Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
St. Wimfried of De schoolwereld (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van St. Wimfried of De schoolwereld
Afbeelding van St. Wimfried of De schoolwereldToon afbeelding van titelpagina van St. Wimfried of De schoolwereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.66 MB)

Scans (81.55 MB)

ebook (4.22 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Illustrator

L.W.R. Wenckebach



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

St. Wimfried of De schoolwereld

(1927)–F.W. Farrar–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Twintigste hoofdstuk.

Er lag een ernstige trek op het gelaat van alle jongens, toen zij den volgenden morgen de kerk binnentraden om de bevestiging der nieuwe lidmaten bij te wonen. Het was een schoon gezicht, de nederige, maar toch edele uitdrukking van deemoed en hoop te zien der jonge lidmaten, toen zij door het koor der kerk gingen, voor het altaar knielden en met gevouwenhanden en gebogen hoofden den zegen afwachtten. Toen deze jeugdige belijders van het Christendom ootmoedig knielden, met reine, oprechte harten beloofden aan zijn dienst getrouw te blijven, en met kinderlijk vertrouwen baden om de hulp, die zij behoefden, toen was het waarlijk het ideaal

[pagina 119]
[p. 119]

eener Christelijke jeugd, en velen dachten met weemoed aan de groote tegenstelling eener ruwe, trotsche, onbeschofte, onwetende en ingebeelde jongelingschap, jong in jaren, maar oud in zinnelijkheid, ongehoorzaamheid en zonde.

Toen de leeraar in zijne rede op Daubeny's dood zinspeelde, heerschte er die doodelijke stilte, die zoo ingespannen en ongestoorde aandacht en ontroering, die een zoo onbeschrijnijken indruk achterlaten.

‘Er was nog één jongeling,’ sprak hij, ‘die ook heden zou bevestigd worden, maar die is niet hier. Hij is van ons weggegaan, hij behoeft geen aardsche bevestiging meer, hij ontving die in den hemel van God! Ik hoorde, en ik was dankbaar dit te hooren, dat hij waarlijk op deze bevestiging was voorbereid, en hij er zijne laatste gedachten aan had gewijd. Ik hoorde dat hij uitmuntte door godsvrucht, reinheid en braafheid in levens wandelen karakter, en dat zijn ernstig streven, om de hem door God toevertrouwde talenten ten beste te besteden, mede de aanleiding was tot zijn vroegen dood.’

‘O zulk een dood, van iemand nog zoo jong, maar zoo bereid te sterven, is oneindig gelukkiger dan het langste, voorspoedigste zondige leven. Gedenkt zijner ernstig, maar zonder smart. Het was weder een bewijs van Gods genade en beschermende liefde, dat juist die uwer schoolmakkers werd opgeroepen in het stille morgenrood van een braaf en edel leven, en niet een ander in het midden zijner zonden. Treurt dus niet over hem, maar neemt de waarschuwing ter harte. De schoone zachte purperbloem der jeugd is evenmin veilig voor de zeis des doods, als het dorrende gras van den ouderdom. De lendenen omgord en brandende de lampen, tot de roepstem komt van uw God. Wie weet hoe spoedig en voor wie onzer de doodsklok zal luiden. Houdt u dus gereed, want niemand weet wanneer de ure komt, dat hij zal worden opgeroepen.’

Het verlies van een door allen gekenden en geachten en door zoo velen beminden schoolmakker, de vele herinneringen van het schoolleven, de zachte stem van ieders geweten gaven hooge beteekenis en wijding aan de eenvoudige woorden des predikers. Velen weenden en bij Walter, Power en Henderson stroomden de tranen als een malsche zomerregen.

's Avonds zat Walter in gedachten verdiept, in Power's studeerkamertje bij het vuur, terwijl deze aan de tafel zat te schrijven, telkens ophoudende om zijne tranen af te drogen.

‘Hij was mijn oudste vriend hier,’ zeide hij, als verontschuldigend tot Walter, toen hij haastig een traan wegveegde, die het papier had gevlekt; ‘en toch voel ik, dat het zelfzuchtig is zoo bedroefd te zijn,’ voegde hij er bij, Walter het papier toeschuivende.

‘Mag ik het lezen, Power?’ vroeg Walter.

‘Ja, als ge wilt;’ en hij schoof zijn stoel dichter bij Walter, toen deze, in Power's klein duidelijk schrift, eenige fraaie dichtregelen las.

‘Mag ik het behouden, Power?’ vroeg hij opziende.

‘Zeker, als eene herinnering van dezen dag.’

[pagina 120]
[p. 120]

‘En mag ik er iets bijvoegen in betrekking tot de preek van dezen morgen?’

‘Wel zeker,’ antwoordde Power. Daarna nam Walter een potlood, waarmede hij na den regel ‘Hier bestaat 't volmaakte niet’ eenige regels er bijvoegde, die Power later overschreef met ‘Ter Herinnering aan J.D.’ er boven.

Dit gedichtje ligt in Walter's lessenaar en heeft eene verhoogde waarde door de daarop gevallen tranen, die het nette en duidelijke schrift hebben gevlekt.

Den volgenden Dinsdag werden onze jongens bij het koude overschot van hunnen vriend toegelaten. De dood had Daubeny's gelaat verheerlijkt, een gewoon verschijnsel bij schuldelooze zielen. Het was de eerste keer, dat zij een lijk zagen, en toen Walter de koude wang aanraakte en een palmtak in zijne hand legde, werd bij bijna overweldigd door dien machtigen en geheimzinnigen indruk van den dood.

‘God heeft hem tot zich genomen,’ zeide mevrouw Daubeny, toen zij hunne ontroering bemerkte. ‘Ik zal niet lang meer van hem gescheiden blijven. Hij heeft ieder uwer, mijn lieve jongens, een klein aandenken vermaakt; gij zult daar zeker prijs op stellen ter wille van zijne verlaten moeder.’

Vóór hij stierf had hij voor ieder hunner eene van zijn meest gewaardeerde schatten afgezonderd. Aan Power had hij zijn lessenaar vermaakt, aan Henderson zijn vergrootglas, aan Kenrick een gouden potlood en aan Walter den schat, die hem boven alles lief was, een mooi ingebonden bijbeltje, waarin hij verscheidene aanteekeningen had gemaakt betreffende zijne dagelijksche bezigheden, en vele regels en woorden onderschrapt, die het richtsnoer zijner handelingen en de troost zijner edele ziel waren geweest.

Den volgenden dag werd hij begraven. Slechts zijn bijzondere vrienden en de jongens, die hetzelfde huis bewoonden, zouden de koets volgen. Zij stonden in twee rijen op het plein, en de lijkkoets voor de deur. Juist ging de school uit, ieder zag dadelijk den lijkwagen met den wapperenden vederbos en de dubbele rij rouwdragers; allen bleven in eerbiedige stilte staan, tot dat alle scholieren en alle onderwijzers aanwezig waren; en allen, van denzelfden eerbied doordrongen, bleven zoodra zij de lijkkoets zagen, onbeweeglijk stilstaan, zonder dat er een woord werd gewisseld. Intusschen werd de kist naar beneden gedragen en op den lijkwagen geplaatst, die langzaam het plein overreed, tusschen die in dubbele rij met ontbloote hoofden, onbeweeglijk stilstaande vrienden. Zoo verliet Daubeny St. Wimfried en reed verder de eikenlaan door, en tot zoolang stonden de jongens roerloos als standbeelden op dit anders zoo luidruchtige voorplein.

Hij werd op het kerkhof onder den toren van de groote oude kerk begraven. Het was een lief plekje; men hoorde er het gemurmel der beek,

[pagina 121]
[p. 121]

en het werd door de groote heuvels beschaduwd; als men op dit aan de herinnering gewijde veld stond in heilig nadenken verdiept, dan hoorde men in de verte het plechtig eentonig geluid der groote zee. Daar werd hij neergelegd, en de levensstroom, een oogenblik gestuit, vloeide als immer met wild spattende golven.

Helaas! - - Maar waarom zouden wij zuchten bij eene zoo wijze bestiering, dat zelfs de dood van den allerbeste hier op aarde slechts eene kleine rimpeling op de watervlakte veroorzaakt, terwijl het een oogenblik later weder even geregeld stroomt als te voren?

Mevrouw Daubeny verliet dien avond St. Wimfried. Het maakte een droeven indruk, haar rijtuig beladen te zien met de koffers en andere eigendommen van haren zoon. Wie zou ooit weder dien cricketbal of die schaatsen gebruiken? Power en Walter namen afscheid van haar, toen zij op het punt was te vertrekken, en juist op het allerlaatste oogenblik kwam Henderson en zette, zonder een woord te kunnen spreken, iets op een der banken in het rijtuig. Het was een vogelkooitje met eene kleine kanarie, die hij en Daubeny hadden opgefokt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken