Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 132]
[p. 132]

XXIII

Over de begraafplaats en een ophaalbrug bereikten ze de grote weg naar de grens.

Ze hadden niet heel veel tijd te verliezen. Het was wel is waar hun plicht de baron onschadelijk te maken, maar dat mocht hen in geen geval het vroege ochtenduur, als Dolle Dorus met de spiegel de uitgang van de Amethysten Vallei zou hebben bereikt, doen verzuimen.

Ze sloegen linksaf, passeerden een Verboden-Toegang-bordje, en repten zich langs het tuinpad naar de theekoepel aan de rivier.

Met afgemeten pasjes, het lantarentje recht voor zich uit dragend, stapte het kleine meisje snel voort aan het hoofd van de stoet. Zo nu en dan keek ze naar Jock, die naast haar liep. Het leek of er zilverpoeder op zijn haar en zijn schouders lag. Ze streek heel licht met een vingertje over de mouw van zijn grijsfluwelen jasje... ‘Zachter dan mos...’ Door de spleetjes van zijn half dichtgeknepen ogen schemerde koud blauw licht. Pang vroeg zich af wat ze zou zien als ze in die ogen keek... Ze zuchtte, en schopte een kiezeltje in de taxishaag opzij van het pad.

‘Zeg...?’ begon ze. ‘Hóe zullen we de baron gevangen nemen?’

Jock, die juist tot de ontdekking was gekomen, dat hij - evenals de egel en de anderen - honger had, schrikte op uit zijn gepeins over broodjes met dik boter en kaas.

‘De baron...? Die nemen we helemaal niet gevan-

[pagina 133]
[p. 133]

gen. Ik weet iets veel beters. We trekken hem dat mooie harnas uit; dan is hij nog maar een doodgewoon mannetje. En als de mensen van het Houten Stadje zien, dat hij maar een doodgewoon mannetje is, zullen ze er niet meer aan denken in zijn potkachel te springen als hij het koud heeft.’

Pang vond het een uitstekend plan, alleen was ze bang, dat de baron het harnas - met het oog op de tocht - had laten dichtsolderen.

‘Nu ja...’ zei Jock luchthartig. ‘We zullen wel zien...’ En toen waren ze bij de theekoepel.

De rivier kabbelde voorbij; ze ging van het Oosten naar het Westen en ze was die nacht wel bijzonder mooi: vol zilveren karteltjes, die wegdreven en gevolgd werden door almaar wéér zilveren karteltjes. De koe werd er sentimenteel van. Ze bleef staan tussen de varens en zuchtte... ‘Ohoe, wat een koele oever, wat een romantische rivier! Het maakt een rund duizelig van geluk, al dat soepele zilver...’

‘Vlieg er niet in!’ riep Jock lachend. ‘De rivier bestaat uit water, niet uit zilver. Kijk liever naar boven...’

Gehoorzaam sloeg de koe haar ogen op en keek recht in het gezicht van de maan, die in heldere onverbiddelijkheid de wereld bescheen. Onderdanig bleef ze naar boven turen. ‘Net zo...’ mompelde ze. ‘Net zo was hij vroeger, boven moeders stal in de Kale Bergen... Reeds als kalf heb ik die groene gloed begroet...’ Ze sloeg haar wimpers neer, keerde zich om, en voegde zich bij de anderen, die door de ramen van de theekoepel naar binnen stonden te koekeloeren.

In de koepelkamer brandde licht.

[pagina 134]
[p. 134]

‘Kijk,’ zei Pang, ‘daar zit hij. Als je je oor tegen de ruit houdt, kun je het harnas horen rinkelen, zó bibbert hij van de kou...’ Half smekend keek ze naar Jock, en schoof wat dichter naar hem toe, alsof ook zíj last van de kou had en verwarming zocht bij hém...

Maar kom eens om warmte bij een maanjongetje! Jock had ook heel andere dingen aan zijn hoofd, en Pang, met haar rare kleertjes en toch wel een beetje érg houterige maniertjes, beschouwde hij nauwelijks als een meisje.

Nadat ze geluisterd hadden naar het rinkelende harnas, liepen Jock en Pang om de koepel heen naar de deur, die de jongen wijd opengooide.

Met één stap stonden ze midden in de kleine vierkante kamer.

Het was er om te stikken; de varenplantjes in de vensterbank hingen slap van de hitte, de hars druppelde langs de planken wanden, als gele olie stond de boter gesmolten in het schaaltje op de hoek van de schoorsteenmantel en de warme lucht trilde om de petroleumlamp aan de zoldering.

Naast de roodgloeiende potkachel zat de baron. Toen hij Jock en Pang zag, sprong hij verontwaardigd overeind. Met een haastige beweging trok hij het tafelkleed dichter om zijn schouders en schreeuwde tegen de giraffe, die juist bezig was op zijn hurken naar binnen te schuifelen, de deur achter zich te sluiten.

‘Ik ben niet van plan voor jullie pleizer te bevriezen. Dicht die deur!’ De stem van de baron klonk gesmoord achter het gesloten vizier. ‘Wat willen jullie van me?’

‘We willen uw harnas,’ zei Jock rustig. ‘En we zul-

[pagina 135]
[p. 135]

len die deur níet sluiten, vóór u het heeft uitgetrokken.’

Er waren inmiddels, achter de giraffe aan, nog meer dieren de koepelkamer binnen gedrongen. Ze gingen in een kring om de baron heen staan, en ze zeiden allemaal: ‘We willen uw harnas.’

De laatste baron Van Laayenstein echter keerde zich demonstratief om, liep bibberend en rinkelend terug naar zijn stoel, gooide zijn bontjas en tafelkleed af, nam een minachtende houding aan, waarbij hij zijn gepantserde armen over zijn kuras kruiste, staarde door zijn vizier naar de petroleumlamp boven zijn hoofd en zweeg.

Jock duwde een paar apen opzij, en ging vlak voor de baron staan. ‘Het zou me spijten u met harnas en al in de rivier te moeten gooien,’ zei hij. ‘Eenmaal, andermaal: wilt u dat beroerde ding uittrekken ja of nee?’

‘Nee,’ zei de baron.

Hij sloeg zijn vizier op en keek Jock uitdagend aan. Maar toen zag hij op de schoorsteenmantel, naast, het schaaltje met gesmolten boter, de witte muis...

De angst voor muizen is zoals gezegd - met nog zeer veel andere angsten - erfelijk in het geslacht der Van Laayensteins. De angst voor deze kleine knaagdieren had de vader van de baron er zelfs toe gebracht zijn laatste levensjaren door te brengen in een speciaal voor hem geconstrueerde kooi met katten.

Toen de baron de witte muis zag, kreeg hij een vreselijk visioen. Het dier zou door een of ander kiertje in het harnas kunnen glippen...

Met een ontzettende kreet sprong hij op, trapte de stoel achteruit, rukte en sjorde gierend van ellende aan

[pagina 136]
[p. 136]

zijn helm, zijn kuras, zijn beenstukken... En voordat iemand precies begreep wat hem bezielde, lagen alle onderdelen van het harnas kriskras door elkaar op de grond.

De koe knipperde verschrikt met haar ogen. ‘Herepietje,’ riep ze, ‘daar staat hij zomaar, in zijn blauwwollen pyama!’

‘Ja...’ hijgde de baron, nog buiten adem. ‘Pardon... Excuseer mijn toilet...’ Toen keek hij weer, schichtig, naar de schoorsteenmantel. En de witte muis, die veel begrip en mensenkennis had, voelde de situatie zuiver aan. Het kan ook intuïtie zijn geweest, of een kwaad geweten omdat hij van de boter had gesnoept, in elk geval, hij gaf - ongevraagd - zijn erewoord uit de buurt van de baron te zullen blijven. Hij hief zelfs een poot omhoog. ‘Dat verklaar en beloof ik!’

‘Merci,’ knikte de baron. ‘Gentleman's agreement’, en hij glimlachte...

Een magere wolf, die zich pas later bij het gezelschap had aangesloten, keek door het raam en huilde van plezier omdat de baron zo'n gezellig dik mannetje bleek te zijn. En Jock, van zijn verbazing bekomen, rende naar de deur om die te sluiten, maar het gezellige dikke mannetje riep: ‘Laat open die deur! Schuif de ramen op! Het is hier om te stikken...!’

De magere wolf in de vensterbank keek geërgerd. ‘Die weet ook niet wat hij wil... Ik zou hem nu niet eens meer lusten. Ik let niet alleen op dikte, maar ook op karakter...’

‘Het is hier om te stikken!’ riep de baron nog eens. ‘Nu weet ik, dat mijn harnas niet de kou heeft tegen-

[pagina 137]
[p. 137]

gehouden, maar de warmte! Ik ben eigenlijk blij, dat jullie gekomen bent... En dat die muis gekomen is,’ voegde hij er - met een snelle blik naar de schoorsteenmantel - aan toe. Hij keerde een bloemvaas om boven de brandende kachel, die ontzettend begon te sissen. Hij trok haastje repje zijn schoenen aan. Hij begon koffie en brood klaar te maken voor het gezelschap. Hij zei: ‘Het is een mooie zomernacht, laten we buiten gaan zitten eten, daar is het frisser.’

‘Wij lusten geen koffie en brood,’ zeiden de egels. En toen kregen ze gebakken spiering, die ze óók niet lusten.

‘We moeten weg. We moeten naar de grens,’ zei Jock na de korte maaltijd. ‘We moeten Dolle Dorus opwachten bij de uitgang van de Amethysten Vallei...’

‘Ik ga met jullie mee,’ riep Pang. ‘Want ik ben de enige, die een lantarentje heeft.’

‘Zeker. Zeker,’ zei de giraffe. Toen wendde hij zich tot de baron. ‘Dolle Dorus heeft een spiegel gestolen. En de koning - Leve de koning! - heeft hém hier,’ - hij legde zijn rechtervoorpoot even luchtigjes op Jock's hoofd - ‘bevolen die spiegel terug te halen...’

‘Het was míjn spiegel!’ riep de jongen.

Pang liet haar lantarentje bijna vallen, en maakte een houterig vreugdesprongetje. ‘Had jij een spiegel? Een spíegel!’

‘Zeker. Zeker,’ zei de giraffe. Hij keerde zich om, kennelijk van zins de baron verder in te lichten. Iemand, die brood en koffie verstrekte, had recht op gegevens.

‘Dolle Dorus vluchtte met de spiegel door de Amethysten Vallei...’

[pagina 138]
[p. 138]

Het dier zweeg onthutst en staarde naar zijn gastheer, die zó wild was opgesprongen van zijn zitje bij de witte buitenmuur van de theekoepel, dat een ijzeren tuintafeltje vol bordjes en kopjes met veel lawaai om smakte.

‘Door de Amethysten Vallei!’ De stem van de baron klonk schril van emotie. ‘Ik had zó gehoopt die beroerde vallei voorlopig te kunnen vergeten. Ik zei tegen mezelf: ‘Ik kan er tóch niets aan doen, dus denk ik er niet meer aan.’ Waren jullie maar wat eerder gekomen, dan hadden we met z'n allen samen misschien nog iets kunnen beginnen! Ik was helemaal alleen toen hij kwam... Eén man kan met de beste wil van de wereld niets uitrichten tegen een geest...’

‘Er zíjn geen geesten,’ riep de koekoek. ‘Ik heb eens een boek gelezen...’

De baron streek zijn kuif glad en keek met een superieur glimlachje naar de kleine brutale vogel in de dakgoot van de theekoepel. Hij was zijn schrik en verbazing nu helemaal te boven. ‘Het is wél een eigenaardige samenloop van omstandigheden,’ zei hij. ‘Vannacht sprak ik een van mijn voorvaderen. Ze noemen hem de spookridder, en hij woont in het betoverde bos. Hij was de dertiende baron en zijn vader kon al lezen en schrijven... Hij ligt begraven in de kapel - onder marmer natuurlijk - hoewel sommigen beweren, dat hij het niet zélf is... Maar zowaar als ik leef, van zijn spook durf ik zeggen, dat hij het wél zelf is... Nu goed! Soms komt hij me bezoeken. Vannacht, een paar uur geleden, kwam hij hier langs met een rose kartonnen doos...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken