Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

XXXIII

Allemaal keken ze naar het zonderlinge natuurverschijnsel.

‘Het is zijn grote broer...’ fluisterde Marlotje tegen de zwarte katten. ‘Het is Nikkelglim. Hij is gekomen om Jock in het onzichtbare schepnet veilig terug te brengen naar de maan...’

Jock had zijn hand met de revolver laten zakken. Hij zag de rode en groene en gouden dierenogen, hij zag de magere handen en de ronde rug van het oude vrouwtje, hij hoorde het angstige loeien van de koe, het geharrewar van de giraffe en de baron, het hulpeloos gezang van de kijkjonkers, en het stemmetje van Pang, en hij dacht: ‘Als ik de Kristallen Dame nú níet de spiegel afpak, zullen ze morgen allemaal verloren zijn, dan zal Lobelia donker worden en verdorren en verdwijnen...’ En de nachtuilen in de toren riepen: ‘Nog twee minuten!’ en Jock riep: ‘Ik kán niet weg gaan! Ik blijf op aarde!’ en boven de rand van het restje maan was nu ook een arm in een zilverblauw gestreepte pyamamouw te voorschijn gekomen en een witglinsterende hand wees, óver de bruine beuk, naar de plek bij de paleistoren, waar de Kristallen Dame stond.

Het was of het felle schijnsel van een zoeklicht over de spookverschijning viel. Alles wat er zichtbaar aan haar was, werd zichtbaar: de zwartgaren handen, die de doos met de spiegel omknelden, de rode mantel, de diadeem en... de groene veer.

Jock deed een sprong naar voren, en schoot zijn

[pagina 196]
[p. 196]

revolver af, maar onervaren als hij was, miste hij doel. De kogel ketste tegen een ijzeren schoorsteenbout, suisde - rakelings langs de spiegel - door de deksel van de kartonnen doos, en verdween een eind verderop in het dakraam van het legermuseum.

‘Mis!!! Meters er naast!!!’

De Kristallen Dame danste dol van vreugde in het rond. De stukken karton van de doorschoten doos woeien weg over het dak. Het felle licht blikkerde op de spiegel, die ze met beide handschoenen boven haar hoofd heen en weer zwaaide.

‘Nog één minuut...’ riepen de nachtuilen in de toren.

‘Nog één minuut, dames en heren!’ Het leek of de Kristallen Dame, die dit honend geroepen had, een overdreven eerbiedige buiging maakte voor het lichtende jongenshoofd boven de bruine beuk.

Toen moeten haar doorzichtige, kristallen ogen toevallig één seconde in de spiegel hebben gekeken... Wát die ogen zagen, zal niemand ooit weten, maar vast staat, dat op dat ogenblik een geheimzinnige fluittoon aanwoei over de stad; dat de stemmen van alle mensen en dieren, die leefden en ooit geleefd hadden, gezamenlijk fluisterden van zonde en ellende, en dat de Kristallen Dame, temidden van al dit gelamenteer, met een afschuwelijke kreet de spiegel uit haar handschoenen liet glijden, en op de plaats zelf onder een oorverdovend gerinkel ineenstortte.

Toen Jock en Marlotje even later voorzichtig naderbij kwamen, vonden ze - naast de spiegel - alleen nog maar wat oude kleren: een versleten rode mantel,

[pagina 197]
[p. 197]

twee zwartgaren handschoenen, een halfvergane zwartkanten sjaal, een geknakte groene veer...

‘Ze is weg...’ prevelde het oude vrouwtje, en de nachtuilen verlieten hun zitje tussen de carillonklokken, vlogen naar beneden, en riepen: ‘Ze is weg!’, en de menigte op het bordes begon heel zacht en schor te juichen, en heel zacht, met bibberpootjes, zetten de reuzenkikkers een roffel in.

‘De maan is óók weg,’ zei Jock. Toen bukte hij zich en nam behoedzaam de spiegel op. ‘Het is donker,’ zei hij. ‘We kunnen met teruggaan beter wachten tot het dag is.’

‘Hoor ze beneden in het park eens juichen,’ zei Marlotje. ‘Ze willen jou zien, Jock.’

Jock stapte naar de rand van het dak, en wuifde met een witte zakdoek naar de menigte.

Maar de menigte wuifde niet terúg...

De menigte lette niet op Jock, ze danste in een wijde kring om de frigidaire, die de koksmaatjes naar het midden van het bordes hadden gesleept. Naast de frigidaire stond de chef-kok, die boven zijn hoofd een zilveren kandelaber met twaalf brandende kaarsen hield. En op de frigidaire zat, met een boeket rose rhododendrons in zijn hand, Hans II van Lobelia...

Een koning bij kaarslicht is erg mooi om te zien. De baron en Pang, de giraffe, de koe, de ezels, allemaal hadden ze geen ogen meer voor iets anders dan voor hém. Ze vergaten, dansend rondom zijn geïmproviseerde troon, aan welk gevaar ze nog maar zo juist op het nippertje waren ontsnapt, en ze vergaten ook, dat hun vorst al die tijd onder de ophaalbrug had gezeten,

[pagina 198]
[p. 198]

ze riepen: ‘Wat is hij prachtig! Wat glimt hij kolossaal!’ en ze jubelden het uit. ‘Lang zal hij leven! Leve de koning!’

Jock knipperde met zijn ogen. ‘Nu ja...’ zei hij toen. ‘Vooruit dan maar... Leve die koning.’

De zwarte katten en de andere dieren, die deel hadden genomen aan de expeditie, verlieten ijlings het dak om mee te gaan feestvieren. Alleen Jock en Marlotje bleven achter.

Marlotje ging zitten met haar rug tegen een schoorsteen, en sloeg de omslagdoek wat steviger om haar schouders. ‘Ik zou wel eens willen weten...’ zei ze. ‘Je hebt allerlei godinnen, nietwaar? Een godin van de wijsheid, een godin van de liefde, een godin in herten en hazen... Waarin was de Kristallen Dame godin toen ze nog op de maan woonde?’

Jock legde de spiegel voorzichtig onder een dorre rozenstruik, en nam naast het oude vrouwtje plaats. Hij vond dit een moeilijke vraag, het was allemaal al zo lang geleden. ‘Ze kan de godin zijn geweest van het ijs...’ meende hij. ‘Of de godin van de parelmoeren nevelkring om de maan... Ik weet het niet. Maar ik weet wél, dat ze een spook van leugen en bedrog werd. Maar die doorzichtigheid heb ik nooit begrepen. Er zijn er, die doorzichtig zijn van goedheid, maar bij haar was het net andersom.’

‘Ik zou wel eens willen weten...’ begon Marlotje weer. ‘Toen jullie aankwamen bij het paleis en ik over de dakrand hing, zag ik een klein meisje, dat telkens naar je keek...’

‘O, dat is Pang maar,’ zei Jock. ‘We hebben haar

[pagina 199]
[p. 199]

meegenomen uit het Houten Stadje. Ik geloof, dat ze veel van me houdt. En dat móet ook. Iederéén moet nu veel van me houden, iedereen móest het tenminste...’ Hij luisterde even naar het lawaai beneden en glimlachte. ‘Maar ik geloof, dat ze me allemaal vergeten zijn. Niet dat het me wat schelen kan. Ik wen al een beetje aan de aarde. De maan is zo totaal anders, ziet u. De maan bewaart alles en vergeet níet.’

Marlotje voelde zich doezelig worden. De maan bewaarde alles? Zij bewaarde ook alles: zilverpapiertjes, en lege lucifersdoosjes en oude kranten voor kachelaanmaken... En welk dier was dat ook weer, welk dier vergeet niet...?

‘De olifant!’ mompelde ze. ‘De olifant vergeet niet. Ik vergeet wél. Maar jóu zal ik altijd onthouden... Morgen zullen we je spiegel op de bank bij de goudvissenvijver zetten. Er groeien daar reseda en heliothroop. De orgeldraaier zal komen met alle kinderen uit de Boendertjessteeg...’ Ze begon te neuriën, een slaapliedje.

‘De maan zíet ook alles...’ zei Jock. ‘Ze hebben gezien, dat de Kristallen Dame in elkaar rinkelde... De Maankoning heeft bevolen de witzilveren vlag van Maanland in top te hijsen. Als de Maankoning beveelt, is het een uur lang stil in het heelal, zó stil, dat de maanbewoners hun eigen hart horen slaan en hun eigen gedachten zien voorbijtrekken... Dat zeggen ze tenminste. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt, ik ben nog te jong. Toen ze me van de maan gooiden, gaven ze me een klein valschermpje mee. Ze zeiden: ‘We gooien je naar Lobelia, maar we weten niet precies

[pagina 200]
[p. 200]

wáár je daar neer zult komen...’ Er speelden kinderen blindemannetje in de steeg... Toen ik klein was, in dat groenglazen huisje, speelde ik blindemannetje met mijn hobbelpaard. Het was een groen hobbelpaard, en als ik huilde, waren mijn tranen groen. Ik zei: ‘Wat moet ik doen met al die groene tranen?’ En zij zeiden: ‘Bewaar ze in het groene melkkannetje. Bewaar alles...’ Waarom zeiden ze dat? En waarom kan ik het zingen van een nachtegaal niet bewaren? Waarom smelten de ijscootjes in de zon? Waarom kan er niet één kwartiertje van de tijd worden opgeborgen in het groene melkkannetje...?’ Hij gaapte. ‘Waarom?’

Marlotje, half in slaap, begreep iets te moeten antwoorden. ‘Dáárom!’ zei ze ferm, en om te laten zien hóe wakker ze was, liet ze er nog op volgen: ‘Die Kristallen Dame, hè? Ze gaf de mensen slechte gedachten in. Zelfs als ik een enkele keer van haar droomde, was ik al slecht. Ik heb haar mishandeld in mijn droom. Ik hoop, dat het nooit meer gebeuren zal...’

‘Het zal nooit meer gebeuren...’ murmelde Jock.

In de donkere lucht begonnen de carillonklokken het wijsje van het hele uur te spelen. Toen het wijsje uit was, waren de jongen en het oude vrouwtje, tegen elkaar geleund, in slaap gevallen.

 

Het feest op het paleisbordes duurde de hele nacht. En niet alleen op het bordes werd gehost en gezongen. Zodra het bericht, dat het gevaar geweken was, zich verspreidde, waren overal de bewoners juichend uit hun schuilplaatsen te voorschijn gekropen. Fakkeloptochten waren door de straten getrokken. Er hadden

[pagina 201]
[p. 201]

draaiorgels gespeeld op de pleinen. Overal wapperde het rood-wit-grijs van de Lobeliaanse vlag, overal waren ijskarretjes en haringstalletjes en wafelkraampjes. Aan Jock en Marlotje dacht eigenlijk niemand meer. Wél hadden Pang, de koe, de witte muis, de baron, de giraffe en het veulen er even over gesproken ze in optocht van het dak te halen, maar toen was er een muziekcorps gekomen, en Dolle Dorus, die niemand meer herkende, zó goedaardig glom zijn gezicht, en zó stipt hield hij zijn hand tegen zijn pijnlijke rug, was rondgegaan met een schotel vers gebakken gemberbolusjes, en de koning had gestrooid met centen en dubbeltjes, en toen was de vleermuis komen vertellen, dat Jock en Marlotje sliepen, en toen was de hele tocht dan maar afgelast.

De kijkjonkers zeiden: ‘De spiegel zal wel, tegelijk met de Kristallen Dame, verdwenen zijn’, en de koning zei: ‘Zo'n spiegel kan beter weg zijn dan in verkeerde handen. Het is natuurlijk wél jammer, dat ik hem nu niet krijg... Maar ik heb jullie tenminste weer allemaal, mijn moedige jonkers! Is de verkoudheid over? Staat mijn kroon goed?’

En de kijkjonkers riepen: ‘Uw kroon staat prachtig, Majesteit! U is de mooiste koning van de wereld!’

En toen werd de hemel rood en parelmoer. De nacht was voorbij, en - net als andere ochtenden - kwam de zon op over Lobelia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken