Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kobus Wempe (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kobus Wempe
Afbeelding van Kobus Wempe  Toon afbeelding van titelpagina van Kobus Wempe

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

Scans (34.68 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Illustrator

C.S.T.M. Oudenaarden



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kobus Wempe

(1931)–Ruurd Feenstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

VII.
Verkeerd begrepen.

Op een avond, een paar dagen na het mislukte zeiltochtje, zei Moeke:

‘Kobus, wil jij even op de deur passen? Ik moet een wasch wegbrengen.’

Kobus vond het best. Hij had een mooi boek om te lezen, zoodat hij zich niet hoefde te vervelen. Bovendien kon hij vanavond toch niet met Hero spelen, want die was vandaag met zijn vader mee naar Leeuwarden.

Kobus maakte het zich dus gemakkelijk. Hij schoof Moeke's leunstoel bij de tafel, haalde zijn boek uit de linnenkast en begon te lezen.

Even keek hij op, toen Moeke met een mand onder den arm door het hekje stapte

[pagina 101]
[p. 101]

en de straat opliep. Hij wuifde met zijn hand en keek haar na.

De buren zaten allemaal in hun tuintjes voor de huizen. Ze rustten uit van hun vermoeiend dagwerk en genoten van den mooien zomeravond. De mannen rookten hun pijp en lazen de courant, terwijl de vrouwen druk breiend een praatje met elkaar maakten.

Moeke groette haar buren beleefd, doch liep stevig door. Tijd om een praatje te maken, had ze niet.

‘Wat een verschil,’ dacht Kobus, ‘andere moeders zitten 's avonds fijn voor hun huis en mijn Moeke moet altijd maar werken. Zij heeft nooit eens vrij, en ze kan nooit eens heerlijk een avond uitrusten.’

Hij keek haar na, tot ze om den hoek van de straat verdween.

‘Arme Moeke,’ dacht hij.

Wacht, daar schoot Kobus iets te binnen. Hij zou haar eens een plezier doen. Hij zou theezetten, dan kon Moeke straks als ze thuis kwam, direct gaan zitten. Dan kon zij ook eens lekker op haar gemak uitrusten.

Kobus had nog nooit thee gezet, maar hij wist best, hoe het moest. Hij had het Moeke al zoo vaak zien doen.

[pagina 102]
[p. 102]

‘Eerst water opzetten,’ dacht hij.

Vroolijk fluitend liep hij naar de keuken. O, er was geen water meer in den aker. Dus eerst water putten. Hij lichtte het deksel van den regenbak op, liet het akertje in het water plonsen en haalde het vol weer naar boven.

Daarna vulde hij met den kokosnap den waterketel.

Nu het petroleumstel aansteken. Dat was een lastig werkje. Het was een driepitsstel. Kobus streek een lucifer aan en stak daarmee twee pitten aan. Nu de derde nog met een tweeden lucifer. Doch toen hij de derde pit met den lucifer aanraakte, brandde hij zijn pols aan de vlammen van de reeds brandende pitten.

Vlug trok hij zijn hand terug. Oei, dat deed erg zeer! Nog eens probeerde hij, doch weer mislukte het.

‘Dan maar met twee pitten,’ zei Kobus, terwijl hij zijn pols wreef. Het duurde dan natuurlijk langer, voordat het water kookte, maar Moeke zou nog wel een half uurtje wegblijven.

Ziezoo, nu den ketel op het stel gezet, dan kon het water zijn gang gaan.

Ondertusschen nam Kobus den trekpot.

[pagina 103]
[p. 103]

Hij goot er wat water in, schudde daarna flink en wipte de theebladen handig in het bleekveld.

Toen zocht hij het theebusje en deed twee schepjes in den trekpot.

‘Wat duurt het lang voor het water kookt,’ dacht hij. Even luisterde hij bij den ketel. Het water gonsde nog niet eens.

Kobus kon van ongeduld haast niet wachten. Hij haalde zijn boek in de keuken, en hield zoo de wacht bij den waterketel.

Na een poosje begon het water te zingen. Nu zou hij spoedig kunnen opgieten. Hij bracht alvast zijn boek maar naar de kamer. Van lezen kwam nu toch niets meer.

Daar begon het water te koken. Een witte wolk vloog uit de tuit.

Kobus greep zijn zakdoek en pakte daarmee den ketel vast. Langzaam goot hij het kokende water in den theepot, en voorzichtig, voetje voor voetje, droeg hij dien naar de kamer. Nu gauw het theelichtje aansteken, en den trekpot er op gezet.

Ziezoo, dat was klaar. Kobus wreef zich in de handen van plezier. Nu zou Moeke toch verwonderd staan te kijken, dat hij dat zoo maar alleen gedaan had.

‘Ik wou dat ze nu kwam,’ dacht hij.

[pagina 104]
[p. 104]

Even keek hij uit het raam. Nee, er was nog niets te zien. Hij zou dan zoo lang maar gaan lezen.

Wat voelde hij zich gelukkig, nu hij wat voor zijn moeder gedaan had. Wat zou ze straks opkijken!

‘Ik zeg er niets van,’ dacht hij. ‘Ik doe heel gewoon. En dan plotseling zal ze het merken.’

Van ongeduld zat hij te wippen op den stoel.

Ineens klonken er voetstappen op de straat. Het was Moeke.

Hij deed net, of hij niets hoorde. Strak keek hij voor zich in zijn boek.

‘Zoo meteen,’ dacht hij.

Daar hoorde hij Moeke in de keuken. Nu zou ze wel gauw in de kamer komen.

Kobus wipte op en neer van ingehouden plezier.

Maar ineens! Wat was dat?

Hij hoorde, dat Moeke het keukenraam opschoof en de keukendeur opengooide.

‘Wat zou er wezen?’ dacht Kobus.

Hij liet zich van zijn stoel glijden en liep nieuwsgierig naar de keuken. Hij opende de deur...

Toen zag hij het.

[pagina 105]
[p. 105]

De heele keuken zag zwart van den walm. Overal zweefden kleine zwarte stukjes en het rook benauwd.

Verschrikt keek Kobus om zich heen. Doch ineens:

Pats, pats, klonk het tegen zijn hoofd.

‘Daar!’ riep Moeke boos. ‘Wat doe je aan het petroleumstel te knoeien. Alles ziet zwart. Nu kan ik weer opnieuw beginnen. Jongen, jongen, wat plaag jij je moeder toch tegenwoordig.’

Kobus keek zijn Moeke met open mond en een vreemde glans in zijn oogen aan.

Toen, plotseling, keerde hij zich om, en holde naar de voorkamer. En daar, met zijn hoofd op de tafel, barstte hij in snikken uit.

O, o, wat een teleurstelling voor Kobus.

In zijn ijver had hij vergeten het petroleumstel uit te draaien, toen hij de theepot had volgeschonken...

Weg was zijn plezier. Zijn heele mooie plan, dat hij met zooveel vreugde had uitgevoerd, was mislukt. Hij had gedacht, dat Moeke zou lachen, en nu was ze boos. Hij had gehoopt, dat Moeke eens een fijnen, rustigen avond zou doorbrengen in haar stoel, en nu moest ze nog harder werken dan anders.

Hij had het zoo goed bedoeld, en nu...

[pagina 106]
[p. 106]

Luid snikte Kobus zijn verdriet uit.

Moeke werkte intusschen hard om haar keuken weer schoon te krijgen. Alles was vet van dien walm. Ze mopperde. Den heelen dag had ze al gewerkt en ze had gedacht eens een uurtje heerlijk de krant te lezen, en nu dit weer.

‘Die Kobus toch,’ bromde ze.

Maar ze zou toch eerst maar even theezetten. Ze had wel trek in een kopje. Waar was de trekpot?

Moeke zocht. O, die stond zeker nog in de kamer van vanmorgen. Ze liep het gangetje door en trad de kamer binnen.

Kobus huilde niet meer. Stil zat hij in zijn hoekje op zijn lage stoeltje. Met roode oogen keek hij in zijn leesboek. Maar van lezen kwam niet veel, hij dacht nog steeds aan zijn mislukte verrassing.

Vlug liet Moeke haar blik door de kamer gaan.

Daar zag ze het brandende theelichtje. En daarop stond de trekpot, waaruit een lekkere theegeur opsteeg.

Moeke kreeg een schok.

Ze slikte een paar maal. Geen woord kon ze zeggen. Haar gezicht werd rood, haar lippen trilden en ze voelde de tranen in haar

[pagina 107]
[p. 107]

oogen komen.

Nu begreep ze alles.

Ze vloog op Kobus toe, die schuw in zijn hoekje was blijven zitten.

‘Och jongen, beste jongen,’ zei ze met tranen in haar stem, terwijl ze hem tegen zich aandrukte. ‘Had ik dat maar geweten. Och Kobus, wat spijt me dat! Beste, beste jongen.’

Kobus begon weer zachtjes te huilen.

‘Ik wou u een plezier doen,’ snikte hij, ‘en toen had ik het stel vergeten uit te draaien.’

Stil bleven moeder en zoon rusten in elkaars armen. Zachte snikken klonken er door de kamer.

Na een poosje dronken ze hun eerste kopje thee. Moeke vond dat Kobus ze heerlijk gezet had. Kobus vond ze ook wel lekker.

Maar toch...

‘Ik zal nooit vergeten, wat mijn jongen voor mij gedaan heeft,’ dacht Moeke.

‘Dezen avond vergeet ik mijn heele leven niet,’ dacht Kobus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken