Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Vrije plek

Die late namiddag zat ik vrijwel alleen in het kroegje. Slechts af en toe viel er iemand even binnen, met een rood gezicht en blazend van de kou. Na een stevig drankje verdwenen ze dan weer spoedig, want het begon al op te vriezen en ze wilden allemaal thuis zijn voor de gladheid onbarmhartig toe zou slaan. Ze voorspelden ook allemaal dat het een streng wintertje zou worden; ik werd zelfs diverse malen uitgenodigd daar donder op te zeggen. Er was ook een man die Piet heette en een bontmuts droeg. Hij voorspelde in de eerste week van januari een fraaie Elfstedentocht. Hij zou er zélf weer bij zijn, maar zijn broer Gerard zou het laten afweten, omdat die bij de vorige elfstedentocht een gedeeltelijk bevroren geslacht had opgelopen. ‘Je kan het merken aan m'n neefjes. Hij heeft er een van tien, een van acht, een van zes en daarna pas een van een. Dus je kan nagaan hoe lang hij daar weet van heeft gehad.’

Door hem moest ik me haasten om op tijd thuis te zijn, want Jan R. zou me afhalen. Hij moest in Utrecht in een forum zitten, en hij is zo begaafd in het in forums zitten dat ik dat wel eens wilde zien. Hij heeft een auto die voor een gladde weg uitstekend geschikt is: er zitten zoveel deuken in dat het niet uitmaakt met welke kant je tegen de vangrail aanzakt. Verder mist zijn auto dat regelmatige brommen van de motor: na elke honderd meter komt er een soort oprisping, de wagen trekt sterk naar rechts en de snelheid neemt flink af. Net als je denkt dat je moet gaan liften herneemt alles razend en ronkend weer de oude gang. Jan blijft daar heel kalm onder, hij zegt alleen wel eens, af en toe: ‘Ik moet toch eens een nieuwe auto hebben.’

Soms begint er op het dashbord een kleurig waarschuwingslampje te gloeien, maar tegen de tijd dat hij heeft na-

[pagina 65]
[p. 65]

gegaan waar het voor is, is het meestal al weer uit. Zijn ruitenwissers zijn uit het Flintstonetijdperk: uiterst langzaam klimmen ze op tot verticale stand en vallen dan knerpend langs de voorruit met een harde bonk tegen de raamlijst aan. Daarna begint een benauwend afwachten of ze nog zin hebben zich weer terug te begeven, wat meestal wel lukt, al duurt het lang. Weigeren ze erg lang dan is een stevige vuistslag op een daarvoor gevoelige plaats op het dashboard voldoende.

In Utrecht moesten we in de Palmstraat zijn, in de buurt van de Biltstraat, wist Jan. In de Biltstraat troffen we een oud vrouwtje, dat uit een tasje een stratenboekje haalde, dat tien minuten lang bestudeerde en toen zei: ‘Het moet in de buurt van de Biltstraat zijn.’ Een oude jongen stuurde ons de vijfde zijstraat rechts in, toen was er een dame die ons vier merkwaardige bochten liet maken en toen stonden we bij de schouwburg, alwaar een wat oudere man zei: ‘Het is in de buurt van de Biltstraat,’ en ons gelukkig althans de Biltstraat weer wees.

Dank zij de hulp van nog twee mensen vonden we de Palmstraat, een niet zo brede straat met aan twee kanten auto's en in het midden een dikke laag blubberige dooisneeuw. Helemaal aan het einde was er rechts een redelijke ruimte om te parkeren. Jan zocht nog een jas en sigaretten en ondertussen stapte ik uit. Tien seconden later werd ik op de schouder getikt door een zeer grote man, met grote handen, en een manchester jasje.

‘Je kan hier niet parkeren,’ zei hij. ‘Straks komt er een vrachtwagen en die moet hier bij mij lossen.’

‘Maar dit is toch een vrije plaats,’ zei ik, maar niet erg hard. ‘Dat kan wel wezen,’ zei de man, ‘maar als je hier gaat staan dan douwen we 'm weg.

Inmiddels was Jan uitgestapt en begon de deur op slot te doen. ‘Hou maar op,’ riep ik, ‘je mag hier niet staan van meneer.’

[pagina 66]
[p. 66]


illustratie

‘Nee, vader,’ zei de man, ‘dat zeg ik niet. Je mag hier best staan van mij. D'r komt alleen straks een vrachtwagen en dan douwen we 'm weg.’

‘Dus kort gezegd, mogen we hier niet staan.’

‘Dat zure toontje bevalt me niet,’ zei de man. ‘Ik heb helemaal niet gezegd dat je hier niet mag staan. Maar op die zure manier waarop u tegen hem roept dat je hier niet mag staan leid ik af dat u denkt dat ik gezegd heb dat je hier niet mag staan. Maar je mag hier best staan van mij. Alleen komt er straks een vrachtwagen om te lossen bij mij en dan douwen we 'm weg.’

‘Dus het komt er toch op neer, dat we hier niet mogen staan van u.’

‘Nee, jij staat mijn woorden te verdraaien. Je mag hier rustig staan.’ Ondertussen had Jan de wagen op slot en kwam naar ons toe. De man zei tegen Jan: ‘Misschien wilt u een ander plekje zoeken. Je mag hier wel staan, hoor, alleen

[pagina 67]
[p. 67]

douwen we 'm weg. Er komt straks een vrachtwagen bij me lossen.’

‘Dit is toch een vrije plek,’ zei Jan. De man begon honend te lachen. ‘Daar heb je d'r nog zo één,’ zei hij hard. ‘Tuurlijk mag je hier staan. Je zal mij niet horen zeggen, dat je hier niet mag staan. Maar je moet hem wel weghalen want straks komt er een vrachtwagen hier bij me lossen en dan douwen we 'm weg.’

‘Met andere woorden, je mag hier niet staan van die man,’ zei ik tegen Jan.

‘Wéér dat toontje,’ riep de man kwaad. ‘Dat zeg ik helemaal niet. Je mag hier best staan. Je moet 'm alleen weghalen, want zo meteen komt er een vrachtwagen. Die moet lossen bij mij. En dan douwen we 'm weg.’

En op dat moment kwam de vrachtwagen, een grote groene, uit Gouda. ‘Effe wachten, Kees,’ riep de man over ons heen, ‘deze wagen gaat weg.’ En hij had gelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken