Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

Marleen

Ik zat in een groot café een krant te lezen, aan een tafeltje met een dik pluchen kleed en een perkamenten schemerlampje erop. Er vervoegden zich twee mensen bij me, een man en een vrouw die mompelend informeerden of de andere stoelen bij het tafeltje bezet of vrij waren, ik hoorde niet welke van de twee mogelijkheden ze precies bedoelden, dus ik knikte maar wat.

Ze gingen zitten, zo ver mogelijk van elkaar. De vrouw haalde een pocketboek uit haar tas en begon te lezen. De ober kwam en ze bestelden beiden sherry.

‘Marleen’, zei de man, ‘hoe lang ga je zo nog door?’

Ze keek niet op. ‘Ik? Die is goed! Ik ga niet door, jij gaat door!’

‘Marleen,’ zijn stem klonk uiterst vermoeid. ‘Dat is niet eerlijk wat je doet. Je zegt altijd dat we een ruzie zo gauw mogelijk moeten proberen bij te leggen en nu blijf je zó doen.’

De vrouw gaf geen antwoord en las door.

De man keek me aan en haalde zijn schouders op. ‘Het is altijd zo,’ zei hij tegen me, ‘als we ruzie hebben, dan heb ik er na tien minuten al spijt van. Dan wil ik ophouden. En zo is zij ook. Dat zal ze nou niet toegeven want ze is nou pis op me. Maar als ze gewoon is dan zegt ze ook: als we ruzie hebben, laten we dan er zo gauw mogelijk mee ophouden. Even toegeven, en na tien minuten is het de wereld uit. Moet je d'r nou zien. Al de hele dag loopt ze met een kop als een donderwolk en een onderkin als een juttepeer. Toen we uit de tram stapten ging ze ook nog op mijn hielen staan.’

De vrouw legde haar boek met een klap op tafel: ‘Als we niet hier in een openbare plaats waren dan had ik dit boek

[pagina 62]
[p. 62]

naar je hersens gegooid,’ zei ze. ‘Wat is dat voor een zakkerige manier van doen, tegen een wildvreemde te gaan praten over onze ruzie? Wat heeft die vent ermee te maken? 't Is toch onze ruzie. Als je het zo moeilijk hebt ga dan naar een dominee of naar een psychiater, maar ga niet tegen wildvreemden onze vuile was ophangen.’

Ik was midden in haar tirade alweer begonnen met mijn krant te lezen, maar de man liet niet af. ‘Moet je dat nu weer horen, meneer,’ zei hij tegen me. ‘Nou gaf ik haar toch móói de gelegenheid om het weer goed te maken. Ze had alleen maar hoeven te zeggen dat ik gelijk had en dat we beter konden stoppen. Maar doet ze dat? Nee, ze gaat verder. Ze gaat door. Ze dramt door.’

De vrouw pakte haar boek en sloeg het open. ‘Luister maar niet naar dat gezwets. Dat is zijn afkomst. Zijn vader was een krentenweger en zijn moeder haalde de boontjes niet af uit angst voor verlies van vitamines.’

‘Marleen!’ De man kreet het bijna uit. ‘Dat is schaamteloos! Wat kan ik er aan doen dat mijn vader kruidenier was? Maakt mij dat soms minder? En wat heeft deze man daarmee te maken? Ik vind het vreselijk wat je nu gedaan hebt.’

‘Kom nou,’ zei ze koel, ‘wie is er tegen die vent begonnen, jij of ik?’

‘Ik,’ zei hij. ‘Maar ik ben niet begonnen met dit soort vertrouwelijke dingen. Dingen over iemand zijn familie, dingen die pijn kunnen doen. Ziet u,’ ging hij verder tegen mij, ‘zo doet ze altijd, altijd onnodige dingen erbij halen. Ik zeg zo vaak tegen haar: als we ruzie hebben, hou het dan beperkt tot het onderwerp, haal er geen dingen bij die er niets mee te maken hebben, dat geeft later alleen maar méér moeite om het weer goed te maken. Vanmorgen, he, toen het begon, toen zei ze al na een paar minuten: “Sterf jij met je varkenskop.” Nu zult u zeggen, goed, wat is daar dan mee? Maar ik heb haar eens verteld, toen we nog verliefd

[pagina 63]
[p. 63]

waren dat ik vond dat als ik van opzij in een spiegel keek ik een beetje varkensoogjes had en of ze dat erg vond. Nee hoor, dat vond ze toen juist zo lief. Maar nou speelt ze het tegen me uit in ruzies. Dan is het maar varkenskop voor en varkensoogjes na. Dat is toch gemeen?’

‘He ja,’ zei de vrouw, ‘en straks gaan we ruzie maken dat ik alles tegen vreemden vertel. Straks ga je ook nog vertellen dat je zweetvoeten heb.’

‘Ik heb géén zweetvoeten,’ riep de man krachtig. ‘Dat zeg je nou wel altijd, maar ik doe behoorlijk mijn voetverzorging. Ziet u,’ die was weer tegen mij, ‘dat is haar taktiek. Steeds nieuwe dingen aanvoeren. Steeds meer materiaal voor een ruzie. Alles komt eruit. Straks weet niemand meer waar het over gaat, maar zij gaat door, de gekste dingen.’

Ik had inmiddels mijn krant opgevouwen en maakte aanstalten om weg te gaan, omdat ik de toestand niet helemaal meer zag. ‘Ik moet u helaas verlaten,’ zei ik.

‘Kon ik dat ook maar zeggen,’ zuchtte de man.

‘Van mij mag je,’ zei de vrouw. ‘Je rot maar op. Direct. De groeten.’

‘Marleen!’ riep de man, ‘hoe kan je het zeggen. Waarom ga je zó ver?’

Ik stond op en overwoog hoe ik zou groeten. ‘Nou, ga dan mee!’ zei de vrouw. De man leek me even in tweestrijd, maar daarna vlijde hij zich tegen de rugleuning van zijn stoel en sloeg zijn benen over elkaar.

‘o.k.,’ hoorde ik de vrouw achter me nog zeggen. ‘Dan vraag je er zelf om, varkenskop. Ja, de kop van een zeug heb je, met 't afgebladderde lijf van een beer. Een zure protestantse zeugekop aan 't antirevolutionaire afgebladderde lijf van een beer. En laat ik je daarom eens en vooral zeggen...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken