Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XL

Woensdag tegen koffietijd, kreeg ik een verzenuwd telefoontje uit Amstelveen; Elisabeth stond zogezegd te huilen in de hoorn.

‘Moeder,’ zei ze met verstikte stem, ‘er is zoiets akeligs gebeurd. Ik ben vanmorgen verbrand door monsieur Marcel.’

‘Hoe bedoel je? Wie is monsieur Marcel?’ vroeg ik verschrikt.

‘Een ellendeling,’ zei Elisabeth. ‘De nieuwe kapper bij Fientje in de buurt. Ze hebben me te lang in de permanent laten zitten, of weet ik wat ze hebben gedaan! In elk geval,

[pagina 184]
[p. 184]

mijn haar is vreselijk om te zien, en ik ruik naar schroeien boven alle lotion uit.’

‘Lieve hemel, kind,’ zei ik, ‘maar hoe kom jíj er ook toe een permanent te nemen, jíj met dat mooie korte, blonde haar! Jij bent toch immers geen type voor golfjes en krullen.’

Elisabeth lachte bitter. ‘Hád ik maar golfjes en krullen! Iedere haar is veranderd in een sprietfijn spiraaltje, dat rechtovereind staat. Ik zie eruit als een gek en het erge is, dat ik vanavond met Christiaan naar de opening moet van dat congres. Ik wilde er juist eens extra netjes uitzien, en nu dìt! Heeft u misschien een hoed voor me, waar m'n hele hoofd in gaat? Ik kom nu meteen naar u toe.’

‘Hemel,’ zei Aafje, toen ze hoorde wat er gaande was, ‘wat mankeert mevrouw Elisabeth! Ze zag er juist altijd zo apart uit met die steile kuif. Ik zal dadelijk de hoedendozen van zolder halen, dan kan ze uitzoeken. Maar als u het míj vraagt, zijn ze allemaal veel te ouwelijk.’

‘Ze zal wel wat overdrijven,’ zei ik. ‘Het zal wel meevallen zoals ze er uitziet.’

Maar het viel helemaal niet mee zoals Elisabeth er uitzag... Ze had met de wijduitstaande krans van korte spiraalharen om haar hoofd iets gekregen van een verschrikt gelukspoppetje uit een tekenfilm.

‘Zonde en schande,’ zuchtte Aafje.

De arme Elisabeth plofte neer in de vensterbank. ‘Dol- en dolgraag koffie,’ zei ze. ‘Zo dadelijk zal ik de hoeden wel passen, momenteel kan ik niet meer. Ik heb een hele fles brillantine in mijn kuif geborsteld en nu is het nog veel erger geworden. En Fientje heeft iets geprobeerd met spiritus en kamillenthee. En de werkster raadde groene zeep aan. En dat heeft zich allemaal al vanmorgen afgespeeld, want ik had voor dag en dauw afgesproken bij Marcel.’

Ze keek me aan of ze op het punt stond in tranen uit te

[pagina 185]
[p. 185]

barsten, maar uiteindelijk koos ze het wijzere deel: ze lachte. ‘Wat een toestand! Christiaan schrikt zich naar als hij me ziet! Het zou allemaal zo erg niet zijn als dat congres er niet tussen zat. Ik heb een beeldige cocktailjurk, champagnekleur. Nee, dat aardige rode veren hoedje van u kan daar natuurlijk níét bij. Dat groene?’ Ze stond op en bekeek mijn velours winterhoed van drie jaar geleden. ‘Veel te massief. En dat zwarte beretje is versleten. O maar moeder, wat een dol bretonnetje! Mag ik es even?’

Elisabeth vergat haar ellende en haar koffie en dook met huid en haar in mijn hoedendozen. Ze paste alle hoeden op, het achterstevoren, het ondersteboven, het binnenstebuiten; en alles stond haar even onzinnig en ze kreeg langzamerhand een uitbundig plezier in zichzelf.

‘Ik wist niet dat een mens er zó mal uit kon zien!’ jubelde ze. ‘Wat kan 't míj feitelijk schelen! Ik ga naar het congres met deze hier...’ Haar ondeugende ogen keken me aan onder een paarse toque met keelbanden. ‘U maakt mij niet wijs, moeder, dat u dit dierbaar museumstuk ooit heeft gedragen!’

‘Allicht heb ik dat ding nooit gedragen!’ zei ik. ‘Stel je voor! Hij moet van mijn grootmoeder zijn, of van mijn overgrootmoeder. We gebruikten hem voor charades en verkleedpartijen. Blijf nu even ernstig, Elisabeth. Zó kom je niet verder. Hier is niets bij, dat zie je. Als we nu eens in de stad gingen kijken naar een avondmutsje of hoe noem je zo'n soort ding?’

Maar Elisabeth wilde niets weten van in de stad gaan kijken naar een avondmutsje. ‘Ik vind dat dat bretonnetje best gaat,’ zei ze. ‘De kleur bruin flatteert me niet, maar ik zit daar tenslotte tòch als een spot en aanfluiting.’

‘Er komt nog veel te veel van uw haar te zien,’ zei Aafje. ‘Dàt is het. Als u alles nou es plat plakt met cacaoboter.’

[pagina 186]
[p. 186]

‘Jakkes nee,’ zei Elisabeth, ‘géén cacaoboter!’ Ze gaf het bretonnetje een pats, zodat het tot op haar oren zakte, en maakte een buiging voor zichzelf in de damspiegel.

Ze had iets baldadigs gekregen. ‘Ik ga dan maar, moeder,’ zei ze. ‘Schrik niet als u morgen in de krant mijn foto ziet. ‘La reine du bal! De nieuwe mode: een breton, die óver de ogen wordt gedragen op de hier pas onlangs geïntroduceerde coiffure Marcel.’

Ik kèn Elisabeth, ze kan lang over iets tobben, maar dan komt er ineens een ogenblik, dat ze alle bedenkingen overboord gooit; dan zegt ze: ‘Wat kan het míj ook feitelijk schelen!’, en dan trekt ze van leer op een wijze, die allerlei mensen de haren te berge doet rijzen.

Ik greep dus in en zei: ‘Nee. Je krijgt dat hoedje niet van me. De mensen zullen zich krom om je lachen en ik wil niet, dat mijn schoondochter als een soort schertsfiguur rond wandelt op dat congres.’

Elisabeth klapte in elkaar. ‘Dat is flauw van u,’ zei ze.

‘Het hoedje zelf is heel lief,’ zei Aafje. ‘Alleen dat malle haar er onderuit...’

‘Kan ik het helpen!’ zei Elisabeth, haar zoveelste kopje koffie leegdrinkend.

En toen kwam Tanja binnenlopen. ‘Hemel,’ zei ze, ‘wat is dat hier voor een mode-show!’, en toen zag ze Elisabeth zitten met de breton tot op haar neuswortel en het lugubere richeltje haar er onderuit. ‘Zo,’ zei ze, ‘zo heb ik me altijd voorgesteld dat de nar van Karel V er moet hebben uitgezien. Maar wat betekent het eigenlijk? Wat stelt het voor?’

Nadat we haar hadden verteld van Elisabeths moeilijkheden, werd Tanja heel actief. ‘Je kunt je met dat haar nergens vertonen,’ zei ze. ‘Het is stom griezelig. Alles moet eraf. Laat míj dat maar even voor je versieren. Moeder, heeft u een schaar?’

[pagina 187]
[p. 187]

Als Tanja iets aanpakt, doet ze het grondig. In minder dan geen tijd had ze Aafjes mouwschort voorgedaan, een stoflaken uitgespreid over de vloer, en Elisabeth gedirigeerd naar een daarop geplaatste keukenstoel.

‘Niet alles!’ riep Elisabeth. ‘Ja, natuurlijk wèl alles,’ zei Tanja. ‘Anders kunnen we ons de moeite sparen.’ En ze knipte de arme Elisabeth zo goed als kaal, waardoor deze in snikken uitbarstte toen ze zichzelf - na afloop - in de spiegel bekeek.

‘Hou op,’ zei Tanja. ‘Er valt niets te huilen. We gaan nu ergens een pruik voor je lenen. Een kennis van me heeft er twee.’

Elisabeth heeft een sjaaltje om haar hoofd gebonden en is min of meer verslagen met Tanja meegewandeld naar de kennis met de twee pruiken. Een en ander schijnt echter niet zo vlot te zijn verlopen, want Tanja's kennis had z'n twee pruiken weggedaan omdat er mot in was gekomen. Ze is toen met Elisabeth naar een toneelkapper gegaan. Maar die had alleen maar Gretchenpruiken met lange, blonde vlechten en pruiken met pijpekrullen voorradig.

Elisabeth kreeg er genoeg van. ‘Ik wil geen pruik,’ zei ze, maar Tanja bracht haar onder het oog, dat ze in elk geval voor die avond er een moest hebben, waarna ze een bezoek aflegden bij een oude dame, die weigerde de hare - al was het maar voor enkele uren - af te staan. Toen zijn ze bij een coiffeur geweest, die alleen maar paars-grijze pruiken kon leveren, en toen bij een actrice die niet thuis was, en toen bij een uitdrager van toneel-artikelen, die alleen maar kale pruiken had...

Maar Tanja gaf de moed niet op en Elisabeth is die avond naar het congres gegaan met de pruik, die een van Tanja's vrienden, een operazanger, draagt in zijn rol van Lohengrin...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken