Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XLIV

Het aanstaand huwelijk van Tanja en Niels heeft in de familie nogal wat opschudding veroorzaakt. Vooral de afdeling Haarlem leverde commentaar...

‘Wat ongezellig,’ zei Jolien, ‘niet eens een officiële verloving. En geen receptie, en niets.’

Jolly, die volgende maand zestien wordt, keek verongelijkt. ‘Ik heb gevraagd of ik bruidsmeisje mocht zijn, maar tante Tanja gaat zonder sleep, gewoon zomaar, in haar mantel van vorig jaar. Echt gemeen van 'r! Ik had al helemaal bedacht hoe ik er uit zou zien, in zeegroene zij met nippeltjestule er overheen, en een veren hoedje. Ik heb nog nooit van mijn leven een hoedje gehad...’

‘Ach zanik, jij met je hoedje!’ Sofietje, die in de serre doende was geweest met de gramofoon, zeeg naast mij neer op de bank. ‘Ik vind het verdraaid romantisch, zo stilletjes met z'n tweeën naar het stadhuis. Hoe ziet die oom Niels er uit, grootmoeder? Is-ie lang?’

‘Oom Niels ziet er wel aardig uit,’ zei ik. ‘Misschien wat mager. Maar dat komt omdat hij die drie jaar na de dood van zijn vrouw zo'n eigenaardig leven heeft geleid; van 't ene

[pagina 201]
[p. 201]

pension naar het andere; en dan weer op kamers met eten van de kok; en dan weer in de stad eten, of bij vrienden of helemaal níét...’

‘Maar daarom kan tante Tanja toch wel een sleep hebben als ze met hem trouwt,’ mopperde Jolly. Maar ik zei, dat tante Tanja groot gelijk had op haar veertigste niet met een sleep en bruidsmeisjes te gaan trouwen. ‘En jij wordt best nog wel eens bruidsmeisje, Jolly,’ zei ik, ‘bij een of ander vriendinnetje of bij Jan of Sofietje.’

Jolly keek nijdig. ‘Vast niet bij Sofietje,’ zei ze. ‘Ik zou niet willen! Ik zie míj al achter dat malle kind 'r sleep aan lopen! Bovendien trouwt Sofietje niet, ze is veel te lelijk.’

Jolly is echt niet zo kwaadaardig als u nu misschien denkt, maar ze had die morgen een repetitie verprutst en was in een desperaat humeur. Hoe dan ook, Hubert, die erg op zijn oudste zuster is gesteld, vatte vuur. ‘Ze is níét veel te lelijk!’ grauwde hij. ‘Sofietje is veel mooier dan jij! Sofietje heeft krullen en jij hebt alleen maar zo'n vieze korte rattekop. Engerd!’

‘Zwijg,’ zei Jolien.

Toen verscheen jonge Jan, ten tonele. ‘Ik ken die Niels van tante Tanja wel,’ zei hij. ‘Ik heb hem eens ontmoet aan de leestafel bij DE ZILVEREN VORK. Ik heb ook wel eens een reportage van hem gelezen. Verrekt goed.’

Dirk, die in de hoek bij het raam bezig was met zijn mecanodoos, keek op van een ingewikkeld samenstel van wieltjes en schroefjes en staafjes en moertjes. ‘Wat voor reportage?’ vroeg hij.

Jonge Jan haalde zijn vingers door z'n blonde kuif. ‘Ik weet 't niet precies meer. Het ging over haringen...’

‘Flauwe onzin,’ gromde Dirk, zijn werk weer opnemend.

Mijn zoon Jan bleek bijzonder in zijn schik te zijn over het geval. ‘Ik ben blij voor Tanja, moeder,’ zei hij. ‘Ze is

[pagina 202]
[p. 202]

mijn zuster en ik heb me dikwijls afgevraagd of ik niet iets voor haar had behoren te doen. Soms heb ik wel eens het gevoel gehad, dat we haar in die beroerde kwestie van Hans wat te veel aan haar lot hebben overgelaten. Maar u weet zelf hoe ze is, ze was op dat punt altijd zo ontzettend gesloten. Enfin, die Niels schijnt een nette vent te zijn. Hij heeft een redelijk inkomen, zegt-ie, en als Tanja blijft doorwerken, zullen ze er geldelijk nog zo gek niet voor komen te staan. Ja, natuurlijk blijft Tanja doorwerken, Jolien! Vind je dat zielig? Loop door, liefje! Tanja zou zich een ongeluk vervelen in zo'n kleine woning, zonder haar tekenbord.’

‘Ze houdt haar werkkamer tenminste aan,’ zei ik. ‘Het prettige is, dat ze in hetzelfde huis die hele etage kunnen krijgen. En het prettige is ook, dat Niels zo'n goede vriend is geweest van Hans... Hij en Tanja zijn samen naar het Erekerkhof in Bloemendaal geweest. Het is wel toevallig, dat Christiaan ze daar moest zien. Christiaan was naar de Kennemerduinen gegaan om vogelfoto's te maken, en hij zag ze met zijn tweeën uit de bus stappen. Ze hebben hèm gelukkig niét gezien. Ze hadden bloemen bij zich, witte bloemen...’

‘Lieve tante Tanja...,’ zei Sofietje zacht. En ik gaf haar een zoen omdat ze er níét bij zei: ‘Wat romantisch...’

 

Beneden, in het achterhuis, bij de conciërge-familie Mars, heerst grote verslagenheid. Er schijnen moeilijkheden te zijn geweest met de afbetaling van de scooter, welke scooter nu vanmorgen is weggehaald.

‘En dan te denken,’ zegt mevrouw Mars, ‘dat er al heel wat van ons geld is gaan zitten in dat kreng!’

‘Was er dan niets op te vinden geweest?’ heb ik gevraagd, en mevrouw Mars heeft gezegd: ‘Néé, er was niets op te vinden geweest. In dit leven wordt de mens uitgeknepen als een citroen. Ze denken maar, dat we alles tegelijk kunnen.

[pagina 203]
[p. 203]

Die scooter was heus wel aan de beurt gekomen als-ie rustig had afgewacht. De oudste verplichtingen komen het eerst, die gaan vóór. Wat u? We hebben méér aan ons hoofd dan een scooter; we hebben de afbetaling van de televisie en de gramofoon en het old-finish buffet en de matrassen met binnenvering en het gasfornuis en de oliestookhaard...’

De oliestookhaard van de familie Mars is een bron van zorgen voor Aafje en mij. ‘Is-ie tegenwoordig nogal in orde?’ vroeg ik. ‘Ploft-ie niet meer?’

Mevrouw Mars veerde op. Stel je voor: Ploffen! Háár oliestookhaard! ‘Nee mevrouw, het is gebleken dat het de schoorsteen was. Er zitten ouwe vogelnestjes in de schoorsteen, zegt buurman van hiernaast.’

Ik raadde mevrouw Mars met klem aan die oude vogelnestjes te laten weghalen, maar zij zei, dat dat het werk was van de huiseigenaar. ‘Ja, ik zal daar geld gaan uitgeven voor zíjn schoorsteen! Ik heb hem gewaarschuwd; als deze winter het hele huis in de lucht vliegt, is dat zíjn schuld!’

Later heb ik met Aafje de kwestie van de vogelnestjes besproken. ‘Zou ik ze dan maar niet op míjn kosten laten weghalen?’ heb ik gevraagd. ‘Ik schrik me naar, ieder ogenblik zo'n plof aan de andere kant van de binnenplaats. De huiseigenaar doet toch niets. Die laat de boel liever instorten dan dat-ie een vinger uitsteekt.’

‘Ik zal morgen Cariobelli telefoneren,’ zei Aafje. ‘Dan moet hij maar met mevrouw Mars afspreken wanneer het schikt.’ Ze zuchtte. ‘Zo'n huiseigenaar moest zich toch feitelijk schamen. Wel de huur opslaan, maar verder hola. Het wordt hoog tijd, dat-ie de gevel aan de voorkant es nakijkt. Die zit veel te lossig in elkaar. Toen juffrouw Fenkel gisteren de straatdeur achter zich dichttrok, donderde ineens zo'n zware baksteen naar beneden, rakelijks langs haar hoofd. Ze had dood kunnen zijn, de stumper. Het gat van de steen zit

[pagina 204]
[p. 204]

onder ons rechterraam. En vanmorgen lag de stoep weer vol ouwe metselkalk. En de meneer van ‘Het Confectie Centrum’ zegt, dat de stenen figuren opzij van de daklijst ook aan het afbrokkelen zijn. Een mooie boel, als je niet eens meer veilig je deur in en uit kan!’

Ik heb een beetje gelachen om Aafje, maar in mijn hart deelde ik haar verontwaardiging. In de loop der jaren ben ik van dit huis gaan houden en het stemt me droevig te zien hoe het wordt verwaarloosd, hoe het verveloze houtwerk wegrot, hoe de gevel verweert, en hoe de stenen dolfijnen opzij van de daklijst stukje bij stukje uiteenvallen.

De huiseigenaar woont in Laren; wat kunnen hem het houtwerk en de gevel schelen. Hij kent ze niet, onze stenen dolfijnen. Het huis is een vreemde voor hem.

Arm oud huis...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken