Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XIV

Gertje belde vanmorgen op om te zeggen, dat ze een portemonaie met honderd gulden had verloren.

‘Gunst kind,’ zei ik, ‘wat vreselijk. Hoe komt dat nu?’

Gertje gromde wat. ‘Ja, hoe komt dat nu! Zoiets gebéúrt stomweg. Ik weet precies waar het geld ìs, het is in de Amstel. Ik liep op de brug en ik dacht, dat mijn hoed afwoei en ik deed een greep naar mijn hoofd, waardoor mijn tasje een ruk omhoog kreeg, en omdat het slot van mijn tasje lam is, viel een en ander er uit. En alles bleef nog net op de richel van de brug liggen, behalve die portemonaie, die een stevige duik in het water nam, en meteen zonk omdat er behalve dat briefje van honderd, ook nog een heel gewicht aan klein geld in zat...’

‘Enne...,’ begon ik een beetje aarzelend. ‘En zit je er nu erg mee? Ik heb deze maand niet zoveel uitgegeven en er staat nog van me op de giro. Zal ik meteen maar een cheque voor je schrijven?’

‘Néé,’ zei Gertje kort. ‘Het is erg lief van u, maar néé... We hebben er trouwens al wat op gevonden. Dat is te zeggen: ìk heb er al wat op gevonden; ik laat Henk hier liever buiten, want die zou zich veel te veel opwinden.’

[pagina 67]
[p. 67]

Ik wilde weten wàt Gertje er op had gevonden. Ze lachte, even in het nauw gedreven, en zei toen: ‘Nu ja, ik haal hem volgende maand weer terug... Ik heb de antieke amethisten hanger van Henks moeder zolang weggebracht, naar de Bank van Lening...’

Ik schrok. ‘Maar kind, dat was toch niet nodig geweest! Waarom heb je me niet even gewaarschuwd? Hoe heb je dat nu kunnen doen!’

Gertje was haar verlegenheid ineens te boven, ze lachte me regelrecht door de telefoon uit. ‘Moet je die lieve moeder horen! De vos, die de passie preekt! Weet u nog van de diamanten ring van uw grootmoeder? Hoe vaak is díé in vroeger dagen niet op bezoek geweest in Lombardsteeg? Ik herinner me bijvoorbeeld nog die keer, dat Christiaan naar het ziekenhuis ging omdat zijn amandelen er uit moesten. We hadden extra geld nodig en Aafje toog weer eens met de ring op pad. En ik mocht mee. Het was zomer, ik had een roodgestippeld jurkje aan. Gek, dat je zoiets onthoudt... Ik vond de Bank van Lening iets prachtigs, zo geheimzinnig en indrukwekkend. Bij het weggaan zeulde Aafje me in ijltempo het stoepetje af en het steegje uit, omdat ze niet wilde dat iemand ons daar zou zien. Wat een hypocrieten waren de mensen vroeger toch! Nee, dan wij van tegenwoordig! Ik ben er heel statig binnengewandeld, en toen ik later weer buiten kwam, zag ik Gisèle van Haemsdonck en ik zei heel gewoon “Hallo!”. Ik heb maar niet omgekeken, maar het zou me niets verbazen als zij, na míj, dat stoepetje was opgewipt...’

Gertjes luchtige toon beviel me niet. ‘Ik heb het altijd iets heel verdrietigs gevonden,’ zei ik, ‘dat belenen van grootmoeders ring. Als de lieve oude vrouw ooit ook maar iets in die richting had kunnen vermoeden...’

‘Doe niet zo sentimenteel moeder,’ zei Gertje. ‘En ik belde eigenlijk ook niet op over die honderd gulden, maar ik wilde

[pagina 68]
[p. 68]

u zeggen, dat Rex en Lex gistermiddag op het politiebureau hebben gezeten.’

O mijn hemel, of die verpande amethisten hanger nog niet voldoende was! Ik veronderstel, dat ik een soort kermgeluid heb gemaakt. In elk geval, Gertje stelde me onmiddellijk gerust door te zeggen, dat de jongens niets kwaads hadden gedaan, integendeel. ‘Ze zijn een visboer aangevlogen, die een magere hond stond af te ranselen omdat-ie een ongelukkig botje van zijn kar had gestolen. De hond lustte het botje bij nader inzien niet eens en de visboer had het - volgens de jongens - later best wel weer aan een klant kunnen verkopen. Dat die hond het nu even tussen zijn tanden heeft gehad? Wat geeft dat nou! Zijn andere botjes zullen ook wel niet zo verschrikkelijk hygiënisch zijn geweest. Maar de man schreeuwde over een schade van eenvijftig en hij sloeg naar de hond met de platte kant van een fileermes. En dat námen mijn jongens niet. Allicht! Rex is tussenbeide gevlogen en Lex is aan de arm met het fileermes gaan hangen. En toen is een passerende bakker de visboer te hulp gesneld. Het werd een gevecht van twee volwassen mannen tegen twee jongens... Later, op het politiebureau, waren Rex en Lex nog zó door het dolle heen, dat ze links en rechts brutale monden gaven, wat ze natuurlijk beter niet hadden kunnen doen. We zullen wel een flinke boete te betalen krijgen... De visboer had een gebroken bril. De jongens zelf zijn er ook niet zonder kleerscheuren af gekomen; Rex heeft een enorme buil boven zijn oog en Lex's schouders is ontwricht.’

‘Die boete betaal ìk,’ zei ik. ‘Als je dat maar begrijpt. Ze hadden het natuurlijk níét moeten doen, maar ik ben toch blij dat ze het wèl hebben gedaan....,’ en terwijl ik dat zei voelde ik meteen, dat ik er weer helemaal naast was. Wat een ellendig soort grootmoeder ben ik toch! Wat bezielt me er trots op te zijn, dat twee kleinzoons van me met een visboer

[pagina 69]
[p. 69]

en een bakker hebben gevochten om een hond! En wat die visboer betreft, ik had toch moeten inzien, dat het juist bijzonder in hem toe te juichen was, dat hij het bewuste botje niet maar weer zo zondermeer bij de andere botjes legde, maar dat hij het - op hygiënische grond - als verloren beschouwde. De magere hond was aansprakelijk voor de schade. Het was het goed recht van de visboer om boos te zijn op de magere hond. Maar ranselen? Ranselen met de platte kant van een fileermes? En wie zegt, dat hij dat fileermes op een gegeven ogenblik niet andersom zou hebben gehanteerd?

Ik heb Gertje beloofd, dat ik vanavond even aan zal komen in de Valeriusstraat, met het geld voor de boete... En met een jazz-plaatje voor de jongens. Ikzelf begrijp niets van jazz, maar Rex en Lex zijn er gek op.

Eigenaardig, als ik dat zo naga, geen van mijn kleinkinderen heeft muziekles. Ze hebben hun gramofoons, ze luisteren naar de radio, ze gaan naar jeugdconcerten, maar zelf een of ander instrument bespelen, nee, dat doen ze niet.

In mijn jeugd had praktisch iedereen pianoles. Ik was op de muziekschool. Anderhalf uur, iedere zaterdagmiddag, zat ik samen met een vriendinnetje in een kale kamer, waar we - ieder om de beurt - onze toonladders en vingeroefeningen moesten spelen op een oude piano, onder de vinnige hoede van een lerares, die met haar metalen briletui de maat tikte op de houten richel rechts van het klavier, die er helemaal kaal van was geworden.

Het laatste kwartier speelden we quatre-mains, een zenuwslopende bezigheid.

Tegen de tijd van de jaarlijkse leerlingenavond, gingen we 's woensdagmiddags óók nog naar de les, en thuis moesten we alle ochtenden, voor het ontbijt, een heel uur studeren, en de muziek - de lieve muziek - werd ons zodoende tot

[pagina 70]
[p. 70]

een zware ellende. De gruwelijke angsten, die ik heb uitgestaan voor het mijn beurt was om op het podium mijn ‘stukje’ te spelen! Het enige prèttige van die leerlingenavonden was, dat je er een nieuwe jurk voor kreeg en dat je je haar niet in vlechten maar los, in pijpekrullen, mocht dragen. Ik zou u nog al mijn feestuitrustingen, op de rij af, kunnen noemen; ik weet bijvoorbeeld, dat ik een roodzijden jurkje en witte schoenen en kousen droeg, toen ik de Freischütz speelde.

En die onzinnige trots van onze ouders, die allemaal wonderkinderen in ons wensten te zien! Als renpaarden werden we afgericht en uitgespeeld. Geen verjaardag in de familie ging voorbij zonder dat wij onze Albumblätter en Walzerträume ten gehore brachten. Later moesten we zingen en ons zelf begeleiden. Ik zat altijd in angst, dat de flodderige muziekboeken bij het blad-omslaan op de toetsen zouden vallen, en dat ik de hoge noot niet zou halen, en dat ik niet toe zou komen met mijn adem. En een keer ben ik, onder ‘Grootvaders Klok’, formeel ineengestort omdat mijn moeder, die achter me stond, me - overigens met de beste bedoelingen - toefluisterde: ‘Harder...’

Waarmee ik maar zeggen wil, dat mijn kleinkinderen waarschijnlijk meer plezier beleven aan hùn muziek, dan wij vroeger aan de ònze.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken