Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

Lou

Toen ik de hoek omkwam zag ik dat er maar één taxi bij de standplaats stond. De chauffeur, een kleine man in een opzichtig jasje, liep een beetje schommelend, met loshangende armen om zijn voertuig heen, als een luie keeper die zich afvraagt of het zin heeft zich los te trappelen. Ik begon haast te maken om een eventuele telefoneerder voor te zijn, maar ik vertraagde weer toen van de andere kant een dame op de taxi toeliep. Een mooi opgeschoten vrouw, die statig-langzaam stapte; ze had iets van een stootblok.

Ze kwam bij de taxi, opende haar tas en overhandigde de chauffeur een papier. Ze zag mij aankomen en wachtte, gaf ook mij een papier en zette zich weer in beweging, zonder een woord te zeggen. Er stonden zes coupletten van een vers op het papier. ‘Dus mensen komt u naar de liefde. Want Lou is de behoudenis’, las ik, terwijl ik instapte.

De chauffeur was ook nieuwsgierig, want onder het rijden keek hij door het stuurwiel naar de tekst. ‘Nu is de arke weer op aarde,’ las hij voor, ‘en weder lacht men en bespot. Voor hen heeft Lou en Mien geen waarde, té laat zien zij dan God. Want de zuurstof wordt steeds minder. De stikkingsdood is reeds nabij. Maar Lou en Mientje met hun kinderen. Vormen een eeuwig huisgezin.’

Hij liet het papiertje achteloos vallen en zei: ‘De vent die moest rijmen kreeg ook gebrek aan asem.’ Na enig nadenken voegde hij eraan toe: ‘U moet het mij maar niet kwalijk nemen, maar als ik zoiets lees heb ik zin in even lekker lachen. Niet dat ik geen eerbied heb, dat

[pagina 81]
[p. 81]

niet. Ik gun ieder zijn sekte. Mits hij mij even lekker lachen gunt.

Ik ben ook geen atheïst of zo, ik ben kerks opgevoed. En vroeger kwam er ook heel wat kerk aan de deur. We waren pas getrouwd, er wordt gebeld, mijn vrouw doet open en roept: “'t Is van de kerk!” En ik roep: “is 't voor ons of voor centen?” 't Was zo'n gemeente met een fonds voor alles: verjaarfonds, zendingsfonds, en een boxfonds als de dominee wéér een kind had.

Nou, en toen we drie keer gehad hadden dat het voor centen was ben ik ermee opgehouden. Maar daarom gun ik ieder zijn sekte nog wel.’

Hij zweeg en rondde bazig een rotonde. ‘Toch,’ hernam hij even later, ‘is het evengoed zonde van zo'n wijf. De hele dag met die papiertjes rondleuren. En als ik zo even goed door d'r goed heb heengekeken is het er één, waarvan je het grage vlees door geduldige oefening mals moet houden, maar die dan ook garant staat voor een flink huisgezin.

Ja, je zal zo'n stoot thuis hebben, maar dan blijkt dat ze geen tijd heb om een goeie bak warm eten te maken, want ze leurt voor Lou. En 's avonds gaat ze preken, dat de zuurstof alreeds minder wordt en de stikkingsdood nabij. Dan zeg je toch ook: doe mijn vogeltje maar tien keer in de lucht.

U moet mij niet misverstaan: ik weet dat die mensen gelóven en d'r niet buiten kunnen. Vroeger in west had ik een buurman en die was communist. Nooit thuis, elke avond naar partijvergaderingen. Tot zijn vrouw er zo tabak van kreeg dat ze verdween, ze ging zélf de hort op. Toen was-ie meteen bekeerd. Ja, elke avond in een mooi rood hemd gelijk bezit voor iedereen roepen is mooi, maar als je vrouw het dan in praktijk gaat brengen ga je twijfelen.

[pagina 82]
[p. 82]

Maar het bloed kruipt, hoor. Twee jaar later, het was toen al oorlog, kwam hij met een nieuwe vrouw aanzetten en die was van een sekte. Een soort Jehova Getuigen. Nou, daar was-ie al gauw prediker van en ze hielden bij hem thuis geheime diensten. Vooral dopen. Op zondag was het bij hem in de badkamer dopen. Zeer amusant om te horen. Onze badkamer lag onder de zijne en soms zetten mijn vrouw en ik 's zondagsmiddags onze fauteuils in onze badkamer om lekker te luisteren. Dat is zeker twee jaar doorgegaan. Voor mijn gevoel is daar zeker een kwart van de Amsterdamse bevolking gedoopt door onderdompeling.

Ja, u weet dat misschien niet meer zo, maar je had weinig in die oorlogsjaren. De mensen verveelden zich. Ik kan me goed indenken dat er toen een hoop gedacht hebben: kom, ik ga me zondag 's laten dopen. Je ziet nog 's een paar andere mensen en je wordt nog schoon ook.

Ik zeg 't misschien wat schertsend, u moet me dat maar niet kwalijk nemen, het is de napret.

Je kan natuurlijk niet in alle gevallen lachen. Soms wordt 't bedenkelijk. Wij hebben een collega gehad, een taxichauffeur en die was in Lou. Ik heb 'm nooit gesproken, want ik ging altijd apart staan als hij eraan kwam. Hij ging dan altijd vertellen dat hij aspirant-engel was. Nou, daar kon ik niet bij blijven staan want als ik sta en ik moet lachen dan trek ik gelijk krom.

Maar het beroerde was dat hij klanten probeerde te bekeren. En als er klanten waren die er op in gingen dan kregen ze al gauw ruzie over de onsterfelijkheid van Lou en zo. En dan riep hij: “ik zal bewijzen. Dan laat ik Lou deze taxi besturen.” Hij haalde dan zijn handen van het stuur en stak ze onder zijn kont.

Dat is toen aangebracht bij de bazen en hij ging eruit, natuurlijk. Later is het hem bij Lou niet bevallen en toen

[pagina 83]
[p. 83]

is hij God van z'n eigen geworden. En daarna heeft nooit iemand meer van hem gehoord. Dat is ook logisch, hij heette Jansen.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken