Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXI

Toen ik vorige maand mijn blauwgrijze zomermantel uit de mottenpoeder haalde, viel hij me ontzettend tegen. Hij was op geen stukken na meer wat ik had gedàcht dat hij was; hij had kale randjes aan de manchetten en de zakken en de knoopsgaten, hij was verschoten en hij was hopeloos ouderwets. Verleden jaar was een en ander me nog niet zo opgevallen, maar nú, nadat ik hem de hele winter niet had gezien...

‘U kunt 'm niet meer aan,’ zei Aafje.

Maar Aafje heeft makkelijk praten. Ik heb het geld voor een nieuwe zomermantel besteed aan andere dingen: aan mijn gewit plafond en aan de geschilderde vensterbanken en deuren en plinten en richeltjes. Een mens kan nu eenmaal niet alles hebben.

Ik ben dus het bont van mijn wintermantel gaan tornen met de bedoeling die te blijven doordragen, maar na een week of wat stikte ik in dat zware kledingstuk.

‘Ik zal nu toch moeten overzwaaien op de zomermantel...,’ zei ik donderdag voor een week tegen Aafje, en we haalden hem te voorschijn en gingen met hem naar het plat om hem daar nog eens goed te bekijken. En ik moet zeggen, dat we van hem schrokken, zó armzalig zag hij er uit in de volle zon.

[pagina 100]
[p. 100]

‘Ziet u nu wel?’ Aafje schudde meewarig het hoofd. ‘Alles heeft zijn grenzen. En u moet volgende week nog wel met mevrouw uit Haarlem naar die dure modeshow! U kan toch niet in dàt vòd!’

‘Ik ga in mijn mantelpak,’ zei ik, en Aafje zei: ‘Het is God verzoeken als u, op uw leeftijd, nu al in die dunne kleren gaat lopen! Affijn, u moet 't zelf weten.’

Maar of ik het nu já of néé zelf moest weten, het dunne mantelpak liet Aafje blijkbaar geen rust, en die avond kwam ze naar me toe met een advertentie uit het buurtblaadje. ‘Moet u horen,’ zei ze, en ze las voor: ‘Ter overname wegens vertrek zo goed als nieuwe beige bouclé-damesjas. Maat 42. Telefoon 590532.’

‘Hij moet natuurlijk voor de hygiëne gestoomd,’ zei ze. ‘Maar als u nou es...’

‘Maar waarom verkoopt zo'n mens zo'n mantel “Wegens vertrek”?’ zei ik. ‘Ze kan 'm toch meenemen.’

‘Misschien gaat ze naar de warmte,’ zei Aafje. ‘Misschien heeft ze liever een badpak, of een parasol... Zullen we bellen?’

Ik aarzelde even, want ik zag er een beetje tegenop om te zeggen: ‘U spreekt met mevrouw Van Heesden en ik zoek een tweedehands mantel.’ Stel je voor, dat het iemand was, die we kenden! Ik moest eigenlijk boven zoiets staan, maar ik stá er nu eenmaal niet boven... ‘Ik vind het niet prettig,’ zei ik enigszins beschaamd, ‘in deze kwestie door de telefoon mijn naam te nemen.’

Aafje snoof. ‘Nou, dan noemt u míjn naam! U zegt gewoon: met juffrouw Bakker. En dan weet ze nòg niks.’

Ik draaide het nummer, en kreeg onmiddellijk gehoor. Voor ik nog iets had kunnen uitbrengen, riep een hoge, zenuwachtige vrouwenstem: ‘U spreekt met juffrouw Bakker.’

Het was een dwaze samenloop van omstandigheden, dat

[pagina 101]
[p. 101]

de vrouw van de advertentie net zo heette als Aafje. Ik bracht het in elk geval niet op om te zeggen: ‘En u spreekt óók met juffrouw Bakker...,’ ik zei - volkomen naar waarheid - ‘U spreekt met mevrouw Van Heesden en ik bel op naar aanleiding van uw advertentie over die beige bouclé.’

Het leek of ik juffrouw Bakker door de telefoon hóórde knikken. ‘O juist, die advertentie. Maar als u wilt reflecteren, moet u meteen komen, dame, want ik sta zo gezegd al in gesprek.’

Ik maakte dus een afspraak met haar voor diezelfde avond metéén, wat best kon omdat ze vlakbij ons in de buurt bleek te wonen.

Ik ben - in mijn wintermantel - gewandeld naar het opgegeven adres, waar juffrouw Bakker al stond te wachten boven aan een hoge, steile trap. Ze was een lang, dun iemand met een uitgegroeide, grijze permanent en een bril, waarvan het montuur aan een kant met roze leukoplast aan elkaar zat geplakt.

Ze begroette me op het portaal als een oude bekende, en liet me binnen in een kleine, sombere, propvolle zijkamer. Maneouvrerend langs een orgel, een klapbed en een ouderwetse trap-naaimachine, kwamen we tenslotte pal tegenover elkaar, min of meer klem tussen een penantkastje en een radiotoestel te zitten aan een wiebelend tafeltje met een stervende clivia.

Juffrouw Bakker zei, dat ze kostgangers hield, vijf kostgangers. Maar twee daarvan waren een tijdje geleden geëmigreerd. ‘En zodoende,’ zei ze, ‘heb ik een maand lang twee kamers leeg gehad. Nu zijn ze goddank weer verhuurd, maar die maand schade blijft.’ Ze staarde over de clivia droefgeestig naar het enige lichtpunt in de kamer, een armetierig schemerlampje, dat op het orgel stond.

Ik vond de situatie iets benauwends krijgen. ‘Die mantel,’

[pagina 102]
[p. 102]

begon ik, ‘die u aanbiedt, wegens uw vertrek...’

‘Nee,’ zei juffrouw Bakker, ‘niet wegens míjn vertrek, wegens het vertrek van mijn kostgangers. Ik moet het tekort op de een of andere manier bijspijkeren. Ik moet vijfendertig gulden hebben voor de telefoonrekening, anders word ik afgesneden, en ik denk: “Ik heb nog een regenjas en een cape, ik verkoop dan maar m'n goeie beige bouclé!” Ik zal 'm voor u halen.’

Ze liet me even alleen en ik bedacht, dat ik nog zelden zó'n zielig mens en zó'n ongezellig kamertje had gezien.

Om kort te gaan, ik heb de mantel gekocht; ik kon het eenvoudig niet over mijn hart verkrijgen juffrouw Bakker te zeggen, dat hij eigenlijk niet helemaal was wat ik bedoelde... Maar voor zover ik het in het schemerige kamertje kon zien, was het tenminste stevige stof. En in de advertentie stond ‘Zo goed als nieuw’.

‘Ik ga 'm laten verven en vermaken,’ zei ik bij mijn thuiskomst.

‘En wat heeft u daar nu voor betaald?’ vroeg Aafje, nadat ze mijn aankoop even had bekeken.

‘Vijfendertig gulden,’ zei ik.

Ze knipte het grote middenlicht aan, en zette haar bril op. En toen zei ze: ‘Here, here, hoe is het mogelijk! Dat u dat nu toch niet heeft gezien! Ik had ook mee moeten gaan! Hij heeft net als uw eigen mantel kale randjes aan de manchetten en de zakken en de knoopsgaten; maar hij heeft óók slijtplekken en motgaatjes en een winkelhaak... Hij is niet waard, dat u er nog íéts aan spendeert. Nu zijn we nòg even ver!’

‘Wíj wél,’ zei ik bitter. ‘Maar zíj niet... Juffrouw Bakker kan nu haar telefoonrekening betalen.’

Ik heb Aafje er met man en macht van moeten weerhouden juffrouw Bakker wegens oplichterij te gaan aanklagen op het politiebureau. Natuurlijk, het is een gemene streek van

[pagina 103]
[p. 103]

dat mens geweest om een oude mantel voor ‘zo goed als nieuw’ te verkopen. Maar ik had zelf beter uit mijn ogen moeten kijken. Als ik de slijtplekken en de motgaatjes en de winkelhaak had gezien, zou ik de beige bouclé vast en zeker niet hebben gekocht.

En dan zouden ze de telefoon van juffrouw Bakker hebben afgesneden...

In gedachte zag ik haar mager, zenuwachtig gezicht, en de bril met het leukoplast-montuur, en de scheefgezakte schemerlamp op het stoffige orgeltje, en de clivia die nooit meer bloeien zou. ‘Ach Aafje, een kat in nood doet rare sprongen... Hang die mantel maar weg op het buitenportaal. Misschien is hij nog wat voor de schoonmaakster van mevrouw Mars, voor op de fiets.’

En eergisteren ben ik - in mijn mantelpak - met Jolien mee geweest naar de mode-show. ‘Gunst moeder...,’ zei ze, me verbaasd aankijkend, ‘u wordt dikker.’

Ik heb alleen maar even lachend mijn schouders opgehaald. Ik kon haar toch niet vertellen, dat ik alles dùbbel aan had, met het oog op de gure wind!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken