Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXV

Jolien kan zo paniekerig doen, om met Aafje te spreken, en het vreemde is, dat de mensen dan meestal anders reageren op haar woorden dan ze kennelijk verwàcht dat ze zullen reageren.

Zo kreeg ik haar een tijdje geleden aan de telefoon met de alarmerende kreet: ‘O moeder, er is zoiets droevigs met Sofietje...’

Mijn eerste opwelling was om te zeggen: ‘Goeie hemel, wat is er dan?’, maar indachtig meer van ongeveer zó beginnende telefoongesprekken, zei ik vrij nuchter: ‘Wees nu kalm, Jolien. Het zal wel weer meevallen...’

Jolien zuchtte. Ik heb het altijd zo knap gevonden als mensen door de telefoon kunnen zuchten. Jolien kàn dat. Het was even of er een windvlaag voer door een bosje populieren.

‘Ze gaat van de H.B.S. af,’ zei Jolien. ‘Ze gaat bij een familie, voor de kinderen. In Parijs...’

[pagina 118]
[p. 118]

Ik was even verbaasd want ik had altijd gedacht, dat Sofietje naar de kunstnijverheidsschool wilde. ‘O,’ zei ik, ‘dus dat pottenbakken en zo gaat nu vervallen? Jammer... En ook jammer van die onafgemaakte H.B.S. Maar aan de andere kant is het goed voor haar taal en ze is dan meteen van dat onmogelijke vriendje, van die Harry af.’

Jolien lachte bitter. ‘Dat dacht u maar, moeder! Dat is het hem juist. Harry zit al in Parijs.... De een of andere idioot schijnt hem een opdracht te hebben gegeven. Hij moet foto's maken van de onderwereld.’

Wel verdraaid, Sofietje naar Parijs omdat die malle Harry in Parijs zat! Die blaag, die zich verbeeldde, dat hij kon fotograferen! Hij had niet eens raad geweten met de Siamees van mevrouw Terhal. De onderwereld daarginds zou hem zien aankomen!

‘Ja, inderdaad, dat is minder plezierig...,’ zei ik. ‘Maar ik geloof niet, dat het heel veel uithaalt als je je tegen zulk soort dingen verzet. Wat Sofietje in haar hoofd heeft, heeft ze niet in haar tenen. Als ze dan maar bij een beetje verstandige mensen komt.’

Jolien zei, dat Jan een familie kende in de buurt van Fontainebleau. ‘Keurige mensen met drie kinderen. We hebben al geschreven en vanmorgen kregen we bericht. Ik heb u niet van tevoren ongerust willen maken, maar nu wordt het ernst. Sofietje zet er vaart achter want die beroerde Harry daar in Parijs schrijft de ene brief na de andere. Het schijnt dat iemand hem onder een brug bij de Seine al een kaakfractuur heeft geslagen...’

Wat dééd die melkmuil ook onder een brug bij de Seine! Enfin, dat was zíjn zaak. Mijn zaak was het - misschien - om nog eens kalm en ernstig met Sofietje te praten, wat ik besloot nog diezelfde dag te doen.

‘Lief dat u speciaal voor mij naar Haarlem bent geko-

[pagina 119]
[p. 119]

men, grootmoeder,’ zei ze.’ ‘Past u op, dat u niet te veel naar voren helt in dat stalen stoeltje. Het wil wel es omkiepen. En hoe vindt u het hier geworden? Ik heb de muren geverfd en die lampekap heb ik zelf gemaakt.’

Ik keek eens rond in de kamer van mijn oudste kleindochter. Het was nog zo echt een meisjeskamer... En Sofietje, zoals ze daar zat op het lage krukje bij de kleine boekenkast, was nog zo echt een kind... ‘Erg aardig... Maar lieverd, hoor es, ik vind het zo'n onderneming van je, dat Parijs...’

‘O,’ zei ze, ‘maar ik blijf er niet lang. Omdat Harry er nu is, kunnen we mooi samen alles gaan zien. En dan is die stakker meteen niet zo alleen. De familie Linon vindt goed, dat hij tweemaal in de week komt eten. Enne... Weest u maar niet ongerust, grootmoeder...’ Ze keek me met haar donkere ogen even ernstig aan. ‘U hoeft echt niet ongerust te zijn.’

‘Dat is fijn,’ zei ik. ‘En vergeet vooral niet om een woordenboek mee te nemen.’

 

Gisteravond is ze vertrokken en daarvoor was ze even hier om afscheid van me te nemen. ‘Vader en moeder,’ zei ze, ‘tref ik straks aan het station.’

Sofietje zag er anders uit dan anders, opvallender, ‘losser’, mooier. Ze droeg een onzinnig wijde groene rok, een zwart truitje, koperen oorringen en rode sandaaltjes met een teenriempje... Als je zó jong bent, kun je alles dragen.

Ze was stralend. ‘En daar ga ik dan straks, grootmoeder! Met de nachttrein, naar Parijs!’

Ze sloeg haar armen om mijn hals, ze zei: ‘Au revoir!’, en ze verdween met haar rugzak, haar koffertje, en haar lange rode sprietdun-opgerolde paraplu, die eigenlijk helemaal niet bij haar paste.

Daar ging ze. O nee, het was beslist niet speciaal om Harry, het was om het avontuur. Ze ging Frankrijk ontdekken.

[pagina 120]
[p. 120]

En ik dacht: Ik hoop, dat ze niet de kous op haar kop krijgt, zoals ik, die allereerste keer...

‘Die allereerste keer’ was ik een klein meisje, dat nog verkeerde in het stadium van hoge rijglaarzen, matrozenpakjes en strohoeden met linten, waarop ‘Koninklijke Marine’ of iets dergelijks stond. Ik herinner me vaag de nachttrein uit Bazel, de blauwe schermpjes, die je om het elektrische licht kon trekken, de Franse grens... Maar dan valt er een heel stuk weg, tot ik ineens weer helder het meer van Annécy voor me zie en het kleine hotel, waar mijn hele familie ziek in bed lag door het - ergens - eten van overtijdse garnalen.

Alle kamers in dat hotel waren precies eender; we hadden allemaal dezelfde asbak van Lafayette, en dezelfde groenachtige waterkaraf en dezelfde ingelijste plaat, voorstellende Marie Antoinette op weg naar de guillotine...

‘Laat mij maar liggen,’ zeiden mijn arme familieleden mat, en ze vroegen: ‘Voel jij nou werkelijk niets?’

Aangezien ik van de garnalensla alleen maar de radijsjes had opgegeten, vóélde ik niets, hoogstens honger, en toen in de ziekenkamers de ergste ellende voorbij was, besloot ik naar buiten te gaan om te kijken naar een halflevensgrote groengelakte krokodil, die ik de vorige dag bij onze aankomst had gezien tussen de reseda en de duizendschoon van het voortuintje.

Ik heb de krokodil nooit bereikt. Op de gang werd ik onderschept door de eigenares, een dikke vrouw met een zwarte japon en een medaillon, waarin ik de - uit blond haar gemaakte - afbeeldingen van een grafzerk en een treurwilg meende te onderscheiden.

In rad Frans begon het mens tegen me te spreken. Ze had harde ogen en de golfjes van haar permanent glommen van de brillantine. Ik verstond haar niet. Met een uitdrukking van diepe verachting op haar gezicht begon ze lang-

[pagina 121]
[p. 121]

zamer te spreken. Toen ze, tergend, nòg langzamer sprak, meende ik iets te begrijpen: ze leed grote schade omdat wij geen maaltijden gebruikten...

Ik moet haar verbijsterd hebben aangekeken; mijn geteisterde familie en mááltijden! Grote schade? Wat moest ik zeggen? J'ai, tu as, il a... La pipe de papa... Ergens in het grammatica-boekje stond iets over betalen...

‘Nous payerons,’ fluisterde ik benepen.

‘En de wijn,’ grauwde het mens.

Dit werd te veel voor me; ik vluchtte naar mijn garnalenlijders, die zich ineens een heel stuk beter voelden door de woede over de ten top gedreven zakelijkheid van onze gastvrouw. In dit huis wilden ze niet blijven, geen uur langer.

We hebben de koffers naar beneden laten brengen, we hebben de maaltijden betaald, èn de wijn... En we zijn in een karretje weggereden, het meer om, op zoek naar een ander onderdak.

Waar we terecht zijn gekomen weet ik niet meer. Waarom ben ik dat vergeten? Waarom heb ik - later - nooit echt kunnen genieten van de kleuren en de muziek van Parijs? Waarom was ik nooit werkelijk blij met een bosje lelietjes-van-dalen op de eerste dag van mei? En waarom moet ik altijd, als ik iemand voor het eerst de tocht naar de Ville Lumière zie aanvaarden, denken aan garnalen, aan een groengelakte krokodil, en aan de harde ogen van een vrouw? La douce France...

Ik wacht vol spanning op bericht van kleine Sofie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken