Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Voor het drinken de kurk uit.

 

Drinken werkwoord, middelnederlandsch drinken = oudnederfrankisch drinkan, oudhoogduitsch trinkan, (nieuwhoogduits trinken), oudsaksisch drinkan, oudfriesch drinka, angelsaksisch drincan (engelsch to drink), oudnoorsch drekka, gotisch drigkan, ‘drinken’, een alg. germaansch sterk ww. Uit het duitsch komen italiaansch trincare, fransch trinquer ‘klinken, drinken’. Oorsprong onzeker. Eén mogelijke etymologie is voorgesteld: indogermaansch dhreng - is de genasaleerde basis dhreg - vgl. Oudindisch dhrájati ‘hij glijdt voort, trekt op’, oudnoorsch drâk van ‘streep’. De g kan palataal geweest zijn, tenzij lett. dragát ‘rukken’ verwant is (zie echter bij dragen). Drinken zou dan oorspr. ‘naar binnen strijken’ zijn (vgl. bij zwelgen). Vgl. drank, drenken, dronk, dronken.

(Franck's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal; het aardigste boek uit 1929 dat ik heb.)

 

Morgenstond heeft touw in de mond.

[pagina 9]
[p. 9]

Niets

Soms gebeurt er totaal niets in de kroeg. Mannen komen binnen en gaan weer weg, en als ze weggaan, hebben ze wat gedronken, maar gebeurd is er niks. Dat kan soms uren duren.

Die middag was het ook weer eens zo ver. Het was koel binnen en iedereen die binnenkwam pufte van de vochtige hitte en vroeg om pils. Al drinkend kwam men dan tot de conclusie dat het warm was, en dat de koelte binnen ook maar schijn was, want dat drukkende hing bij nader inzien ook binnen. Al met al, meteen een onderwerp om over te praten, in korte zinnen: we hebben weinig zomer, en daarom kanker je niet op deze vervloekte, vochtig, lome, pestrothitte. Maar verder gebeurde er niets.

Een lange man met maar twee boventanden stond lange tijd met verbazing te kijken naar een man in een gele plastic regenjas, die net moedeloos aan zijn tweede pils was begonnen. ‘Mot je kijke,’ zei de lange tegen zijn buurman, ‘die vent in die jas, hoe houdt-ie het uit. Met dit weer!!’

‘Ja,’ zei de buurman, ‘je hebt van dat soort mensen, die hebben een nieuwe jas en die lopen ze in, zelfs al zweten ze peentjes.’

Zo zeiden ze nog een paar dingen totdat de man in de plasticjas de ober riep en zei: ‘Zeg tegen die heren dat ze allebei van mij een pilsje kunnen krijgen, als ze verder hun bek over mijn jas houden, wil je?’

De ober bracht de boodschap over en ze accepteerden het pilsje graag. Er verstreek een kwartier waarin niks gebeurde. Toen riep de lange met de boventanden de

[pagina 10]
[p. 10]

ober en zei: ‘Geef die vent met die jas een pilsje van mij. Dan heeft-ie het terug, want ik heb ontzettende zin om te zeggen dat iemand die met dit weer zijn jas aanhoudt ergens niet gezond kan wezen.’

Er kwam een man binnen, hij droeg een manchester broek en een geruit hemd. Hij liep rechtdoor naar het toilet en kwam daaruit te voorschijn met een nat gezicht en nat haar. ‘Ik most effe onder de kraan,’ zei hij tegen de ober, ‘geef mij maar een pils, en ook maar een jonge om hem meteen vast te leggen.’ Even later kwam er nog een man in een geruit hemd binnen die naast de andere ging staan. ‘Waar heb je de wagen gezet?’ ‘Hier op de hoek.’ ‘Laten we de bon dan sam-sam betalen.’ Er verstreek weer een kwartier waarin niks gebeurde.

Toen ging een van de geruite hemden naar buiten, ‘effe kijken of we al een bon hebben,’ zei hij. Hij kwam terug. ‘Geen bon! Maar hiernaast op het terras, daar zit een wijf! Jongen, zo zie je ze haast niet meer. Fantastisch! Moet je 's gaan kijken.’

De ander dronk nog wat bier en stapte toen naar de deur. Hij leunde nonchalant tegen de deurpost, keek eerst wat in de lucht, toen naar rechts en kwam terug. ‘Ja, geweldig,’ zei hij, ‘wat een stoot. Je moet ook 's gaan kijken.’ Dat zei hij tegen de ober, die het gesprek met interesse gevolgd had. De ober aarzelde. ‘Toe, ga nou maar,’ zei de tweede man, ‘je zal er geen spijt van hebgen. Een wijf waar je van tegen het plafond vliegt.’ De ober dacht er een hele tijd over na, toen wandelde ook hij naar de deur, leunde tegen de deurpost, keek nochalant naar de lucht, toen naar links en daarna kwasi-toevallig naar rechts. Daarna wandelde hij terug, met een vrij strak gezicht. ‘En?’ zeiden de mannen, ‘heb je genoten?’

Maar de ober speelde niet mee. ‘Dat mens kan er ook niks aan doen dat ze zo dik is,’ zei hij knorrig.

[pagina 11]
[p. 11]

En er gebeurde verder weer niks.

Een brede man kwam binnen in een lichtgrijs zomerpak en met een forse zwarte hoed op. Achter hem liep een vrouw met een rieten boodschappentas. Hij liep naar de bar en vroeg om een pils. De vrouw pakte een stoel en ging naast de deur zitten, de tas op haar knieën. ‘Mot zij niks?’ vroeg de ober.

‘Zij niet,’ sprak de man achteloos, ‘ze komt alleen maar naar me kijken. Ze wil graag weten wat ik uitvoer. Nou, als ze wil kijken dan mag dat van mij. In het begin was het niet aangenaam als iemand op je vingers zat te kijken als je een pilsje pakte, maar ik ben er al helemaal aan gewend. Het is al bijna zo dat ik haar mis, als ik 's alleen in een café kom.’

Hij dronk zijn pils langzaam op, en verder gebeurde er niks. Hij nam zelfs nog een tweede en rekende toen af. ‘Nou, 't zou niks voor mij zijn,’ zei de ober daarbij, met een korte knik naar de geduldig wachtende vrouw.

‘Ach,’ zei de man, ‘je raakt er écht aan gewend. En je kan wat terugdoen! Moet je mij tussen zes en zeven bij de keukendeur zien zitten.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken