Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 159]
[p. 159]

Een partijtje

De gastvrouw had één blote schouder. Dat viel eigenlijk meer op dan de jurk die haar rest bedekte, alhoewel hij ontworpen was door iemand die het kon en zo te horen behoorlijk in was. Die ene schouder was ongeveer de blote lijn die door de hele party liep, want elke man deed zijn best om die schouder even aan te raken. Sommigen deden dat met Hollandse hartelijkheid, een flinke kletsenlde hand en een paar klopjes toe, anderen lieten hun handpalm er even strelend overgaan. Een enkele waagde het zelfs, om er, onder een stortvloed van woorden, een vluchtige kus op te drukken. Er zat zelfs korte tijd een vleugje mayonaise op, toen iemand met een snor, te kort na het koude buffet, zo'n snelle kus afgaf.

Zo'n schouder gaat een eigen leven leiden. Pas toen er, enkele uren later, erg veel geschonken was, kwam iedereen weer een beetje dichter bij de grond. Een wat oudere man in een te zwart pak zei toen hardop tegen de gastvrouw: ‘Zeg, eh, heb je er aan de andere kant nog zo een?’

Het zijn dat soort zinnen die zo'n bijeenkomst een beetje dragelijk maakt. Er was een admiraal buiten dienst, een lange kaarsrechte man met benen die iets te wijd uit elkaar liepen, alsof hij pas aan de wal ontdekt had zeebenen te moeten aankweken. Hij had grote waterblauwe ogen, waarmee hij over alle aanwezigen uitkeek Ik hoorde hem tegen iemand zeggen: ‘Ze hoeven mij niks wijs te maken. Als ik een okshoofd zie, dan zie ik een okshoofd.’

Hij had trouwens een humoristische kijk op de paraatheid van de Nederlandse Marine. ‘Die jongens van

[pagina 160]
[p. 160]

tegenwoordig. Die hebben geen puistjes meer, maar gelijk kippevel. We hebben steeds meer officieren nodig om bij die jongens de handen uit de zakken te krijgen. Ik ging 's ochtends wel eens kijken of er één bij was die zich zelf al scheren moest. Dat kwam voor! Af en toe stond er één zich te scheren. Hij moest wel verrekt diep snijden voor er bloed uitkwam, maar hij schoor zich. Dan zei ik: ik kom over vier weken wel weer eens kijken. Als het terugkomt.’

De admiraal praatte trouwens graag over zijn jongens van vroeger. In de grote kamer, waar de bar was, hoorde ik hem tegen de ober zeggen: ‘Fut! Fut? Dat was het

illustratie

[pagina 161]
[p. 161]

enige woord dat ze nog nooit op de schutting hadden zien staan.’

En even later: ‘Als je dan commandeerde: “vuur”, dan staken ze hun shagje aan.’

Een oudere dame onder een schemerlamp: ‘Gerda zoekt altijd een aardige man uit om haar het toilet te wijzen. Maar ik vraag me af: wat heeft het voor zin als je toch niet moet?’

En een andere dame, ook onder de schemerlamp: ‘Henk heeft zulke knieën in zijn broek, dat hij steeds kleinere passen moet nemen.’

Op zo'n bijeenkomst raak je ook wel eens in gesprek.

illustratie

[pagina 162]
[p. 162]

Je moet iets doen als je met een glas in de hand staat. Er was een man die zich als arts aandiende en mij uitlegde dat er nog steeds een aantal vrouwen is, dat zich nimmer uitkleedt waar haar man bij is en daarom periodiek naar de arts trekt, alleen om het genot een keer overdag wat kledingstukken te kunnen afleggen. Ik: ‘Waarom, denkt u?’ Hij: ‘Ik zou het niet weten. Ik zeg, mevrouw, het spijt me, u heeft niets. En dan zegt zij: nou dokter, dan trek ik mijn kleren maar weer aan. Ik kan het misschien best verklaren, maar ik wéét het niet.’

Niet lang daarna hoorde ik hem, tegen een andere persoon zeggen: ‘Er loopt hier een vent rond, die denkt dat ik arts ben.’



illustratie

[pagina 163]
[p. 163]

Een heer tegen een tweede heer: ‘Wij hebben jarenlang een knellenvanger thuis gehad. Maar op den duur ging 't niet meer. Toen begon hij aan moeder.’

Daarna begonnen ze somberder te kijken en inderdaad, na een kwartier ving ik uit hun gesprek op: ‘Ik denk dat ik zelf maar een boek ga schrijven. Wat zal ik almaar de ellende van ánderen lezen!’

Na het koude buffet, een dame: ‘Nog één zo'n aardappelsalade en ik ben weer vier dagen zwanger.’

Dezelfde dame over een andere dame: ‘Ja! Kunst, als je je haar en je schoenen met dezelfde rotzooi verft.’

Een wat oudere heer, in avondtoilet, nadat hij al koffiedrinkend en naar de blote schouder van de gastvrouw

illustratie

[pagina 164]
[p. 164]

kijkend, complimenten over de koffie had afgegeven: ‘Ach, wat wil je? Ik heb over de hele wereld koffie gedronken. In India heb ik koffie gehad met heilige melk...’

Er was ook een mooi jong meisje, in een verrukkelijk kort minijurkje, met aan de voorzijde een duidelijke, provocerende rits, die om het aantrekkelijk te maken aan het ritsertje, aan de bovenzijde, een grote ring had hangen. Men mag vrijelijk aannemen dat iedereen al luide te kennen had gegeven aan die ring te willen trekken. Bezie althans de dialoog tussen twee hippe jongelieden.



illustratie

[pagina 165]
[p. 165]

1: ‘Moet je horen wat mij is overkomen met dat wijfie met die rits.’

2: ‘Jij hebt 'm opengetrokken?’

1: ‘Nou, ik zei dat die ring een soort uitnodiging was om aan te trekken. Terwijl ik dat zei steek ik mijn vinger er naar uit. Maar zij zegt: niks ervan, en tegelijk slaat ze mijn arm weg. Maar daardoor bleef mijn vinger in die ring hangen en meteen ritst het zeker twintig centimeter open.’

2: ‘En? Zag je alles?’

1: ‘Ja. Ik zag alles. Maar ze had niks.’



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken