Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XIII

Elisabeth is vorige week uitgegleden over een sinaasappelschil en heeft haar enkel bezeerd, waardoor ze door het huis en achter de kinderen aan hupte op één been en met behulp van een stok, wat natuurlijk geen doen was. 's Avonds belde Christiaan me op of ik kans zag een paar dagen in Amstelveen te komen. ‘Zoals u weet moeder, is onze hulp maar voor halve dagen, en ik ben er werkelijk niet gerust op als Elisabeth de hele middag alleen zit met twee kleine kinde-

[pagina 62]
[p. 62]

ren en die enkel. De dokter zegt, dat ze beter even met haar voet kan rusten, maar dat doet ze natuurlijk niet, of eigenlijk: dat kan ze niet. Het is hier een druk huisgezin met Michieltje en Marietje en de hond en de hamsters, die weer jongen hebben gekregen, en de duiven... Enfin, u weet het. Ze kan niet blijven zitten, zegt ze. Ze is daarnet met een pannetje pap tegen de glazenkast getuimeld omdat ze zonder stok probeerde te lopen... - Weet u zéker, dat het u niet te vermoeiend is? Fijn moeder, dan kom ik u nu meteen halen met het wagentje.’

In de zenuwachtigheid vergat Christiaan, dat ik uitgesproken het land heb aan zijn wagentje, het ellendige, rammelende voertuig, dat - voor mijn gevoel - met touw en lijm en ijzerdraadjes aan elkaar hangt en ieder ogenblik in puin kan vallen. ‘Maar de motor is prima,’ heeft Christiaan laatst nog beweerd. Nu goed, láát de motor prima zijn, maar de rest lijkt naar niets; vorige maand is er bijvoorbeeld nog een heel spatbord afgevallen.

‘Nu, vooruit dan maar,’ zei ik tegen Aafje, die mijn koffertje uit de gangkast haalde. ‘Een mens z'n tijd is toch bepaald. En ik wil de lieve jongen niet op kosten jagen, want als ik niet met het wagentje wil, stuurt hij een dure taxi.’

‘Als u er maar aan denkt,’ zei Aafje, ‘dat u achterin gaat zitten, want voorin tochten je voeten weg door die spleet in de vloer. En vergeet u niet om een elektrisch kacheltje te vragen in uw slaapkamer. Er komt nooit een sprank zon in dat sombere hokje. En hier is een plaid als u niet genoeg dekens hebt. En hier zijn uw vitamines en uw twee brillen.’

 

Het ritje naar Amstelveen viel nogal mee. Het is met Christiaans wagentje zó, dat het lijkt of bepaalde gebreken met de tijd vergroeien. Er komen dan echter altijd nieuwe voor in de plaats. Dit keer bij voorbeeld was de spleet in de vloer

[pagina 63]
[p. 63]

niet meer waarneembaar, maar nu bestond er kans, dat een van de portieren in de bocht zou openvallen, waarom Christiaan voor ons vertrek een en ander zorgzaam aan elkaar bond met een oude sjaal.

‘Hoera, daar is moeder!’ Elisabeth stond ons - op één been - op te wachten in het halletje. ‘De kachel binnen brandt als een gek, moeder. En het elektrische radiatortje in uw slaapkamer is aan. En u hebt zes dekens, en de koffie is klaar.’

Het was allemaal heel plezierig en gezellig. Ik heb mijn schoondochter onmiddellijk naar de divan verwezen, en ben in het keukentje de koffiemelk gaan opzetten. En later, boven, heb ik even naar de kinderen gekeken. Ze sliepen in hun witgelakte ledikantjes in het witgelakte kamertje en het was of er al iets van het volle voorjaar binnenkwam door de wijdopen ramen. In de schemer, tussen twee ledikantjes in, verrees bij mijn binnenkomen iets donkers: Frits, de grote bruine hond, die het midden houdt tussen een herder en een heel jong kalf.

Frits gromde. ‘Nee,’ zei ik, ‘ik zal echt niet aan ze komen.’ Toen ging hij weer liggen, maar hij bleef me nakijken, want voor ik de kamerdeur achter me dichtdeed, zag ik zijn ogen als twee kleine fosforescerende plekjes in de duisternis.

De volgende morgen, nog voor zessen, werd ik wakker doordat Michieltje bezig was op mijn bed te klauteren.

‘Oma,’ zei hij, ‘we hebben hier een heel groot bad.’

‘Ja,’ zei ik slaperig. ‘Dat weet ik. Mooi, hè?’

‘Marietje zit in het bad,’ zei Michieltje.

Marietje vóór zessen in het bad! ‘Wie heeft haar uit haar bedje gehaald?’ vroeg ik, ineens klaarwakker.

Als hij iets heel belangrijks te vertellen heeft, gaat Michieltje in de derde persoon spreken. Hij knikte nadrukkelijk. ‘Michieltje heeft Marietje uit haar bedje gehaald.’

[pagina 64]
[p. 64]

Wat was dit voor een vreemd verhaal? Ik schoot mijn pantoffels aan, griste mijn ochtendjapon van de haak, en ijlde naar de badkamer, waar ik werd begroet door de kirrende vreugdekreetjes van Marietje, die onder de wijdopen koudwaterkraan met hansopje en al stond te dartelen in het al meer dan halfvol gelopen bad.

Hemelse goedheid! Het kind had kunnen verdrinken als die kraan maar was blijven lopen! Maar misschien zou ze er ook wel met haar hoofd bovenuit zijn blijven steken. Hoe dan ook, ze zag blauw van de kou. Ik draaide de kraan dicht, sjorde haar op het droge, en zeulde haar - in een badlaken gewikkeld - naar mijn kamer, waar ik haar het drijfnatte hansopje uittrok en haar zoals ze reilde en zeilde onder de wol stopte.

‘Michieltje heeft Marietje in het bad gezet,’ constateerde mijn jongste kleinzoon met absurde trots.

‘Zwijg,’ zei ik. ‘En onmiddellijk terug naar je bed.’

‘Frits ligt in mijn bed,’ zei Michieltje.

Wat doe je in zo'n geval als grootmoeder zijnde? Een hond in bed is onhygiënisch, maar Christiaan en Elisabeth denken daar anders over; die vinden een hond - in of uit bed - niet meer of minder hygiënisch dan een mens.

Je moet je niet in zulk soort zaken mengen, en daarom liet ik de kwestie Frits verder blauw-blauw en nam Michieltje mee naar de keuken om thee te zetten. Marietje er met een Haags hopje toe bewegend, nog wat in bed te blijven.

Later, aan het ontbijt, zei Elisabeth dat de kinderen vaak met water speelden in de vroege morgen. ‘Met hansop en al?’ vroeg ik verbaasd. ‘Ach ja,’ zei zij, ‘dat droogt wel weer...’

Nu ik dit zo schrijf, moet ik even terugdenken aan de tijd toen ikzelf nog een jonge moeder was, toen Jan vier was en onze Gertje twee. Onze badkamer? We hadden een ontplofferig soort gasgeiser, die op drie pootjes stond. En de

[pagina 65]
[p. 65]

badkuip was vanbuiten beschilderd met zeegroene golven en witte lelies. Stel je voor: Jan en Gertje alleen in de badkamer, bij de gevaarlijke geiser en de besmettelijke lelies, die zó beschadigd waren als je er even langs ging met een schoen of een nagelschaartje... Ik herinner me nu ineens... Jan had een celluloid bootje en Gertje een rubber kikker, die je op kon blazen en die dan dreef. Wat doe je met een celluloid bootje en een opblaaskikker zonder water? Één keer heb ik goedgevonden, dat ze ermee in het bad gingen spelen. Ze kregen alle twee een mouwschort voor, en er werden overal handdoeken gelegd, en Gertje moest zelfs haar badmuts op om haar keurig gerolde pijpekrullen droog te houden... En láten ze nu toch, hangend over de badkuiprand, tegen de lelies hebben getrapt! De middelste lelie heeft er het ergst van gelust, die heeft er een zwarte veeg uit overgehouden.

Ik heb drukke, maar over het algemeen toch wel prettige dagen gehad in het huis van Christiaan en Elisabeth. Het enige nare was, dat Michieltje en Marietje zo vaak op de vuist gingen. ‘Ik houd natuurlijk ontzettend veel van ze,’ zei Elisabeth. ‘Maar soms maakt het me een beetje angstig als ik zie hoe ze samen zijn. Ze gunnen elkaar het licht in de ogen niet...’

Ik lachte. ‘Dat trekt gerust wel over. Ze hebben echt lieve mooie karaktertjes. Michieltje heeft gistermorgen, helemaal uit zichzelf, mijn bruine schoenen meegenomen om te poetsen. En Marietje gaf daarnet bijna haar hele beschuit aan de hond.’

Elisabeth was haar angst en zorgen plotseling vergeten; ze schaterde het uit. ‘Marietje houdt niet van beschuit,’ zei ze. ‘En Michieltje heeft uw bruine schoenen niet gepoetst; hij heeft ze groen geschilderd met de verf voor het nieuwe schuurtje. Ik heb al nieuwe in uw maat op zicht besteld.’

Gisteren was Elisabeths voet weer zover, dat ze er gewoon

[pagina 66]
[p. 66]

op kon staan en dus heb ik toen afscheid genomen van haar en Christiaan en de twee slechte cherubijnen. Vanavond, nog na de nieuwsberichten van half elf, kwam Tanja even aanlopen. Ze had paling meegebracht uit de avondverkoop-winkel. We hebben koffie gezet en brood geroosterd. En we hebben de palingvelletjes bewaard voor de meeuwen van de Kloveniersburgwal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken