

om hun figuur te redden en zeiden: ‘Wij, als upperten, zijn niet gewend aan vleermuizen en dergelijk soort ontuig! We hebben wel wat belangrijkers aan ons hoofd!’ Mijn voorvader heeft toen naar beneden geroepen, dat de kijkjonkers in zíjn tijd heel wat fermer kerels waren. ‘Die moest je zien galopperen bij de ridderspelen! Maar jullie! Jullie komen practisch geen stap verder. Ga in een kinderstoel zitten in plaats van op een gems!’

Enfin, mijn voorvader liet de stumpers tenslotte voor wat ze waren en vloog tot vlak bij Dolle Dorus. Daar daalde hij, en riep tegen het almaar uitglijdende paard: ‘Kom bij de baas, Egidius!’

Maar Egidius was niet zo trouw als je van een spookpaard zou verwachten. Hij dacht er niet aan bij de baas te komen; hij flapperde met zijn pootvleugeltjes, deed een grote sprong naar voren, gleed meteen op de gladde weg weer een heel stuk terug, keek om en schreeuwde iets over een aanzienlijke vreemdeling die hij naar de grens moest brengen, en over een beloning van zeventien suikerklontjes... En Dolle Dorus, die handenvol werk had om niet te vallen, riep woedend: ‘Als het nu maar uit is met dat gespook achter mijn rug!’ en hij gaf Egidius de sporen, en Egidius steigerde, waardoor een doos, die met touwtjes achter aan het zadel was vastgemaakt, los raakte... Mijn voorvader maakte toen een duik en ving het ding op, en omdat hij, als ridder, toch niet achter zijn paard kon blíjven aanhollen, keerde hij zich om en vloog - zonder dat Dolle Dorus íets merkte - met de doos onder zijn arm weg in de richting van de theekoepel...’

[pagina 142]
[p. 142]

‘En toen?’ vroeg Jock.

Er kwam niet dadelijk antwoord. In de varens bij de rivier kwaakten kikkers en de zomernacht zoemde van muggen.

‘Ja... En toen!’ De baron trok weer zijn zakdoek te voorschijn. Het dikke blauwwollen mannetje had ineens last van de hitte. Hij knoopte het boordje van zijn pyama los, en pufte iets over de maan, die nog meer warmte gaf dan de zon, en tegen Pang - die haar lantarentje had opgeheven om te zien wat er met hem aan de hand was - riep hij dat ze dat helle licht achter de jasmijn moest zetten. Toen zei hij: ‘Ja, neem me niet kwalijk, maar ik krijg daar ineens een afschuwelijk idee... Mijn voorvader voerde kennelijk wat in zijn schild toen hij van hier vertrok. Hij zei: ‘Ik ga de spiegel naar de stad brengen, naar een schone jonkvrouw...’ Hij zag er op dat ogenblik heel reëel uit en het leek of hij glimlachte in zijn witte baard. Hij zei ook: ‘In zeker opzicht heeft ons geslacht zijn opkomst aan haar te danken... Allicht dat ik eens een aardigheidje voor haar meebreng...’ Toen hij achter de boomtoppen verdween, begreep ik nog niet wat hij bedoelde. Ik trachtte, zoals ik al zei, alles te vergeten. Maar nu ik er zo met jullie over praat, schiet me iets door het hoofd... Ik wéét het natuurlijk niet zeker, maar ik ben bang, dat mijn voorvader de spiegel cadeau wil geven aan de Kristallen Dame...’

Bij de laatste woorden van de baron voer een schok van ontzetting door de troep dieren. Jock herinnerde zich het gesprek, dat hij indertijd met Marlotje had gehad en een angstig voorgevoel maakte zich ook van

[pagina 143]
[p. 143]

hém meester. ‘Heeft iemand die Kristallen Dame ooit gezien...?’ vroeg hij zacht.

‘Nee... Nee...’ zeiden ze allemaal. Niemand had haar ooit gezien, want ze bestond uit kristal en dus keek je glad door haar heen. Maar ze wás er wel. Iedereen zei, dat ze er was. Ze woonde boven op het paleisdak en alles wat mis ging was háár schuld. Als het 's Zondags regende, kwam het door háár. Als er een huis afbrandde, had zíj het vuur aangestoken. Als er oorlog kwam, had zíj, onzichtbaar, hoog in de lucht, de mensen tegen elkaar opgestookt; als zij op de trommel sloeg, marcheerden van alle kanten de soldaten op elkaar in... Zij brak de takken van de rozenstruik. Zij vernielde de oogst. Alle narigheid in de wereld kwam door háár, zeiden ze.

Soms, 's morgens heel in de vroegte, loopt ze over de daken van de stad en speelt op een triangel. Dat klinkt wel vriendelijk. Maar vlieg er niet in. Het is levensgevaarlijk haar op te zoeken...

Ze kan de mensen veranderen in kolenkitten en braadpannen. Dat zeggen alle oude mannetjes van het oudemannetjeshuis. En díe kunnen het weten. Dat zeggen ze zélf.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken