Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

Dolf

Zaterdagmiddag heb ik Dolf zien vallen. Het zat erin dat het een keer zou gebeuren, maar ik had niet verwacht dat het zo in zijn werk zou gaan. Ik kwam tegen half zes in het café en als gewoonlijk stond hij er.

Deze dag in een blauw pak - door de week draagt hij daagse kleren, maar zater- en zondagen verschijnt hij in het blauw. Zijn gezicht is voor mij veel moeilijker te beschrijven dan zijn nek. Want ik zit meestal aan een tafeltje en hij staat aan de bar, met zijn rug naar me toe. Hij heeft dun, grijs haar dat geplakt tegen zijn achterhoofd zit. Zijn nek is fors, met vier zeer diepe rimpels, die het geheel in vijven verdelen. Vijf oude boterhammen, ruw op elkaar gestapeld.

Dat vallen van hem zat er altijd al in, zei ik. Want Dolf houdt zich altijd vast aan de bar. Meestal rusten beide handen op de barrand, soms één, dat is als hij zijn glaasje naar de mond brengt. Hij staat daarbij niet stil, hij wiegt langzaam heen en weer ergens ter hoogte van zijn heupen. Een vreemd gezicht, vooral omdat hij soms met krachtige pas kan weggaan. Soms ook heeft hij die krachtige pas niet.

Terwijl Dolf daar stond kwamen twee buitenlanders even aan mijn tafeltje zitten. ‘Do you speak English?’ ‘Een beetje,’ zei ik, want je weet nooit wat ze willen.

‘Waar kunnen we de prostituées vinden?’ Een vraag waarbij je je een soort wulpse vvv gaat voelen. Met de vereiste armgebaren schetste ik de weg die ze hadden te gaan.

‘Dat zijn toch die die achter de ramen zitten?’ vroeg een van hen, en hij trok met zijn handen een vierkant in de lucht.

‘Zeker wel,’ zei ik, ‘anders zijn ze zo moeilijk te vinden voor buitenlanders.’

[pagina 42]
[p. 42]

‘Zijn ze goed?’ In deze vind ik dat je je landgenoten niet kan afvallen, maar een volmondige bevestiging ging me ook te ver. ‘De meeste zijn zeer goed, maar ja, ik heb ze ook niet allemaal in de hand.’

‘Is het waar dat er bij zijn, die naakt achter de ramen zitten?’ Ook hier weer zo'n geval dat je de reputatie van je eigen land geen schade wil doen, gezien het enthousiasme waarmee de vraag gesteld werd. ‘Met dit weer?’ zei ik aarzelend, ‘als de wind zo op de ramen staat als vandaag denk ik dat de meesten wel iets aantrekken. Ze worden wel ingeënt, maar meestal niet tegen de griep.’

‘Thank you, sir,’ zeiden ze samen en zeer beleefd, maar ze bestelden allebei eerst nog wat te drinken, dus ik denk toch dat ik niet genoeg koopkracht in mijn antwoorden had gedaan.

Inmiddels had Dolf gezelschap gekregen van Kobus, een vrij jonge man, in een licht kostuum met afschuwelijke ruiten. ‘Geef mij twee pilsjes tegen één borreltje van Dolf,’ zei hij tegen de barkeeper, ‘dan kunnen we straks samen een taxi nemen. Dat doen we altijd. Ik heb mijn Porsche hier voor de deur, maar dan vraag ik de taxichauffeur of hij hem om de hoek zet, want hier mag je 's ochtends na achten niet parkeren. En je denkt toch niet dat ik 's zondags m'n bed uitkom om mijn auto te halen. Bij mijn geboorte was al bekend dat ik alleen geschikt was om te liggen. Maar je weet hoe de maatschappij is? Hard! Dus kan ik alleen 's zondags in bed liggen.’

Dolf stond bij deze monoloog vriendelijk te knikken en wiegde langzaam in de heupen. Het tafereeltje zou zo kalm en vriendelijk gebleven zijn, als niet plotseling een kleine man verschenen was. Hij droeg een keurige, te bruine overjas en een bruine gleufhoed. Zijn gezicht was rond en rozig, alsof hij zich veel te lang geschoren had. ‘Jongens,’ riep hij uit, ‘daar komt Bennie. En Bennie voelt zich machtig verkwikt, Bennie heeft leut.’ Hij bestelde een cognacje.

[pagina 43]
[p. 43]

‘Wat kijk je somber, Dolf,’ ging hij verder, ‘jij hebt niet dat vrolijke, jij wordt toch niet oud? Jij wordt toch geen grote zak met vlees en benen? Christus, wat krijg jij een afschuwelijke pens. Bij jou van binnen hoeft maar één bloedlichaampje de verkeerde kant op te gaan of jij stort als een sneeuwpop in elkaar. Neem een voorbeeld aan Bennie! Ik ben nog fit. Ik spring nog zestig keer touwtje voor ik de deur uitga.’

Hij deed een stap achteruit en begon touwtje te springen met een imaginair touwtje. Hij telde erbij en ik moet tot zijn eer zeggen dat hij zonder moeite de veertig haalde. Dolf, de beide handen aan de bar, keek met een glimlach toe. De uitdrukking op zijn gezicht leek voornamelijk blijdschap over het feit dat hij zijn ogen nog evenwijdig kon richten.

‘Veertig keer,’ zei Bennie, ‘en dat met mijn overjas aan en mijn hoed op. Moet je nagaan wat ik thuis presteer als ik in mijn nakie sta.’

‘Dan krijg je dat touwtje niet over je buik heen,’ riep Kobus en iedereen begon hartelijk te lachen.

‘Toch zit er iets in,’ zei Dolf langzaam, terwijl hij zijn glaasje leegdronk.

‘Zeker,’ zei Bennie. ‘Ik kan ook diepe kniebuigingen maken, kijk maar.’ Hij ging enkele malen zwaar door de knieen. ‘Ach, je moet vrolijk zijn, al dans je maar een beetje rond.’ Hij begon rond te springen, waarbij hij af en toe zijn voeten opwierp tegen de achterkant van zijn dijen. Hij lachte er stralend bij en inderdaad, het was een vrolijk tafereel.

‘Hij heeft gelijk, Kobus,’ zei Dolf. ‘Ik weet dat ik van binnen vastgroei.’ Hij liet de barrand los en begon, voor zover hij het kon opbrengen, hupse sprongetjes te maken. Hij draaide zelfs geheel in de rondte en begon daarbij te lachen. Maar zijn gewicht speelde hem parten en toen hij na de laatste draai de barrand wilde grijpen, pakte hij mis en

[pagina 44]
[p. 44]

viel langzaam en zwaar op de betegelde vloer. Zijn grijpende hand sloeg het pilsje van Kobus over diens mooie grijze pak met de afschuwelijke ruiten. Er waren meteen zeven vrijwilligers om Dolf weer recht te zetten, en de barkeeper tapte meteen weer een nieuwe pils. ‘Ik ben nat tot in mijn liezen,’ riep Kobus.

‘Dan kan de schimmel weer verder groeien,’ grapte Bennie, die daarna Dolf op de schouders sloeg en zei: ‘Doorgaan, jongen, dat had ik in het begin ook. Maar je moet je spieren tonen dat het ernst is. Die denken al jaren dat je er tabak van hebt.’

Dolf, zijn handen weer aan de bar, grijnsde zuur: ‘Als je zo doorgaat doe ik het nog 's,’ zei hij. Er werd hartelijk om gelachen.

‘Gelukkig dat u niet op uw stuitje viel,’ zei de barkeeper. ‘We hebben hier eens iemand gehad en die viel op zijn stuitje. Die hebben ze met een ambulance moeten halen.’

Dolf snoof verontwaardigd: ‘Stuitje! Man, dat heb ik niet! Ik voel al jaren of ik wel een stuitje heb. Maar ik heb er geen! Waarom denk je dat ik al die jaren me aan de rand van de bar moet vasthouden?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken