Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

Een oude provo

‘Meneertje, ik ben er veel te oud voor. Ik doe daar niet aan mee. Het leek even zo, want ik trapte een agent op zijn hiel. Niet opzettelijk, ik zag die hiel voor me en hup, daar ging mijn voet. Dat was alles.

Ik was er niet eens opzettelijk heengegaan. Ik kwam uit de bioscoop. Parisien. Parisien, mijn idee. Er was een film over sex. Baai der begeerten, maar dat viel zwaar tegen. Het gaat over twee vrouwen. En over twee mannen. Die twee vrouwen kleden zich voortdurend uit - en dan wordt het weer even donker, het aankleden dat schenken ze ons. Terwijl ze zich uitkleden praten die vrouwen met die mannen. Wat ze zeiden weet ik niet want ik zat lekker onderuitgezakt, dus ik kon de ondertitels niet lezen. Dat zei mij dus niks. Het uitkleden zei mij verder ook niks, het was geen vakwerk. Gewoon kleren uitdoen, meer niet. Af en toe viel een borst bloot. Niks bijzonders, net zo koud als ik het nu tegen u vertel. Af en toe deden ze een broekje uit. Nou, dat heb ik ook al eens gezien. Dan liep zo'n juffrouw in d'r blote reet het donker in. Dan hadden we genoeg gezien - en dat vond ik dan ook, eigenlijk. Ach, zo'n broekje uitdoen. Meneertje, ik ben nooit eenkennig geweest. Ik weet al vijftig jaar waar Abraham de mosterd haalt. En ik weet ook waar die 'm naar toe brengt.

Baai der begeerten! Vier weken geprolongeerd! Wat bezielt de wereld. Het leek wel of je in een paskamer zat. Ze zeggen nu al bijna honderd jaar dat de wereld almaar slechter wordt en nog kunnen ze geen lekkere film maken.

Nee, meneertje, de enige lol die ik vanavond gehad heb was toen ik die agent even op zijn hielen stond.

[pagina 33]
[p. 33]

Vroeger woonde ik in k., dat is een klein dorpje en daar vochten we elke zaterdagavond met de politie. Ik zat daar in een mooie club. De Zwarte Hand. Dat was natuurlijk niks bijzonders, want elke club heette toen de Zwarte Hand. Meneertje, de keet die wij toen schopten, daar is tegenwoordig niks bij. Zo'n provogedoe, dat is een keetje vergeleken met wat wij vroeger deden. Wij luidden de kerkklokken, wij spijkerden huisjes van ouwe vrouwen dicht, wij schoven bij oude vrijsters rauwe winterpenen naar binnen en wij pisten op de aardbeien van de burgemeester. Dat vond je leuk, toen.

Als we dat deden, op zaterdagavond bijvoorbeeld, dan was de oude veldwachter altijd net het dorp uit. Dat was altijd heel toevallig. Hij moest dan net vijf kilometer verder een katje uit de boom halen. Toevallig. Waarschijnlijk fietste zijn vrouw zich zaterdagsmiddags rot om dat katje erin te gaan zetten.

Maar de gezeten burgers die pikten dat niet, dus die ouwe veldwachter moest eruit. Mooie term, he. De gezeten burgers. Geen televisie, maar toch zaten ze de hele avond. Dat heeft met televisie niks te maken, die maakten zich net als nu dik over alles, dus die moesten zitten. Dat kan je van elke generatie zeggen: wie een beetje poen heeft, is van het zitvlak. Gezeten burger, zo zit dat, meneertje.

Toen kwamen er twee jonge agenten. En toen werd het pas mooi leuk. Kijk, wij verzamelden met de Zwarte Hand aan de ene zijde van het dorp of aan de andere, bij de eik of bij de beuk. De eik stond er sinds Wilhelmina geboren was en die beuk omdat ze getrouwd was. Of omgekeerd. Officiële bomen met bakstenen banken eromheen, waar niemand op zat omdat je kont vertinde. Dus die agenten moesten uit elkaar en elk een boom onder observatie houden.

[pagina 34]
[p. 34]

Nou waren het geen slimme jongens. Ze wisten dat de pet met de klep naar voren moest, maar veel meer ook niet. Dus die bedachten dat ze dan onderling maar contact moesten houden met fluitsignalen. Nou, je kan nagaan dat we ze wekenlang als gekken over het dorp hebben laten rennen. Het schijnt dat een van die agenten later nog bij de marine is gekomen omdat hij zo goed erwtensoep kon maken.

Toch doet het mij nog goed dat ik net bij die happening die agent op zijn hiel heb getrapt. Ik dacht in een flits: waarom niet? 't Blijft ten slotte een risico: ze pakken je tegenwoordig al op omdat je voor hun voeten loopt, dus laat staan als je op hun hielen terechtkomt.

Nu hadden wij als Zwarte Hand ook een keer ruzie met een boer. Waarom weet ik niet meer. Waarom dat moet je nooit vragen. Waarom zit tante Koos onder de vlooien?

Die boer was een heerserstiep. Een sterke vent bovendien. Er liepen zo zeven à acht dagloners rond die al eens een hark naar hun kop hadden gehad van die boer. En als hij spoog zat er een gaatje in de grond. Zo'n boer was dat, weet je wel, meneertje.

En die boer had een dochter en die heette Teuntje. Dat was een mooi meisje. Ik herinnerde me dat van tóén, dus hoe ze precies in mekaar zat weet ik niet meer. Op zo'n dorp ben je al gauw tevreden, dat is waar, maar 't was een mooi meisje. Zeer gezond vlees op de botten. Niet? Als die boer spoog had-ie al een gat in de grond, dus die Teuntje kon er wel mee door.

Nou hadden wij dus ruzie met die boer. En om wraak te nemen zouden we op een avond een wagen van hem, een hooiwagen, uit de schuur rijden, het dorp in en daar dan in de dorpsstraat wat mee donderjagen. Ik weet de details niet meer, misschien wouwen we er wel een goeie

[pagina 35]
[p. 35]

fik in gaan maken. Hoe kan ik nou nog weten wat we tegen die boer hadden? Mijn hersens verjaren ook.

Wij sluipen dat erf op, tegen middernacht, een paar gaan voor aan die wagen, bij de boom, de rest er achter en daar gingen we.

Nou hadden we blijkbaar niet zachtjes genoeg gedaan, want we waren nog geen 500 meter de weg op, of die boer komt ons achterna rennen. Nou, toen waren er een paar en die riepen: rij hem in de sloot. Ik zeg 't nou in het Nederlands; in de taal die ik toen sprak was het: rij 'm in de dulf.

Op dat moment gebeurt het. In de wagen zit nog wat hooi en uit dat hooi staat Teuntje op. En meneertje, zij was zeer bloot van boven. Nou, iedereen viel stil, want dat zag je daar ook niet altijd. Een zeer aardig tafereeltje. Maanlicht bestraalt, maanlicht onthaalt. En terwijl de boer aan komt stiefelen verrijst naast Teuntje ook nog een boerenjongen, die min of meer klaar was om in de tobbe te gaan. Die boer ziet dat even aan, draait zich

illustratie

[pagina 36]
[p. 36]

om en gaat er weer even hard van door. Die nam een houding aan van: “Ho maar, voor mij hoeft het niet meer.” En die Teuntje kwam er die avond ook niet in.

Dat was bijna het einde van De Zwarte Hand, want er was een gedeelte dat zoete broodjes ging bakken. Begaf zich naar de boer om voor Teuntje genade te smeken. Die zijn door de boer goed lamgeslagen. Ja, daar hield-ie van. Nou ja, die jongens hebben dat weer op die twee agenten gewroken, dus zodoende kwam het toch weer rond.

Het kwam trouwens helemaal weer prachtig rond, want Teuntje bleek al gauw ook met die jongen te moeten trouwen. En toen die boer de gein er van inzag, zijn ze op die hooiwagen naar het stadhuis gereden. En wij hebben ons in de schuur mogen zatzuipen. Dat hebben we ook gedaan. We voelden ons een beetje vader, denk ik. Vroeger, meneertje, toen was het echt leuk.

Maar ik vond het zeer geinig dat ik die agent op zijn hiel heb kunnen trappen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken